ECLI:NL:RBNHO:2021:5070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
9000454 \ CV EXPL 21-416
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande cursusgelden met betrekking tot een PO-deal, waarbij de gedaagde zich beroept op onvoorziene omstandigheden door de coronacrisis

In deze zaak heeft Sdu Uitgevers B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in gebreke is gebleven met de betaling van cursusgelden. De gedaagde heeft een overeenkomst gesloten met Sdu voor een PO-deal, waarbij een bedrag van € 2.352,43 gefactureerd is. De gedaagde heeft slechts drie betalingen verricht en is daarna in gebreke gebleven, ondanks diverse aanmaningen van Sdu. De gedaagde betwist de vordering en voert aan dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormen die hem verhinderd heeft om de cursus te volgen zoals oorspronkelijk bedoeld. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst is en dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat hij door de coronamaatregelen in betalingsonmacht verkeerde. De kantonrechter wijst de vordering van Sdu toe, inclusief de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 17 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9000454 \ CV EXPL 21-416
Uitspraakdatum: 17 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
SDU Uitgevers B.V.
statutair gevestigd te Den Haag
eiseres
verder te noemen: Sdu
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende en zaakdoende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Sdu heeft bij dagvaarding van 27 januari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 mei 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Sdu bij e-mail van 6 mei 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
In 2019 heeft [gedaagde] een overeenkomst gesloten met Sdu, te weten een PO-deal. Sdu heeft een bedrag van € 2.352,43 gefactureerd. De factuur mocht in zes termijn worden betaald, waarbij de laatste termijn op 20 juli 2020 zou vervallen.
2.2.
[gedaagde] heeft drie betalingen van € 392,07 verricht op respectievelijk 28 november 2019, 20 januari 2020 en 4 april 2020.
2.3.
Ondanks diverse aanmaningen van Sdu aan [gedaagde] is het volledige bedrag niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
Sdu vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.176,22 te vermeerderen met de contractuele rente subsidiair de wettelijke (handels) rente. Tevens vordert Sdu veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis.
3.2.
Sdu legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er sprake is van een overeenkomst. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de factuur.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat de coronacrisis en de maatregelen die de overheid in dit verband heeft getroffen, een onvoorziene omstandigheid zijn. Door de overheidsmaatregelen heeft Sdu haar cursussen online aangeboden in plaats van op locatie. Daardoor miste [gedaagde] de voorzieningen bij een dergelijke cursus, zoals de lunch, en het contact met collega’s. Dat laatste is voor [gedaagde] van wezenlijke toegevoegde waarde. Bovendien heeft Sdu niet voor alle cursussen online een alternatief aangeboden. Tenslotte had Sdu zich moeten vergewissen of [gedaagde] in betalingsonmacht verkeerde alvorens zij tot incassomaatregelen zouden overgaan. Volgens [gedaagde] moeten de gevolgen van de overheidsmaatregelen door partijen in gelijke verhouding gedragen worden.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat vast dat er een overeenkomst tot stand is gekomen die in beginsel moet worden nagekomen. Volgens [gedaagde] is er sprake is van onvoorziene omstandigheden.
5.2.
Ten aanzien van een beroep op onvoorziene omstandigheden op grond van artikel 6:258 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de kantonrechter voorop dat het uitgangspunt is dat overeenkomsten moeten worden nagekomen. Indien echter sprake is van onvoorziene omstandigheden kan de kantonrechter op vordering van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden als de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan worden verwacht. Een beroep op artikel 6:258 BW wordt slechts in uitzonderlijke gevallen gehonoreerd.
5.3.
De coronacrisis met de daaraan gekoppelde overheidsmaatregelen zijn een uitzonderlijke omstandigheid, die geen van partijen heeft kunnen voorzien en waar de overeenkomst geen regeling voor biedt. Sdu heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde] maandenlang geen gebruik heeft kunnen maken van de PO-deal. Uit de door Sdu overgelegde stukken blijkt dat er op 10 april 2020 een vernieuwd digitaal cursusaanbod is verzonden aan de deelnemers van de PO-deal, waaronder [gedaagde]. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Daarnaast heeft [gedaagde] niet geconcretiseerd welke cursussen hij heeft gemist.
5.4.
De stelling van [gedaagde] dat Sdu de overeenkomst niet in zijn geheel heeft nageleefd omdat de cursussen digitaal werden aangeboden in plaats van klassikaal wordt daarom verworpen. De kantonrechter is van oordeel dat Sdu, door de cursussen digitaal aan te bieden, een goed alternatief heeft aangeboden. Ten tijde van de overheidsmaatregelen was er voor geen enkele cursusaanbieder de mogelijkheid om klassikale cursussen te geven.
5.5.
Dat Sdu voordat zij tot incasso van haar vordering eerst moest informeren of [gedaagde] de vordering wel kon betalen, is onjuist. Indien [gedaagde] al ten gevolge van de coronacrisis een liquiditeitsprobleem had, lag het op zijn weg om dit op een eerder moment bij Sdu te melden en inzichtelijk te maken waarom het starten van een incassotraject onredelijk is. Dat [gedaagde] niet in staat is de vordering van Sdu te betalen, heeft hij overigens ook in deze procedure onvoldoende onderbouwd.
5.6.
Gelet op bovenstaande zal de kantonrechter de vordering van Sdu toewijzen.
5.7.
Sdu vordert de contractuele rente van 1% per maand over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten op grond van de toepasselijke leveringsvoorwaarden. [gedaagde] betwist dat de leveringsvoorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst omdat deze nimmer ter hand zijn gesteld.
5.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen een bestendige handelsrelatie bestaat. [gedaagde] heeft vaker cursussen afgenomen bij Sdu. Sdu heeft de toepasselijkheid van de leveringsvoorwaarden meermaals kenbaar gemaakt via onder meer haar facturen. [gedaagde] wist c.q. kon redelijkerwijs weten, vanaf het moment dat hij kennis nam c.q. kon nemen van de verwijzing naar de leveringsvoorwaarden, dat Sdu leveringsvoorwaarden hanteert. [gedaagde] had tegen dit gebruik moeten protesteren. Omdat hij dit heeft nagelaten, mocht Sdu op de toepasselijkheid hiervan vertrouwen. De gevorderde contractuele rente over de hoofdsom is toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter die zal toewijzen vanaf 20 juli 2020, de vervaldag van de laatste termijn. Sdu heeft onvoldoende aanknopingspunten gegeven voor een eerdere datum waarop [gedaagde] voor de gehele hoofdsom in verzuim is geraakt. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.
5.10.
Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Sdu worden gemaakt. De nakosten worden overeenkomstig de richtlijnen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele sectoren en Kantonsectoren begroot op een half salarispunt conform het gebruikelijke liquidatietarief voor proceskosten tot een maximum van € 124,00. De gevorderde rente over de nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Sdu van € 1.176,22, te vermeerderen met de contractuele rente over dat bedrag vanaf 20 juli 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Sdu van € 176,43 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Sdu tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 92,92
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 93,50 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Sdu worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter