ECLI:NL:RBNHO:2021:5164

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
8912112
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van DHL voor niet bezorgde poststukken en gebrekkige informatievoorziening

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen DHL Express (Netherlands) B.V. wegens schade die is ontstaan door het niet tijdig afleveren van een poststuk. De vordering is ingesteld op 25 november 2020, en de uitspraak vond plaats op 23 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestond tussen [eiseres] en DHL voor internationale verzendingen, waarbij DHL zich had verbonden om poststukken tijdig te bezorgen. Echter, het poststuk dat op 16 juli 2020 was opgehaald, werd niet op tijd afgeleverd bij het Pentagon, wat leidde tot schade voor [eiseres]. De rechtbank oordeelde dat DHL toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar dat de aansprakelijkheidslimieten uit het Verdrag van Montreal van toepassing waren. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling afgewezen, omdat de tekortkomingen van DHL niet konden worden aangemerkt als dwaling. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat DHL aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit gebrekkige informatievoorziening. Uiteindelijk werd DHL veroordeeld tot betaling van € 697,62 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente, en werd DHL ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8912112 \ CV EXPL 20-10252
Uitspraakdatum: 23 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: procederend in persoon
tegen
DHL Express (Netherlands) B.V.
gevestigd te Utrecht
gedaagde
verder te noemen: DHL
gemachtigde: mr. H.P.J. Leenders

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 25 november 2020 een vordering tegen DHL ingesteld. DHL heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna DHL een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.Feiten

2.1.
Tussen [eiseres] en DHL bestaat een (raam-)overeenkomst (hierna: de Overeenkomst), op grond waarvan DHL geregeld internationale pakket- en documentenverzendingen voor [eiseres] verzorgd.
2.2.
De overeenkomst is gebaseerd op het “Time Definite” serviceniveau. Dit serviceniveau is volgens de DHL Servicegids 2018 bedoeld voor tijdskritieke zendingen. Voor het vervoer van poststukken naar de Verenigde Staten staat in de Servicegids een indicatieve duur van twee dagen.
2.3.
Op de Overeenkomst zijn de ‘DHL Express Algemene Vervoersvoorwaarden’ (hierna: de Algemene Voorwaarden) van toepassing verklaard. In artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden is de ‘
aansprakelijkheid ten aanzien van elke Zending vervoerd door de lucht (inclusief bijkomend wegvervoer of stops op de route) beperkt door het Verdrag van Montreal (…)’. Verder is bepaald dat de aansprakelijkheid van DHL beperkt is tot ‘
uitsluitend directe schade aan en verlies van een Zending en tot de per kilogram limieten als neergelegd in dit artikel 6.In artikel 6.2 is bepaald dat ‘
DHL alle redelijke inspanningen zal leveren om de zending volgens haar normale afleveringsschema’s af te leveren; deze schema’s zijn echter niet bindend en vormen geen onderdeel van de overeenkomst. DHL is niet aansprakelijk voor enige schade of verlies veroorzaakt door vertraging (…)’.
In artikel 12 is bepaald dat het recht van het land van vertrek van de zending van toepassing is op geschillen voortvloeiend uit of verband houdend met de Algemene Voorwaarden.
2.4.
Op 16 juli 2020 heeft [eiseres] DHL opdracht gegeven tot verzending van een poststuk aan de General Counsel van het Amerikaanse Department of the Army te Washington D.C. (hierna: het Pentagon). Het ging om een juridisch beroepsschrift dat privacygevoelige informatie bevatte over de directeur-grootaandeelhouder van [eiseres] .
2.5.
Op 17 juli 2020 heeft DHL het poststuk bij [eiseres] opgehaald.
2.6.
Op 27 juli 2020 bleek uit het tracingsysteem van DHL dat het poststuk nog niet bij het Pentagon was afgeleverd, waarbij als opmerking stond aangegeven: “
The shipment could not be delivered immediately”.
2.7.
In de daarop volgende periode heeft [eiseres] meermaals (zowel telefonisch als per e-mail) contact met DHL gezocht om te vragen om een status update en een oplossing voor het probleem in de verzending. Daarbij is benadrukt dat er een belangrijke deadline voor de aflevering van het poststuk was. DHL heeft op deze contactverzoeken veelal niet gereageerd.
2.8.
Bij e-mail van 31 juli 2020 heeft [eiseres] bij DHL de urgentie van tijdige aflevering benadrukt en haar een termijn van vijf werkdagen gegeven om het poststuk alsnog af te leveren. [eiseres] heeft verder gemeld dat zij zich (vanwege de naderende deadline en het uitblijven van een oplossing van DHL) genoodzaakt zag een duplicaat van het poststuk via een andere vervoerder te verzenden. DHL heeft op deze e-mail niet gereageerd.
2.9.
Op 31 juli 2020 heeft [eiseres] een duplicaat van het poststuk via Post NL verzonden, dat op 17 augustus 2020 succesvol bij het Pentagon is afgeleverd.
2.10.
Bij e-mail van 5 augustus 2020 heeft [eiseres] DHL in gebreke gesteld en gesommeerd zending uiterlijk op 7 augustus 2020 af te leveren, bij gebreke waarvan DHL aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade en kosten en DHL het poststuk uiterlijk 7 augustus 2020 moet retourneren.
2.11.
In een telefoongesprek op 7 augustus 2020 heeft DHL [eiseres] laten weten dat er geen bevoegde chauffeur beschikbaar was om de zending bij het Pentagon af te leveren en dat [eiseres] het pakket zelf bij het depot in Washington kon ophalen als ze het terug wil hebben.
2.12.
Bij e-mail van 8 augustus 2020 heeft [eiseres] DHL aansprakelijk gesteld voor schade en kosten en haar gesommeerd het poststuk uiterlijk 12 augustus 2020 te retourneren, bij gebreke waarvan juridische stappen zouden volgen.
2.13.
Omdat het poststuk op 12 augustus 2020 niet retour was ontvangen, en DHL niet had gereageerd op het verzoek van [eiseres] om uit te leggen waarom dat niet was gebeurd, heeft [eiseres] op 13 augustus 2020 een advocaat ingeschakeld.
2.14.
De advocaat heeft op 13, 14, 15 en 19 augustus 2020 (telefonisch en online) contact met DHL gezocht. De advocaat heeft voor zijn diensten een bedrag van in totaal € 609,00 exclusief BTW aan [eiseres] gefactureerd.
2.15.
Op 19 augustus 2020 heeft [eiseres] het poststuk van DHL retour ontvangen.
2.16.
Op 25 augustus 2020 heeft [eiseres] van DHL ten behoeve van de vervoersopdracht een factuur van € 45,24 ontvangen. Ondanks protest tegen de factuur en een intrekking van de incassomachtiging door [eiseres] , is het gefactureerde bedrag bij [eiseres] afgeschreven. Nadat de incasso door [eiseres] was teruggedraaid, ontving zij op 20 oktober 2020 een sommatiebrief van DHL met aankondiging van incassomaatregelen indien de factuur niet zou worden voldaan.
2.17.
Op 23 oktober 2020 heeft [eiseres] de factuur - ter voorkoming van een incassotraject en onder uitdrukkelijk protest – aan DHL voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert primair dat de kantonrechter de overeenkomst met DHL vernietigt danwel de vervoersopdracht nietig verklaart en subsidiair dat voor recht wordt verklaard dat DHL geen beroep op enig exoneratiebeding toekomt. Daarnaast vordert [eiseres] dat de kantonrechter DHL veroordeeld tot betaling van €3.376,03, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeenkomst met DHL wegens dwaling vernietigd moet worden omdat DHL haar (bewust of onbewust) heeft misleid door [eiseres] ten onrechte te laten geloven dat zij de opdracht tot het verzenden van het poststuk correct kon uitvoeren. Om die reden is DHL geen betaling verschuldigd voor de niet geleverde diensten en kan DHL zich niet op enig exoneratiebeding ten aanzien van de te vorderen schade en kosten beroepen. De tekortkomingen van DHL leveren zowel een wanprestatie als onrechtmatige daad op. DHL moet worden veroordeeld tot terugbetaling van het factuurbedrag van € 45,24 en tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade en gemaakte kosten van in totaal € 3.330,79.

4.Het verweer

4.1.
DHL betwist de vordering (gedeeltelijk). DHL erkent dat zij fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van de vervoersopdracht en dat zij [eiseres] niet / onvoldoende heeft geïnformeerd. Op grond van het in de Algemene Voorwaarden van toepassing verklaarde Verdrag van Montreal (hierna: het Verdrag) is de aansprakelijkheid van DHL beperkt tot de in het Verdrag opgenomen limiet, te weten: 2,42 SDR. Voor het geval wordt geoordeeld dat het Verdrag niet van toepassing is, geldt eenzelfde limiet op grond van artikel 8:1359 lid 1 BW. Voor het geval wordt geoordeeld dat ook artikel 8:1359 BW niet van toepassing is, geldt op grond van artikel 8:1105 BW een aansprakelijkheidslimiet tot het vrachtbedrag van € 45,24. Deze limieten gelden ook in het geval de schadevergoeding wordt gebaseerd op een onrechtmatige daad.
4.2.
Voor wat betreft de gevorderde schade-/kostenposten geldt dat de gedeclareerde interne uren buitenproportioneel zijn. [eiseres] dient haar schade te beperken en dat heeft zij na verzending van het duplicaat gedaan, zodat daarna bestede (interne) uren sowieso niet voor vergoeding in aanmerking komen.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de overeenkomst tussen partijen wegens dwaling moet worden vernietigd en of DHL gehouden is € 3.376,03 aan [eiseres] te betalen.
Toepasselijk recht
5.2.
De zaak zal worden beoordeeld naar Nederlands recht, omdat in artikel 12 van de Algemene Voorwaarden het recht van het land van vertrek van de zending van toepassing is verklaard.
Vernietiging overeenkomst / nietig verklaren opdracht wegens dwaling?
5.3.
Van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 BW is sprake wanneer een overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten en (onder a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten of (onder b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. In artikel 6:228 lid 2 BW is bepaald dat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die een toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwaling behoort te blijven.
5.4.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat door DHL fouten zijn gemaakt bij de uitvoering van de vervoersopdracht, als gevolg waarvan de opdracht uiteindelijk niet is volbracht. Het betreft hier echter een toekomstige omstandigheid waarover gedwaald is, aangezien niet is komen vast te staan dat DHL bij het aangaan van de overeenkomst wist (of had moeten weten) dat zij de opdracht door een uitvoeringsfout niet zou kunnen voltooien. Een beroep op dwaling kan om die reden niet slagen. De kantonrechter zal daarom de vordering van [eiseres] tot vernietiging van de overeenkomst, danwel nietigverklaring van de verzendopdracht wegens dwaling, afwijzen (artikel 6:228 lid 2 BW).
Beperking aansprakelijkheid DHL?
5.5.
Gelet op de erkenning van haar (aan te rekenen) fouten, staat vast dat DHL toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomst, als gevolg waarvan DHL in beginsel verplicht is de geleden schade te vergoeden (artikel 6:74 lid 1 BW).
5.6.
De door [eiseres] gestelde tekortkoming is tweeledig : i) vertraging in de aflevering van het poststuk en ii) gebrekkige informatievoorziening over de status van de (retour-)zending. Dit onderscheid is van belang omdat de limieten uit het Verdrag en artikel 8:1359 BW alleen betrekking hebben op schade als gevolg van schade, verlies of vertraging (in de aflevering) van de verzending. Ook de artikelen 8:1103 en 8:1105 BW (die betrekking hebben op goederenvervoer over de weg) voorzien niet in een uitputtende regeling voor de aansprakelijkheid van de vervoerder. De daaruit voortvloeiende limieten zien uitsluitend op tekortkomingen van de vervoerder van zijn hoofdverplichtingen (conforme en tijdige aflevering). Voor schade die geen verband houdt met of voortvloeit uit schending van deze hoofdverplichting, geldt het algemene toepasselijke nationale recht. [1]
5.7.
De conclusie van het voorgaande is dat de aansprakelijkheidslimieten niet van toepassing zijn voor zover de door [eiseres] gevorderde schadeposten het gevolg zijn van gebrekkige informatievoorziening door DHL. Voor zover het gaat om schade als gevolg van de vertraging in de aflevering van het poststuk zal hierna worden beoordeeld in hoeverre DHL een beroep op de aansprakelijkheidslimieten toekomt.
Vergoeding schade- en kostenposten?
5.8.
De door [eiseres] gevorderde schade- en kostenposten zijn:
a) factuur advocaat ten behoeve van retourzending
b) e-mails en telefoontjes met DHL (7,5 interne uren)
c) verzenden duplicaat (factuur Post NL) en aanmaken duplicaat (2 interne uren)
d) opstellen dagvaarding (20 interne uren)
e) factuur DHL
Ad a) Factuur advocaat
5.9.
Voor deze post geldt, zoals [eiseres] ook heeft aangevoerd, dat deze niet is veroorzaakt door een vertraging in de verzending, maar door gebrekkige informatievoorziening door DHL. Gevolg hiervan is dat de aansprakelijkheidslimieten waarop DHL een beroep heeft gedaan, hierop geen betrekking hebben (rechtsoverweging 5.6). DHL heeft immers – ondanks verzoeken daartoe van [eiseres] – niet (tijdig) gecommuniceerd waarom de zending nog niet was afgeleverd, welke acties zij daarop zou nemen, of (en wanneer) het poststuk alsnog zou worden afgeleverd en – in een later stadium – of en wanneer het poststuk retour zou worden gestuurd. Deze tekortkomingen zijn DHL (ernstig) aan te rekenen, te meer omdat [eiseres] al in één van de eerste contacten duidelijk had gemaakt welk (groot) belang zij bij een tijdige aflevering had. Ook op de herhaalde verzoeken van [eiseres] om het poststuk retour te sturen, heeft DHL niet of nauwelijks gereageerd. Nadat aanvankelijk iedere reactie uitbleef, werd aangegeven dat [eiseres] het poststuk zelf kon ophalen in Washington. Gelet op deze reactie en vanwege het (door [eiseres] onbetwist gestelde) vertrouwelijke karakter van het poststuk is het begrijpelijk dat [eiseres] zich uiteindelijk genoodzaakt zag een advocaat in te schakelen. Indien DHL [eiseres] wel tijdig en volledig had geïnformeerd, dan had [eiseres] haar inspanningen achterwege kunnen laten, meteen een duplicaatzending kunnen regelen en geen advocaat hoeven inschakelen.
5.10.
Uit de door [eiseres] overgelegde factuur met specificatie van 24 augustus 2020 blijkt dat de advocaat in totaal 2.05 uur (tegen een tarief van € 190,00) heeft besteed aan telefoontjes en e-mails naar DHL en aan overleg met [eiseres] . De kantonrechter acht dit niet onredelijk en zal de vordering ten behoeve van deze advocaatkosten van € 409,50 toewijzen.
5.11.
De vordering terzake de factuur van 14 oktober 2020 wordt afgewezen. Volgens de specificatie gaat het om werkzaamheden (verricht nádat het poststuk door [eiseres] retour was ontvangen) die betrekking hebben op het voornemen van [eiseres] om een procedure tegen DHL te starten. Dergelijke kosten worden geacht te zijn inbegrepen in de proceskostenveroordeling zoals bedoeld in artikel 237 Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Over de proceskostenveroordeling zal hierna een beslissing worden genomen.
Ad b) E-mails en telefoontjes (8 interne uren)
5.12.
Het gaat hier om inspanningen van [betrokkene] van [eiseres] om contact te krijgen met DHL en de benodigde informatie over de status/uitvoering in de vervoersopdracht boven water te krijgen. Omdat DHL nergens (adequaat) op reageerde, is daar blijkens het dossier veel tijd in gaan zitten. Het gaat hier dus om schade die niet het gevolg is van de vertraging in de verzending zelf, maar van de gebrekkige informatievoorziening vanuit DHL, waardoor [eiseres] kosten heeft moeten maken ter voorkoming van schade. Ook hierop zijn de aansprakelijkheidslimieten dus niet van toepassing (rechtsoverweging 5.6). De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a BW toe tot een bedrag van € 240,00. Daarbij is uitgegaan van een uurtarief van € 30,00 in plaats van € 90,00, omdat niet valt in te zien waarom deze werkzaamheden niet (grotendeels) door een (minder kostbare) administratieve kracht hadden kunnen worden uitgevoerd.
Ad c) Duplicaat
5.13.
Het duplicaat is verzonden om ervoor te zorgen dat - wanneer het poststuk niet tijdig door DHL zou worden afgeleverd - het duplicaat in elk geval wel binnen de deadline zou aankomen. De kantonrechter is van oordeel dat dit wel een gevolg van de vertraging in de DHL-zending. Indien [eiseres] immers wel tijdig en volledig door DHL was geïnformeerd over de vertraging, dan had zij deze kosten óók moeten maken.
5.14.
Zoals onder 5.6 is overwogen, is aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging in de aflevering in het Verdrag gelimiteerd tot, in dit geval, € 2,88. Het verweer van [eiseres] dat de limieten uit het Verdrag niet gelden omdat de vertraging zich niet heeft voorgedaan in het luchtvervoers-deel maar in het wegvervoers-deel, slaagt niet. Het Verdrag is weliswaar van toepassing op luchtvervoer, maar in artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden zijn de limieten uit het Verdrag óók van toepassing verklaard op alle anderen delen van het (door-to-door) vervoer. Het gaat hier dus om een contractuele uitbreiding van de limieten uit het Verdrag op andere onderdelen van het vervoer dan het luchtvervoer (namelijk het wegvervoer). Een dergelijke uitbreiding is geldig, tenzij deze in strijd is met een wettelijk aansprakelijkheidsregime.
5.15.
DHL heeft erop gewezen dat de limieten uit het Verdrag gelijk zijn aan het wettelijke aansprakelijkheidsregime uit artikel 8:1359 BW (luchtvervoer). Met [eiseres] is de kantonrechter echter eens dat dit regime niet op het onderhavige geval van toepassing is. Omdat vaststaat dat het probleem in de uitvoering zich pas na voltooiing van het luchtvervoer – in het natraject - heeft voorgedaan (het poststuk is 21 juli 2020 al in Washington aangekomen), geldt op grond van artikel 8:1351 lid 2 BW dat niet het luchtrecht maar het wegvervoerrecht van titel 13 van boek 8 BW van toepassing is.
5.16.
In titel 13 boek 8 BW is bepaald dat de vervoerder bij vertraging ontstaan tijdens ‘the last mile’ aansprakelijk is tot het bedrag van de vracht van, in dit geval, € 45,24 (artikel 8:1103, 1105 BW). Deze limiet ligt hoger dan de limieten uit het Verdrag, maar het betreft hier (semi-)dwingend recht waarvan rechtsgeldig is afgeweken zoals bedoeld in artikel 8:1102 BW.
5.17.
[eiseres] heeft nog betoogd dat de betreffende afwijking op grond van artikel 8:1108 BW niet rechtsgeldig zou zijn omdat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Voor de toepassing van artikel 8:1108 BW moet echter sprake zijn van
‘gedrag dat moet worden aangemerkt als roekeloos en met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien, wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden’. [2] Weliswaar is DHL ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar van opzet of bewuste roekeloosheid in bovengenoemde zin is echter geen sprake.
5.18.
De conclusie van het voorgaande is dat DHL terecht een beroep doet op de aansprakelijkheidsbeperkende limieten uit het Verdrag. De kantonrechter zal de vordering terzake het aanmaken, controleren, vervoeren (km vergoeding) en verzenden van het Duplicaat daarom toewijzen tot een bedrag van € 2,88.
Ad d) opstellen dagvaarding
5.19.
De kantonrechter begrijpt dat deze kosten zien op werkzaamheden van [betrokkene] van [eiseres] ten behoeve van het opstarten van deze procedure en het opstellen van de dagvaarding. Dergelijke kosten worden geacht te zijn inbegrepen in de proceskostenveroordeling zoals bedoeld in artikel 237 Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Over de proceskostenveroordeling zal hierna een beslissing worden genomen.
Ad e) factuur DHL
5.20.
Deze vordering heeft betrekking op de factuur die DHL bij [eiseres] heeft geïncasseerd heeft voor de vervoersopdracht om het poststuk bij het Pentagon af te leveren. Door aan DHL te wijten omstandigheden is de vervoersopdracht echter niet voltooid; het poststuk is nooit door DHL bij het Pentagon afgeleverd. [eiseres] heeft de factuur dus onverschuldigd betaald (betaald voor niet geleverde diensten). De vordering tot terugbetaling van het gefactureerde bedrag van € 45,24 wordt daarop toegewezen.
Wettelijke rente
5.21.
De wettelijke rente over de in r.o. 5.10, 5.12, 5.18 en 5.20 toegewezen bedragen wordt toegewezen zoals gevorderd.
Verklaring voor recht
5.22.
Omdat hiervoor onder 5.18 is overwogen dat DHL voor wat betreft de gevorderde kosten voor het duplicaat terecht een beroep op de aansprakelijkheidsbeperkende clausules doet, wordt de vordering om voor recht te verklaren dat DHL geen beroep op enig exoneratiebeding toekomt, afgewezen.
Proceskosten
5.23.
De proceskosten komen voor rekening van DHL, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. DHL zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van de dagvaarding en het griffiegeld. Voor een salaris gemachtigde komt [eiseres] niet in aanmerking, omdat door haar niet met een professionele gemachtigde is geprocedeerd (artikel 238 lid 1 Rv).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt DHL tot betaling aan [eiseres] van € 697,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt DHL tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op € 591,60, te weten:
dagvaarding € 92,60;
griffierecht € 499,00
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 15 april 1994, NJ 1995/114 en HR 18 december 2015, NJ 2016/341
2.HR 22 februari 2002, NJ 2002/388.