Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser sub 1]
verweerders in reconventie
[gedaagde]
eiseres in reconventie
1.Het procesverloop
2.De feiten
Uw client heeft de opdracht geannuleerd eenzijdig. Wij zullen de aanbetaling gebruiken als annulering kosten om onze gemaakte kosten te dekken.
3.De vordering
I. de overeenkomst tussen partijen ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 6.209,41 vermeerderd met de wettelijke rente;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 685,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
4.Het verweer en de tegenvordering
e-mail d.d. 16 maart 2020 de overeenkomsten eenzijdig heeft beëindigd zonder dat [gedaagde] in verzuim was. [eiser] dient daarom de gehele aanneemsom te betalen verminderd met de ‘besparingen’ voor [gedaagde] .
I. voor recht verklaart dat de aanneemsommen minus de besparingen van [gedaagde] in totaal € 8.760,40 inclusief btw bedragen;
II. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 2.550,99 vermeerderd met de wettelijke rente;
III. [eiser] veroordeelt tot de proceskosten inclusief de nakosten.
€ 2.550,99 dat betaald moet worden.
5.De beoordeling
Per e-mails d.d. 16 en 26 maart 2020 heeft [eiser] geschreven dat hij geen vertrouwen meer heeft in [gedaagde] en dat hij de opdrachten wilde ontbinden/intrekken. Hierna, op 26 maart 2020, hebben partijen telefonisch contact gehad en heeft [gedaagde] per e-mail d.d. 30 maart 2020 opnieuw een offerte gestuurd naar [eiser] waarbij hij heeft geschreven:
naar aanleiding van ons gesprek vorige week doe ik u hierbij deze mail toekomen.Op 20 april 2020 heeft [gedaagde] nogmaals een (aangepaste) offerte gestuurd naar [eiser] en op 6 mei 2020 heeft [gedaagde] gevraagd of de schuifpui nu met een kraan geleverd moest worden. Na de door [eiser] verstuurde e-mails op 16 en 26 maart 2020 hebben partijen dus nog contact gehad over de (uitvoering van de) orders totdat partijen op 25 juni 2020 in gesprek zijn gegaan met elkaar in de showroom. Pas per e-mail d.d. 29 juni 2020 geeft [gedaagde] aan dat hij niet de juiste partij is om de orders uit te voeren.
6.De beslissing
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;