ECLI:NL:RBNHO:2021:5203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
8244173 \ CV EXPL 19-19953
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines A.G. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Wenen, die hen heeft verhinderd om hun aansluitende vlucht naar Tirana te halen. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder, Austrian Airlines, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder heeft echter aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, aangezien de luchtverkeersleiding meerdere keren nieuwe slottijden heeft opgelegd aan de voorgaande vlucht, wat de vertraging van de vlucht van de passagiers heeft veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet hebben aangetoond dat er alternatieve mogelijkheden waren om hen eerder naar Tirana te vervoeren.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de rol van buitengewone omstandigheden in luchtvaartcompensatiezaken en de verantwoordelijkheden van zowel de vervoerder als de passagiers in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8244173 \ CV EXPL 19-19953
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) met vluchtnummer OS372 en aansluitend van Wenen naar Tirana (Albanië) met vluchtnummer OS847 op 10 oktober 2019.
2.2.
Vlucht OS372 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Tirana gemist. De geplande aankomsttijd van vlucht OS847 was 14:20 uur lokale tijd. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee de passagiers (met een vertraging van bijna 10 uur) op 11 oktober 2019 om 00:12 uur lokale tijd zijn aangekomen te Tirana.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Hij heeft daartoe, onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht in kwestie is de vlucht Wenen – Amsterdam een conditio sine qua non. De twee (rotatie)vluchten zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Een vertraging van de ene vlucht werkt automatisch door naar de volgende vlucht. De voorgaande vlucht (OS371) stond gepland om te vertrekken om 05:15 UTC en om 07:10 UTC te arriveren. Deze vlucht is echter vertraagd uitgevoerd wegens vertragingscode 81, hetgeen betekent dat de luchtverkeersleiding beperkingen oplegde. Reeds om 03:15 UTC, trok de luchtverkeersleiding het oorspronkelijke “slot” van 05:15 UTC in en verving die door het “slot” van 05:49 UTC. Vlucht OS371 heeft van dit slot gebruik gemaakt en is met een vertraging van 18 minuten om 07:28 UTC te Amsterdam aangekomen
.Ook de onderhavige vlucht kreeg een andere “slot” tijd opgelegd. Vervolgens is het slot nog een aantal keer gewijzigd totdat een slot van 09:08 uur UTC is toegekend en het toestel dit slot heeft gebruikt. De onderhavige vlucht is vervolgens met een aankomstvertraging van 37 minuten om 10:32 uur UTC (12:32 uur lokale tijd) te Wenen geland. De passagiers hebben als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, welke om 12:45 uur lokale tijd uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. De bemanning van de vluchten moet gevolg geven aan de instructie van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De vervoerder kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheden niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan omdat zij hebben nagelaten te vermelden hoe laat zij in Tirana zijn aangekomen en met welke vlucht. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagiers de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen zijn vervoerd moet vermelden, maar dat zij de bij hen bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor dienen te vermelden, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagiers bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagiers niet hebben voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagiers in repliek hebben gesteld dat zij om 00:12 uur in Tirana zijn aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagiers hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagiers op de eindbestemming.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De vervoerder beroept zich op buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder de vluchtrapporten en de ‘slot histories’ van vlucht OS371 en vlucht OS372 overgelegd. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding (meerdere malen) een nieuw slot heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie. Het betreft besluiten die specifiek waren gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd wegens vertragingscodes 81 en 82
.De vervoerder verwijst onder meer naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 81 staat voor “ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems” en vertragingscode 82 voor “ATFM due to ATC STAFF/EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area”. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Een nieuw slot is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld nog gebleken is dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in dit geval de nieuwe slottijden die zijn opgelegd aan de voorgaande vlucht en de vlucht in kwestie aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vervoerder heeft voorts voldoende aangetoond dat de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Amsterdam – Wenen). Uit het vluchtrapport van de vlucht in kwestie volgt immers dat er een vertraging is van 8 minuten wegens code 93; “AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie. De vertraging ontstaan als gevolg van de buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Tirana te halen. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Vast staat dat de passagiers oorspronkelijk een overstaptijd van 50 minuten hadden en dat de minimale overstaptijd te Wenen 25 minuten bedraagt. Er was dus sprake van een buffer van 25 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat hij de passagiers naar het eerst mogelijke alternatief, waarop plaatsen beschikbaar waren, heeft omgeboekt. De passagiers betwisten dat er geen plek was op eerdere vluchten en stelt dat de vervoerder de passagiers naar ‘een andere route’ had kunnen omboeken, maar zij laten na aan te tonen dat op een eerdere vlucht nog plek voor hen beschikbaar was. De passagiers zijn uiteindelijk met de vervangende vlucht met een vertraging van circa 10 uur op de eindbestemming aangekomen. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder geen bewijs heeft geleverd waarom het inzetten van een ander toestel niet tot de mogelijkheden behoorde. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet, althans niet op zodanig korte termijn, mogelijk was om een ander toestel in te zetten om vlucht OS372 alsnog op tijd uit te voeren. De kantonrechter oordeelt gelet op het voorgaande dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken en dat er in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter