ECLI:NL:RBNHO:2021:5508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
8432083 \ CV EXPL 20-3108
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Wenen en aansluitend naar Sarajevo op 25 april 2018. De passagier miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van de eerste vlucht, waarvoor hij compensatie eiste op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging was veroorzaakt door instructies van de luchtverkeersleiding, waardoor de passagier niet in aanmerking kwam voor compensatie. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagier werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8432083 \ CV EXPL 20-3108
Uitspraakdatum: 21 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde K.R. Bottema (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 27 maart 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Wenen (Oostenrijk) met vluchtnummer OS372 en aansluitend van Wenen naar Sarajevo (Bosnië en Heregovina) met vluchtnummer OS757 op 25 april 2018.
2.2.
Vlucht OS372 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Sarajevo gemist. De geplande aankomsttijd van vlucht OS757 was 14:20 uur lokale tijd. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee de passagier (met een vertraging van bijna 7 uur) om 21:30 uur lokale tijd is aangekomen te Sarajevo.
2.3.
Yource heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 44,70, althans € 48,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- een certificaat als bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Hij heeft daartoe, onder meer het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht in kwestie is de vlucht Wenen – Amsterdam een conditio sine qua non. De twee (rotatie)vluchten zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Een vertraging van de ene vlucht werkt automatisch door naar de volgende vlucht. De voorgaande vlucht (OS371) stond gepland om te vertrekken om 05:20 uur UTC en om 07:15 uur UTC te arriveren. Deze vlucht is echter vertraagd uitgevoerd wegens vertragingscode 84, hetgeen betekent dat de luchtverkeersleiding beperkingen oplegde. Reeds om 03:20 uur UTC, trok de luchtverkeersleiding het oorspronkelijke “slot” van 05:20 uur UTC in en verving die door het “slot” van 07:15 uur UTC. Vervolgens is het slot nog een aantal keer gewijzigd totdat een slot van 06:54 uur UTC is toegekend en het toestel dit slot heeft gebruikt. Vlucht OS371 is met een vertraging van 88 minuten om 08:43 uur UTC te Amsterdam aangekomen
.Tijdens de rotatie naar de vlucht in kwestie is 15 minuten van de vertraging ingelopen, maar deze vlucht kreeg ook te maken met een vertraging van 18 minuten vanwege vertragingscode 89K (vanwege door de plaatselijke luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen). De onderhavige vlucht is vervolgens met een aankomstvertraging van 70 minuten om 11:10 uur UTC (13:10 uur lokale tijd) te Wenen geland. De passagier heeft als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, welke om 13:10 uur lokale tijd uit Wenen is vertrokken, gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Sarajevo. De bemanning van vlucht OS371 moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft. De vervoerder kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, deze omstandigheden niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, te weten instructies van de luchtverkeersleiding, waarbij de oorspronkelijke ‘slot’ werd ingetrokken en een latere ‘slot’ werd toegekend. De passagier heeft gesteld dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht en dat de delay code in een intern en eigen vluchtrapport door de vervoerder zelf is opgevoerd. De kantonrechter stelt vast dat in zowel het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport als in de overgelegde ‘ATC-Slot history’ van vlucht OS371 vertragingscode (84) is vermeld. De vervoerder heeft toegelicht dat de “slot history” afkomstig is van de luchtverkeersleiding en dat de vluchtrapporten afkomstig zijn van de vervoerder, die de bemanning conform de feiten invult en waarbij de bemanning de vertragingscodes, die in de ‘slot history’ staan, overneemt. De kantonrechter oordeelt dat ook indien de ‘slot history’ een intern document betreft, zoals de passagier stelt, dit niet betekent dat dit onvoldoende is om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding (meerdere malen) een nieuw slot heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht vanwege vertragingscode 84. De vervoerder verwijst onder meer naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 84 staat voor “ATFM due to WEATHER AT DESTINATION”. Gelet op het voorgaande is ook voldoende aangetoond dat de vervoerder niet zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Volgens de passagier is bekend dat de ‘groundhandling’ op luchthavens tevens de oorzaak van het opleggen van een nieuw slot ‘is en kan zijn’, maar hij heeft niet onderbouwd dat dit in het onderhavige geval een rol heeft gespeeld bij het opleggen van een nieuw ‘slot’. De passagier heeft voorts gesteld dat de vervoerder geen ondersteunend bewijs heeft overgelegd ten aanzien van eventuele slechte weersomstandigheden. Hij heeft echter niet betwist dat wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt, deze vlucht niet de mogelijkheid heeft om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Een nieuw slot is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in dit geval de nieuwe slottijden die zijn opgelegd aan de voorgaande vlucht aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vraag of er sprake was van slechte weersomstandigheden, behoeft geen beantwoording. Dit is immers niet de buitengewone omstandigheid waar de vervoerder zich op beroept.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie. In het vluchtrapport van de onderhavige vlucht worden vertragingscodes 93 (73 minuten) en 89K (18 minuten) genoemd. Vertragingscode 93 staat volgens de “Standard IATA Delay Codes” voor “AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. Bij vertragingscode 89K staat in het vluchtrapport vermeld “miscellaneous start-up delay (local ATC)”. Volgens de vervoerder ging het om ‘door de plaatselijke luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen’. De vervoerder heeft dit verder echter niet toegelicht. Van vlucht OS372 heeft de vervoerder ook geen ‘slot history’ overgelegd. Voor zover er sprake is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van vlucht OS372, heeft de vervoerder dit dus niet onderbouwd.
5.6.
Bij deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 73 minuten aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De resterende (vertrek)vertraging van de onderhavige vlucht levert geen buitengewone omstandigheid op. Blijkens het vluchtrapport van de vlucht in kwestie (OS372) bedroeg de aankomstvertraging 70 minuten. Er is dus een deel van de vertraging tijdens de vlucht ingehaald. Zonder de buitengewone omstandigheid van 73 minuten zou de onderhavige vlucht om 11:57 uur lokale tijd dan wel uiterlijk om 12:18 uur lokale tijd te Wenen arriveren. Dit betekent dat de passagier in dit geval de aansluitende vlucht (die vertrok om 13:10 uur lokale tijd) had kunnen halen indien er (op de voorgaande vlucht) geen buitengewone omstandigheid was opgetreden. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Vast staat dat de passagier oorspronkelijk een overstaptijd van 70 minuten had en dat de minimale overstaptijd te Wenen 25 minuten bedraagt. Er was dus sprake van een buffer van 45 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat hij de passagier naar het eerst mogelijke alternatief, waarop plaats beschikbaar was, heeft omgeboekt. De passagier heeft dit niet betwist. De kantonrechter oordeelt gelet op het voorgaande dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken en dat er in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De passagier heeft in dit verband ook niets gesteld. Hij heeft weliswaar gesteld dat de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering van de vlucht te voorkomen, maar van annulering was geen sprake.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter