ECLI:NL:RBNHO:2021:5584

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
C/15/299797 / HA ZA 20-126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomsten stalen constructies: ontbinding en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Ferross Staalbouw B.V. en Vic Obdam Staalbouw B.V. over aannemingsovereenkomsten voor het vervaardigen van stalen constructies. Ferross vordert betaling van openstaande facturen en schadevergoeding, terwijl Vic Obdam in reconventie ontbinding van de overeenkomsten en schadevergoeding vordert. De rechtbank oordeelt dat Vic Obdam de overeenkomsten onterecht heeft ontbonden, omdat Ferross niet tekort is geschoten in de nakoming van de afspraken. De rechtbank wijst de vorderingen in conventie deels toe en de vorderingen in reconventie af. De rechtbank concludeert dat de kwaliteitseisen die Vic Obdam stelt niet zijn overeengekomen en dat Ferross aan de overeengekomen eisen heeft voldaan. De rechtbank veroordeelt Vic Obdam tot betaling van verschillende bedragen aan Ferross, vermeerderd met wettelijke rente, en wijst de vorderingen van Vic Obdam in reconventie af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/299797 / HA ZA 20-126
Vonnis van 23 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FERROSS STAALBOUW B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIC OBDAM STAALBOUW B.V.,
gevestigd te Obdam, gemeente Koggenland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. O.L. Andriesse te Amsterdam-Duivendrecht.
Partijen zullen hierna Ferross en Vic Obdam genoemd worden.

1.De zaak in het kort

Partijen hebben aannemingsovereenkomsten (WM26 en CM21) gesloten op grond waarvan Ferross in opdracht van Vic Obdam stalen constructies zou maken. Vic Obdam heeft de overeenkomsten met Ferross ontbonden, omdat het laswerk niet zou voldoen aan de eisen (tekortkoming). Volgens Ferross voldoet het laswerk wel en moet Vic Obdam de facturen voor WM26 alsmede de gederfde winst en het geleden verlies met betrekking tot CM21 aan Ferross betalen. Vic Obdam vordert in reconventie – kort gezegd – schadevergoeding als gevolg van de tekortkoming van Ferross. De rechtbank wijst de vorderingen in conventie deels toe en zij wijst de vorderingen in reconventie af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties,
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident,
  • het vonnis in het incident van 17 juni 2020,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende de eis in reconventie met producties,
  • de brief van 5 augustus 2020 met productie 8 van Vic Obdam,
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2020,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
  • de mondelinge behandeling van 23 maart 2021 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Andriesse alsmede de door de griffier bij die gelegenheid gemaakte aantekeningen,
  • de akte uitlating conclusie van antwoord in reconventie van Vic Obdam,
  • de akte uitlaten wijziging eis van Ferross.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
Partijen zijn als ondernemingen actief op het gebied van het vervaardigen van staalconstructies.
3.2.
Partijen hebben in 2019 een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het vervaardigen van delen van een stalen constructie. Deze overeenkomst wordt door partijen “WM26” genoemd. Partijen hebben daarna een tweede aannemingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst wordt door hen aangeduid als “CM21”. In beide gevallen was TATA Steel IJmuiden B.V. (hierna: TATA) de hoofdopdrachtgever en BAM Bouw en Techniek B.V. (hierna: BAM) de hoofdaannemer. BAM had op haar beurt een overeenkomst gesloten met Vic Obdam als onderaannemer.
3.3.
Op 28 mei 2019 heeft TATA aan BAM een ingebrekestelling gestuurd, omdat niet voldaan zou zijn aan de tussen hen overeengekomen kwaliteitseisen. De ingebrekestelling richt zich specifiek op het niet juist naleven van de regelgeving in geval van sub-contracting en op het niet juist naleven van de regelgeving ten aanzien van de gestelde inspecties en kwaliteitstesten/-controles door de KDT (Kwaliteits Dienst Techniek) van TATA.
3.4.
Vic Obdam heeft bij e-mail van 28 mei 2019 de ontbinding ingeroepen van de overeenkomsten. In dezelfde e-mail heeft Vic Obdam Ferross aansprakelijk gesteld in verband met aan Ferross verweten tekortkomingen in de nakoming.
3.5.
Vic Obdam heeft vier facturen van Ferross tot een totaalbedrag van € 286.243,07 ter zake van WM26 niet betaald.
3.6.
Partijen hebben over en weer zekerheden gevestigd. De door Vic Obdam verstrekte zekerheid is een depot van € 125.000,- op de derdengeldrekening van mr. Andriesse.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Ferross vordert samengevat - veroordeling van Vic Obdam tot betaling van de volgende bedragen, vermeerderd met (handels)rente en kosten:
  • € 286.243,07 (vier facturen WM26),
  • € 26.164,18 (onderhanden werk WM26),
  • € 11.947,- (gemaakte buitengerechtelijke kosten),
  • € 63.530,64 (schade door ontbinding van het werk CM21).
4.2.
Ferross legt – kort gezegd – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Vic Obdam heeft de twee aannemingsovereenkomsten onterecht ontbonden. De lassen in het werk WM26 zijn namelijk aanvaardbaar. Partijen hebben geen afspraken gemaakt op grond waarvan Ferross de regelgeving ten aanzien van de inspecties en kwaliteitstesten/-controles van TATA moest naleven. Alleen in de relatie tussen BAM en Vic Obdam gold de eis dat voldaan moest worden aan de zogenaamde “TATA specs”.
Als er al sprake zou zijn van een tekortkoming, dan is Ferross niet in verzuim komen te verkeren, omdat er geen ingebrekestelling is gestuurd en haar geen termijn is gegund om de tekortkoming te verhelpen. Bovendien rechtvaardigt de geringe ernst van de vermeende tekortkoming de ontbinding niet. Op het moment van de ontbinding was WM26 grotendeels uitgevoerd. Vic Obdam moet de openstaande facturen betreffende WM26 dan ook betalen.
Op het moment van de ontbinding werd CM21 voorbereid. Door de ontbinding kon Ferross CM21 niet uitvoeren. Daardoor heeft zij schade geleden. De schade bestaat uit gederfde winst (€ 47.565,-) en geleden verlies (€ 20.965,64), in totaal € 68.530,64.
4.3.
Vic Obdam concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Er zijn bepaalde normen voor de uitvoering van staalconstructies van toepassing op de overeenkomsten. Dit zijn normen die gelden binnen de hele Europese Unie. Ferross heeft erkend dat zij deze normen in acht moest nemen. De kwaliteitseisen van TATA zijn ook onderdeel van de overeenkomsten tussen partijen. Ferross heeft deze kwaliteitseisen ontvangen, daarvan kennisgenomen, ze aanvaard en er uitvoering aan gegeven. Ook heeft Ferross verklaard dat zij altijd werkt volgens de aan haar verstrekte certificaten. Het specifiek overeenkomen van de voorschriften of het back-to-back van toepassing verklaren was niet aan de orde, omdat de voorschriften gebruikelijk zijn en als zodanig onderdeel van de overeenkomst tussen partijen zijn gaan vormen. Ferross heeft de voorschriften niet in acht genomen en heeft daarom geen goed en deugdelijk werk geleverd.
Ferross is in de gelegenheid gesteld met een gedegen herstelplan ten komen, maar TATA heeft dit plan niet goedgekeurd en aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in Ferross. Ferross is in de gelegenheid gesteld het werk te laten onderzoeken en heeft dit inmiddels ook gedaan. Het rapport van Element is niet relevant, omdat geen gedegen onderzoek is gedaan. Een ingebrekestelling was nutteloos, want Ferross was niet in staat alsnog behoorlijk en tijdig na te komen. Dat de tekortkoming van bijzondere aard of geringe betekenis was en de ontbinding daarom niet zou rechtvaardigen, heeft Ferross niet onderbouwd.
Aangezien Ferross niet het werk heeft geleverd dat tegenover betaling van de facturen door Vic Obdam staat, is Vic Obdam niet gehouden de facturen (m.b.t. fasen 6 t/m 10) te betalen. Voor de facturen betrekking hebbend op de fasen 13 t/m 15 beroept Vic Obdam zich op verrekening met haar vordering in reconventie. Er was geen sprake van onderhanden werk, dus Vic Obdam is niet gehouden hiervoor een bedrag te betalen.
De door Ferross gevorderde kosten hoeven niet door Vic Obdam betaald te worden. Zij is namelijk niet aansprakelijk en de uitgevoerde onderzoeken waren zinloos en irrelevant. Ook wordt betwist dat ABT daadwerkelijk onderzoek heeft uitgevoerd.
De vordering m.b.t. CM21 moet ook worden afgewezen. Vic Obdam heeft namelijk gedwaald, omdat zij er op het moment van het sluiten van de overeenkomst onterecht vanuit ging dat Ferross kon voldoen aan de vereiste certificaten.
Subsidiair beroept Vic Obdam zich op ontbinding wegens wanprestatie, omdat Ferross door haar tekortkomingen bij het werk WM26 haar kans had verspeeld op goedkeuring als onderaannemer. Meer subsidiair voert Vic Obdam aan dat CM21 moet worden gezien als onderdeel van WM26 waardoor beide tegelijk en op dezelfde grond zijn ontbonden. Uiterst subsidiair voert Vic Obdam aan dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Bovendien zijn de door Ferross gevorderde bedragen incorrect, onaanvaardbaar en onredelijk.
in reconventie
4.4.
Vic Obdam vordert na eiswijziging samengevat – primair een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd op grond van bedrog dan wel dwaling. Subsidiair vordert zij een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn ontbonden vanwege een toerekenbare tekortkoming van Ferross. Secondair vordert zij veroordeling van Ferross tot betaling van € 261.802,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Ook vordert zij een verklaring voor recht dat de depotakte is ontbonden c.q. dat het de Stichting Beheer Derdengelden Galatea vrijstaat het depotbedrag van € 125.000,- uit te betalen aan Vic Obdam met veroordeling van Ferross tot het betalen van de wettelijke handelsrente over het depotbedrag.
4.5.
Vic Obdam legt – kort gezegd – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Ferross heeft onterecht gesuggereerd dat zij beschikte over de vereiste certificaten en zij heeft onvolledige informatie verstrekt over haar vakbekwaamheid. Daardoor is sprake van bedrog. In april 2019 was Vic Obdam nog in de veronderstelling dat Ferross zou kunnen en willen nakomen. Later bleek dat niet het geval. Daarom is sprake van dwaling. Als Vic Obdam namelijk destijds had geweten dat WM26 slecht zou worden uitgevoerd, had zij de opdracht voor CM21 niet aan Ferross verstrekt.
Door de tekortkoming van Ferross en de daarop volgende ontbinding van de overeenkomst(en) heeft Vic Obdam schade geleden. Vic Obdam heeft het werk van Ferross namelijk moeten (laten) herstellen en afmaken. Ook heeft Vic Obdam een boete verbeurd bij BAM door de tekortkoming van Ferross. De totale schade van Vic Obdam stelt zij op € 261.802,-.
4.6.
Ferross concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. De certificaten hebben geen rol gespeeld bij het sluiten van de overeenkomsten. NEN 1090 is niet uitdrukkelijk tussen partijen overeengekomen en op basis van die norm kan dus niet tot een tekortkoming aan de zijde van Ferross worden geconcludeerd. Overigens heeft Ferross wel gewerkt volgens deze norm. De lassen voldoen aan de eisen, ook al was de voorbereiding mogelijk niet volgens de norm. Van een tekortkoming is dus geen sprake.
Bovendien is Ferross niet in verzuim geraakt. Nakoming was namelijk steeds mogelijk en van een termijnoverschrijding of ingebrekestelling is geen sprake geweest. Er is sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van Vic Obdam, doordat zij ten onrechte de ontbinding heeft ingeroepen en nakoming door Ferross verhinderde. Door het schuldeisersverzuim had Vic Obdam geen opschortingsrecht en heeft zij geen recht op schadevergoeding.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
De kern van het geschil wordt gevormd door de vragen wat partijen zijn overeengekomen en of Ferross die afspraken is nagekomen. De rechtbank maakt bij de beantwoording van deze vragen onderscheid tussen WM26 en CM21.
WM26
Tijdstip sluiten overeenkomst?
5.2.
Het antwoord op deze vraag is van belang om te beoordelen wat de inhoud is van de overeenkomst. De overeenkomst met betrekking tot WM26 blijkt uit (niet meer dan) vijf e-mails tussen partijen (productie 1 van productie 8 bij dagvaarding). De rechtbank volgt Vic Obdam niet in haar standpunt dat de overeenkomst pas eind maart 2019 is gesloten. In de door beide partijen ondertekende depotakte (zie hierboven onder 3.6) wordt namelijk in artikel 1 vermeld dat de overeenkomst is gesloten op 15 maart 2019. Dat sluit aan bij de e-mail van Ferross d.d. 21 maart 2019 waarin staat:
“Zojuist is de bestelling van het materiaal de deur uit en zal ik je op de hoogte houden zodra wij gaan starten met de productie.”. Er werd op dat moment dus al uitvoering gegeven aan de overeenkomst. Dit betekent dat eventuele voorwaarden en eisen die Vic Obdam aan de orde heeft gesteld ná 15 maart 2019, niet zijn overeengekomen tussen partijen wat betreft WM26. Uit de e-mails die hiervoor zijn genoemd blijkt overigens dat partijen feitelijk heel weinig zijn overeengekomen over de inhoud van WM26. Dat betekent logischerwijs dat er weinig contractuele verplichtingen waren waarin Ferross tekort kon schieten.
TATA specs?
In diezelfde e-mails staat dat de toepassing van de TATA specs zich beperkt tot het afwerken P3. In de e-mail van 13 maart 2021 staat namelijk:
“Let op Tata specs m.b.t. afwerken (P3)”en in de e-mail van 22 maart 2019 staat:
“even stilgestaan bij het P3 verhaal”.In deze e-mail staat nergens dat de TATA specs in hun algemeenheid zijn overeengekomen tussen partijen. De rechtbank volgt dat standpunt van Vic Obdam dan ook niet.
NEN-EN 1090?
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de norm NEN EN-1090 van toepassing is op het overeengekomen werk (los van de vraag of deze is overeengekomen tussen partijen). Volgens Ferross heeft zij voldaan aan die norm. Vic Obdam betwist dit. In randnummer 16 van de dagvaarding heeft Ferross de norm geciteerd. De juistheid van dat citaat is niet betwist door Vic Obdam. In de norm staat echter niet, zoals Vic Obdam stelt, dat het staal vrij moet zijn van walshuid, vuil, roest et cetera. Vic Obdam heeft ook niet onderbouwd aan welke specifieke eisen van deze norm Ferross niet heeft voldaan. Dit blijkt ook niet uit het door Vic Obdam overgelegde rapport van de heer [xxx] (productie 6 bij conclusie van antwoord). Uit het rapport volgt namelijk niet aan welke onderdelen van NEN-EN 1090 Ferross niet zou hebben voldaan. Daar staat tegenover het rapport van ABT van 8 maart 2021 (productie 16 bij conclusie van antwoord in reconventie) waaruit blijkt dat de lasverbindingen aanvaardbaar zijn in de zin van (onder andere) NEN-EN 1090-2. Dat Ferross niet heeft voldaan aan de norm NEN-EN 1090 staat dan ook niet vast. Op dit vlak is daarom geen sprake van een tekortkoming.
5.4.
Overigens is niet in geschil dat partijen overeengekomen zijn dat de remliggers conform executieklasse 3 en de rest van het werk conform executieklasse 2 uitgevoerd zou(den) worden (zie e-mails maart 2021). Aangezien deze executieklassen volgens partijen onderdeel zijn van NEN-EN 1090, heeft Ferross gelet op het voorgaande ook op dat vlak geen verplichtingen geschonden.
NEN-ISO 3834?
5.5.
Uit niets blijkt dat de overeenkomst moest worden uitgevoerd aan de hand van de kwaliteitseisen van NEN-ISO 3834. Die eisen kwamen namelijk pas later ter sprake bij de communicatie tussen partijen over project CM21 (zie bijvoorbeeld de e-mail van 23 april 2019, productie 1 bij conclusie van antwoord, en de e-mails van 6 mei 2019, productie 3 bij conclusie van antwoord). Alleen al uit het feit dat bij dat project expliciet besproken is of aan deze eisen moest worden voldaan, volgt dat de norm niet automatisch van toepassing is. De rechtbank volgt Vic Obdam dan ook niet in haar standpunt dat bij werken onder NEN-EN 1090-2 aangetoond moet kunnen worden dat ook voldaan is aan kwaliteitseisen van NEN-ISO 3834. Dat de toepasselijkheid van de ene norm automatisch gebondenheid aan de andere norm inhoudt, is namelijk niet onderbouwd. Sterker nog, Vic Obdam heeft zelf ook aangegeven dat de norm niet verplicht is, maar zal moet worden geëist vanuit de opdrachtgever (randnummer 10 laatste akte Vic Obdam). Zoals hiervoor is overwogen heeft Vic Obdam dat in dit geval niet gedaan. De rechtbank volgt Ferross dan ook in haar standpunt dat NEN-ISO 3834 overeengekomen had moeten worden en dat nu dit niet gedaan is, Ferross er niet aan gehouden was.
Afwerkingsgraad P3?
5.6.
Evenmin is in geschil dat de constructie afgewerkt zou worden conform P3, dat dit een onderdeel is van NEN-ISO 8501-3 en dat hieraan is voldaan door Ferross. Ook dit kan dus geen tekortkoming van Ferross opleveren.
Deugdelijk werk?
5.7.
Los van wat overeengekomen is tussen partijen, is de vraag wat Vic Obdam van Ferross mocht verwachten op grond van de algemene norm dat goed en deugdelijk werk wordt geleverd. In dit opzicht is er echter geen geschil tussen partijen. De stalen constructie vertoonde namelijk geen gebreken volgens Vic Obdam. De door haar gestelde tekortkomingen zien niet op de materiele kwaliteit, maar hebben veeleer betrekking op procedurele aspecten, met verwijzing naar eisen die niet zijn overeengekomen voor WM26. Vic Obdam heeft ook niet betwist dat het werk op zich materieel deugdelijk is. De kwaliteit is dus niet in geschil en kan dus ook geen tekortkoming opleveren van Ferross.
Tussenconclusie
5.8.
Gelet op het voorgaande is tussen partijen overeengekomen dat voldaan moest worden aan de eisen van NEN EN-1090 en P3. Daaraan heeft Ferross voldaan. Aan de overige eisen waarvan Vic Obdam nu – achteraf – stelt dat Ferross daaraan had moeten voldoen, hoeft niet getoetst te worden. Aangezien partijen die eisen niet zijn overeengekomen, kan ook geen sprake zijn van een tekortkoming van Ferross ten aanzien van deze eisen. Dat de lasverbindingen in constructief opzicht voldoen heeft Vic Obdam niet betwist. Aangezien er geen sprake was van een tekortkoming, was er ook geen grond voor ontbinding van de overeenkomsten door Vic Obdam.
5.9.
Het beroep van Vic Obdam op ontbinding lijkt direct voort te vloeien uit de boodschap van TATA aan BAM in de ingebrekestelling van 28 mei 2019. Echter lijkt die ingebrekestelling niet alleen te gaan over de kwaliteitseisen, maar ook (en mogelijk zelfs ‘vooral’, omdat dit vooraan in de brief staat) over de afspraken over sub-contracting. Vic Obdam heeft ter zitting gesteld dat zij toestemming had om Ferross in te schakelen. Uit niets blijkt echter dat zij vooraf toestemming had gekregen van BAM, laat staan van TATA, om Ferross als onderaannemer in te zetten. Uit de e-mail van TATA van 10 mei 2019 (productie 9 van productie 8 bij dagvaarding) blijkt dat TATA niets weet van toestemming: “
BAM dient met gecertificeerde bedrijven te werken of, indien BAM hiervan afwijkt, vooraf toestemming te vragen aan Tata Steel of zij met bedrijven mogen werken op basis van gelijkwaardigheid. Dat is tot op heden nog niet gedaan”. Ook is niet betwist dat TATA vóór het moment dat zij Ferross bezocht (6 mei 2019) niets wist van haar betrokkenheid. Vic Obdam had toestemming kunnen en moeten vragen en had een dergelijk bericht gemakkelijk in kopie kunnen sturen naar Ferross. Dat heeft zij echter niet gedaan. Dat komt voor rekening en risico van Vic Obdam. De ingebrekestelling van TATA aan BAM is dan ook op zichzelf geen grond voor ontbinding van de overeenkomsten tussen Vic Obdam en Ferross.
5.10.
De conclusie is dat de door TATA gestelde kwaliteitseisen niet zijn overeengekomen tussen partijen en dat Ferross aan de eisen die wel overeengekomen zijn heeft voldaan. Doordat Ferross niet tekort is geschoten in de nakoming, kon Vic Obdam de overeenkomsten niet ontbinden. De ingebrekestelling van TATA aan BAM kan niet als grondslag voor die ontbinding gelden, omdat de daarin genoemde gronden (uiteraard) niet zonder meer van toepassing zijn op de relatie tussen Vic Obdam en Ferross.
CM21
5.11.
Uit de e-mail van 28 mei 2019 van Vic Obdam aan Ferross blijkt dat ook de overeenkomst CM21 wordt ontbonden. De rechtbank is van oordeel dat hier geen juridische grondslag voor bestaat. Er kon niet ontbonden worden op grond van een tekortkoming, want Ferross was nog niet gestart met de werkzaamheden van CM21. De rechtbank volgt Vic Obdam ook niet in het standpunt dat op voorhand al vaststond dat Ferross ook wat betreft CM21 niet zou gaan voldoen aan de voorwaarden van TATA. Vic Obdam had dit namelijk kunnen ondervangen door de voorwaarden van CM21 op dat moment aan te scherpen in die zin dat de voorwaarden van TATA ook zouden gaan gelden in de relatie tussen Vic Obdam en Ferross. Dat Vic Obdam dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening. Zij had dus geen grond de overeenkomst te ontbinden.
5.12.
Omdat er geen grondslag was voor het ontbinden van WM26 (zie hiervoor), gaat het meer subsidiaire verweer van Vic Obdam ook niet op. Dat verweer gaat er namelijk vanuit dat CM21 onderdeel is van WM26 en op dezelfde grond ontbonden kan worden.
De rechtbank volgt het uiterst subsidiaire verweer (strijd met de redelijkheid en billijkheid) ook niet. Vic Obdam gaat bij dit verweer namelijk onterecht uit van een wanprestatie van Ferross en schade van Vic Obdam.
Vorderingen in conventie
5.13.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering in conventie deels toegewezen. De rechtbank zal de vorderingen hierna puntsgewijs behandelen.
I.
Vorderingen 1 t/m 4 (4 facturen WM26)
5.14.
Omdat een grondslag voor ontbinding ontbreekt en geen sprake is van een tekortkoming, is Vic Obdam gehouden de vier openstaande facturen voor het werk WM26 volledig te voldoen als overeengekomen. De rechtbank zal de gevorderde bedragen toewijzen met dien verstande dat het onder 4 gevorderde bedrag van € 76.612,70 wordt gewijzigd in een bedrag € 75.612,70 conform de overgelegde factuur (productie 10 bij dagvaarding). De wettelijke handelsrente wordt toegewezen als gevorderd.
II.
Vordering 5 (onderhanden werk)
5.15.
In productie 9 bij dagvaarding heeft Ferross een overzicht gegeven van de kosten van fase 13 en 15, totaal € 26.164,18. Vic Obdam heeft betwist dat dergelijk ongefactureerd werk verricht was, voldeed aan de eisen, gefactureerd had kunnen worden en daarvoor een contractuele basis bestond. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat Vic Obdam deze betwisting niet heeft gemotiveerd terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Bovendien acht de rechtbank het zonder meer aannemelijk dat bij een project van deze omvang tijdens de uitvoering daarvan steeds sprake is van een hoeveelheid verricht, maar nog niet gefactureerd werk. Deze vordering wordt dan ook toegewezen als gevorderd.
III.
Vordering 6 (buitengerechtelijke kosten)
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat Ferross deze kosten onvoldoende heeft onderbouwd. De gestelde kosten die gemaakt zouden zijn voor de werkzaamheden van Element en ABT zijn namelijk alleen onderbouwd met offertes en ramingen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Vic Obdam heeft Ferross deze kosten niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door de overlegging van facturen en betaalbewijzen. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
IV.
Vordering 7 (schade CM21)
5.17.
De rechtbank zal ook deze vordering afwijzen, omdat zij onvoldoende onderbouwd is. Het grootste gedeelte van de vordering, een bedrag van € 47.565,- aan ingecalculeerde winst, is namelijk niet onderbouwd anders dan door de stellingen zoals geformuleerd in randnummer 36 van de dagvaarding. Het andere deel van de vordering is slechts onderbouwd met het als productie 13 overgelegde overzicht. Dit is een interne calculatie zonder onderliggende stukken c.q. berekeningen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Vic Obdam, wordt ook deze vordering afgewezen.
Proceskosten
5.18.
De rechtbank zal Vic Obdam als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in conventie. De proceskosten in conventie aan de zijde van Ferross worden begroot op:
Dagvaarding € 86,40
Griffierecht € 4.131,00
Salaris advocaat
€ 4.982,00(2 punten x tarief € 2.491,)
Totaal € 9.199,40
Vorderingen in reconventie
5.19.
De rechtbank zal de primaire vordering afwijzen. Er is namelijk geen sprake van bedrog of dwaling. Als Vic Obdam had gewild dat Ferross bepaalde voorwaarden (waaronder ook de eis van bepaalde certificeringen) na zou komen bij uitvoering van de overeenkomsten, dan had Vic Obdam deze voorwaarden overeen moeten komen met Ferross. De kwalificaties zoals te vinden op de website van Ferross zijn niet automatisch van toepassing op de overeenkomsten tussen partijen. Aangezien die voorwaarden niet overeengekomen zijn (zie hiervoor onder conventie), rustte op Ferross ook niet de plicht om (spontaan) mee te delen over welke certificaten en vakbekwaamheid zij al dan niet beschikte.
5.20.
Hiervoor in conventie is al overwogen dat er geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Ferross en dus ook geen grond voor ontbinding door Vic Obdam. Vic Obdam heeft dan ook geen recht op schadevergoeding op grond van die ontbinding. Dit betekent dat de subsidiaire en secondaire vorderingen zullen worden afgewezen.
5.21.
De rechtbank zal Vic Obdam als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in reconventie. Gelet op de samenhang met de zaak in conventie, worden de kosten aan de zijde van Ferross begroot op € 3.113,75 aan salaris advocaat (2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 2.491,-).

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Vic Obdam om aan Ferross te betalen een bedrag van € 66.634,31, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 30 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.2.
veroordeelt Vic Obdam om aan Ferross te betalen een bedrag van € 68.036,14, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 9 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt Vic Obdam om aan Ferross te betalen een bedrag van € 74.959,92, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.4.
veroordeelt Vic Obdam om aan Ferross te betalen een bedrag van € 75.612,70, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.5.
veroordeelt Vic Obdam om aan Ferross te betalen een bedrag van € 26.164,18, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
6.6.
veroordeelt Vic Obdam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Ferross tot op heden begroot op € 9.199,40,
6.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het anders of meer gevorderde af,
in reconventie
6.9.
wijst de vorderingen af,
6.10.
veroordeelt Vic Obdam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Ferross tot op heden begroot op € 3.113,75,
6.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IEV