ECLI:NL:RBNHO:2021:5907

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
8226999 \ CV EXPL 19-19301
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Chisinau naar Amsterdam via Wenen op 10 september 2019. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een door de luchtverkeersleiding opgelegd nieuw slot voor de voorafgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, aangezien de luchtverkeersleiding een nieuw slot had opgelegd dat niet inherent was aan de normale bedrijfsuitoefening van de luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier, ondanks de vertraging, niet in staat was om de aansluitende vlucht te halen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op buitengewone omstandigheden en de verantwoordelijkheden van passagiers in het geval van vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8226999 \ CV EXPL 19-19301
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines Aktiengesellschaft
gevestigd te Wenen (Oostenrijk) te Schiphol onder andere kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Chisinau Airport, Chisinau (Moldavië) via Vienna International Airport, Wenen naar Amsterdam-Schiphol Airport op 10 september 2019.
2.2.
De vlucht van Chisinau naar Wenen is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagier niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan, omdat hij heeft nagelaten te vermelden hoe laat hij te Schiphol is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop hij daarheen is vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat hij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht om 22:20 uur lokale tijd te Schiphol is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.3.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is gearriveerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
De vervoerder voert daartoe aan dat de voorafgaande vlucht van Wenen naar Chisinau gepland stond om 10:50 uur UTC. Om 08:50 uur UTC trok de luchtverkeersleiding echter het oorspronkelijke slot in en verving die door een slot van 11:24 uur UTC. Om 10:01 uur UTC herhaalde de luchtverkeersleiding dat dit slot moest worden gebruikt. De vlucht is vervolgens om 11:22 uur UTC opgestegen en met een vertraging van 22 minuten in Chisinau aangekomen. Uit het vluchtrapport volgt dat 4 minuten vertraging is ontstaan vanwege vertragingscode 96B en 18 minuten vertraging vanwege vertragingscode 81Y, te weten door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Vertragingscode 96B heeft echter geen invloed gehad op de vertraging, omdat het nieuwe slot al voor die tijd was opgelegd. De bemanning van het toestel moet gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een instructie geeft, aldus de vervoerder. De onderhavige vlucht stond gepland om 12:55 uur UTC te vertrekken. Om 10:55 uur UTC trok de luchtverkeersleiding ook voor deze vlucht het slot in en werd een slot opgelegd van 13:25 uur UTC. Om 11:22 uur UTC werd herhaald dat dit slot moest worden gebruikt. De vlucht is uiteindelijk om 13:22 uur UTC met een vertraging van 27 minuten, vanwege vertragingscode 93, opgestegen en met een vertraging van 22 minuten, om 15:02 uur UTC, te Wenen aangekomen. De passagier heeft als gevolg van voorgaande de aansluitende vlucht gepland om 15:20 uur UTC gemist. De vervoerder heeft de passagier vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Amsterdam-Airport Schiphol, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding een nieuw slot heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding moet altijd worden opgevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de nieuwe slottijd opgelegd aan de voorafgaande vlucht aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een nieuw slot is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Deze omstandigheid werkt door naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport blijkt immers dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is van de vertraging van de voorafgaande vlucht (vertragingscode 93). Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden heeft het voor de passagier niet mogelijk gemaakt om de aansluitende naar Amsterdam-Schiphol Airport te halen. De vertraging op de eindbestemming van de passagier is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als onvoldoende gekwalificeerd, aangezien de minimale overstaptijd te Wenen 25 minuten bedraagt en in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De passagier had te Wenen echter een aankomstvertraging van 22 minuten zodat hij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagier naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt, waarna de passagier met een vertraging van 3 uur en 5 minuten op de eindbestemming is aangekomen. De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter