In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Achmea Rechtsbijstand (verzoekende partij) en TAP Air Portugal (verwerende partij) over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met TAP Air Portugal voor een vlucht van Amsterdam naar Ponta Delgada via Lissabon op 2 augustus 2018. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Lissabon miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming.
Achmea, die het vorderingsrecht van de passagier had overgenomen, verzocht de vervoerder om compensatie van € 400,00, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een ATFM Slot restrictie opgelegd door de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees het verzoek van Achmea tot compensatie af. Tevens werden de proceskosten aan Achmea opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.