ECLI:NL:RBNHO:2021:5955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8364313 \ CV EXPL 20-2187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraging van luchtvaartvervoer

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways PLC, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Mumbai naar Amsterdam via Londen op 22 mei 2019. Door een vertraging van de eerste vlucht heeft de passagier de aansluitende vlucht gemist. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertraging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8364313 \ CV EXPL 20-2187
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 31 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Chhatrapati Shivaij International Airport, Mumbai (India) via London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 22 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Mumbai naar London is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt -zover relevant- bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de stelplicht van de passagier heeft het volgende te gelden. De passagier beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dit betekent dat hij ingevolge artikel 150 Rv daarvan de stelplicht en bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam (3 november 2020 ECLI:NL:GHAMS:2020:2942) heeft daarbij overwogen dat de passagier voldoende concrete aanknopingspunten dient te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder daartegen kan verweren. In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals een schriftelijke verklaring van de passagier of getuigen en de boarding pass).
4.3.
Volgens de vervoerder heeft de passagier de langdurige vertraging niet onderbouwd. De kantonrechter begrijpt het verweer van de vervoerder zo dat hij meent dat de passagier niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Bij repliek stelt de passagier dat hij vanwege de 42 minuten vertraging van het eerste deel van de vlucht te London de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier concludeert dat derhalve sprake is van een langdurige vertraging op de eindbestemming. De kantonrechter volgt de passagier hierin niet. Immers heeft de passagier bij dagvaarding noch bij conclusie van repliek aangevoerd op welk tijdstip hij te Schiphol, zijn eindbestemming, is aangekomen. Zonder deze gegevens kan niet worden uitgesloten dat de passagier met een vertraging van minder dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming. Gesteld noch gebleken is dat de passagier niet (langer) over deze gegevens beschikt. Nu niet kan worden vastgesteld of de passagier daadwerkelijk met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op zijn eindbestemming, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de passagier op grond van de Verordening compensatiegerechtigd is.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter