ECLI:NL:RBNHO:2021:5959

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8200845 \ CV EXPL 19-18587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Johannesburg op 12 december 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 en bijkomende kosten, gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een beperkte capaciteit op de luchthaven van London Heathrow door een sluiting van landingsbanen en luchtverkeersleiding instructies.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de vordering van de passagiers werd afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet meer hadden kunnen doen om hun aansluitende vlucht te halen.

De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 14 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8200845 \ CV EXPL 19-18587
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
procesgemachtigde Webcasso B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om nog een akte te nemen doch hebben zij nogmaals een conclusie van repliek genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport naar Johannesburg (Zuid-Afrika) op 12 december 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar London Heathrow Airport (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 217,80, althans een in redelijke justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat te London op 12 december 2018 een deel van de landingsbanen gesloten waren. Hierdoor was tussen 6:00 en 20:00 uur GMT het aantal landende vluchten beperkt tot 38 per uur, in plaats van 46 vluchten per uur. De vlucht stond gepland om 18:35 uur GMT te vertrekken en stond om 18:22 uur GMT klaar voor vertrek. Op 16:35 uur GMT kreeg het toestel door luchtverkeersbeheer een slot delay van 46 minuten opgelegd. Om 17:23 uur GMT was dat nog 30 minuten en om 17:48 uur GMT nog 19 minuten. Uiteindelijk kon het toestel, om 18:53 uur GMT, met een vertraging van 18 minuten bij te gate vertrekken. Te London kreeg het toestel met ‘air holding delays’ te maken; het moest van de luchtverkeersleiding rondjes vliegen boven de luchthaven. De verwachte vliegtijd van de vlucht was 42 minuten, maar kwam hierdoor op 65 minuten. Het toestel is hierdoor pas om 20:24 uur GMT, 29 minuten later dan gepland, aangekomen bij de gate. Op dat moment was het aantal landende vluchten op de luchthaven teruggebracht tot 34 per uur. Een instructie van luchtverkeersbeheer moet als buitengewone omstandigheid worden aangemerkt, omdat de vervoerder hier geen invloed op kan uitoefenen. Als gevolg hiervan konden de passagiers hun aansluitende vlucht niet halen en zijn zij omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte (dan wel tweede conclusie van repliek) van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in haar laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
De passagiers stellen dat de vervoerder heeft nagelaten toe te lichten hoe het ‘CFMU message rapport’ moet worden gelezen, waardoor onvoldoende vast is komen te staan dat sprake is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek gericht was aan het toestel. Ook de andere overgelegde producties kunnen volgens de passagiers niet als bewijs dienen. Indien een nieuw slot was opgelegd door de luchtverkeersleiding had het op de weg van de vervoerder gelegen om een ‘Slot Allocation Message’ of ‘Slot Revision Message’ te overleggen, aldus de passagiers. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat sprake is geweest van algemene beperkingen welke inherent zijn aan het voeren van een luchtvaartonderneming, aldus nog de passagiers
5.5.
De kantonrechter overweegt dat het opleggen van een nieuwe ‘slot’ kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft de ingestelde beperkingen onderbouwd door middel van het Traffic Managers Log en met het CFMU-rapport heeft de vervoerder de gewijzigde slottijden aangetoond. Uit het OPNL Legs Report volgt eveneens dat de vlucht met 18 minuten vertraging is vertrokken vanwege de beperkingen op de luchthaven van bestemming. Niet gebleken is dat een nieuw slot is opgelegd op verzoek van de vervoerder. De passagiers hebben niet betwist dat het toestel vervolgens te London Heathrow als gevolg van ‘air holding delays’ rondjes moest vliegen, waardoor de vertraging is opgelopen naar 29 minuten. Ook deze omstandigheid kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat de vertraging van de passagiers te London Heathrow het directe gevolg is geweest van ‘slot delays’ en ‘air holding delays’. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Uit het voorgaande volgt dat de vervoerder geen invloed heeft op de omstandigheden die tot de vertraging hebben geleid. De passagiers hadden tussen de twee aansluitende vluchten 75 minuten overstaptijd gepland. De vervoerder heeft daarbij gemotiveerd weersproken dat hiervan 20 minuten moeten worden afgetrokken, omdat de passagiers 20 minuten voor vertrek bij de gate aanwezig moeten zijn. Onduidelijk is gebleven wat in dit geval de minimale overstaptijd was en hoeveel reservetijd de vervoerder bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van deze vluchten. Dit neemt niet weg dat de passagiers op Londen Heathrow een aankomstvertraging van 29 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vervoerder heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden gevergd. De vervoerder heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming zo veel mogelijk te beperken. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval hij wordt gevolgd in zijn stelling dat sprake is van een buitengewone omstandigheid in de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagier stellen dat zij niet tot dagvaarding over zouden zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zou zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Deze stelling wordt niet gevolgd aangezien de passagiers nadat zij kennis hebben genomen van de toelichting en producties van de vervoerder de vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel van de Verordening het standpunt hebben ingenomen dat deze omstandigheden geen buitengewone omstandigheden kunnen vormen. Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
5.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter