ECLI:NL:RBNHO:2021:596
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarigen en toepassing van internationaal privaatrecht in gezagskwesties
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een vader om het gezamenlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen te beëindigen. De minderjarigen zijn geboren in Syrië en de ouders zijn van Palestijnse nationaliteit. De vader heeft verzocht om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen, omdat hij van mening is dat de moeder, die sinds 2013 niet meer in het leven van de kinderen betrokken is, niet in staat is om haar gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders op basis van Syrisch recht gezamenlijk gezag hebben over de kinderen, maar dat de moeder al lange tijd afwezig is en er geen zicht is op verbetering in de situatie. De rechtbank heeft de relevante internationale verdragen, zoals het Haags Kinderbeschermingsverdrag, in overweging genomen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd. De vader heeft de zorg voor de kinderen feitelijk alleen uitgeoefend en de rechtbank heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft daarom besloten dat de vader voortaan alleen het gezag over de minderjarigen toekomt, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.