ECLI:NL:RBNHO:2021:5960

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
7632778 \ CV EXPL 19-3697
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door de-icing procedure en weersomstandigheden

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit passagiers en Stichting Achmea Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Indonesië. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht in kwestie had vertraging opgelopen door een combinatie van weersomstandigheden en de noodzaak voor de-icing van het toestel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie.

De vervoerder, Emirates, heeft echter betwist dat zij aansprakelijk is voor de vertraging. De luchtvaartmaatschappij voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de weersomstandigheden en de beslissingen van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft de argumenten van de vervoerder overwogen en geconcludeerd dat zowel het wachten op de-icing als de uitvoering ervan als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisers afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging. De proceskosten zijn voor rekening van de eisers gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 14 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7632778 \ CV EXPL 19-3697
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
3. Stichting Achmea Rechtsbijstandgevestigd te Tilburg
eisers
hierna gezamenlijk te noemen eisers; afzonderlijk te noemen de passagiers en Achmea
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (EUclaim)
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 11 december 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatsgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai Airport naar Ngurah Rai Airport, Indonesië op 11 en 12 februari 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
[passagier 3] en [passagier 4] (hierna eveneens te noemen: de passagiers) zijn tevens met bovengenoemde vlucht meegevlogen. Zij hebben hun gepretendeerde vorderingsrecht op de vervoerder bij een akte van cessie aan Achmea overgedragen.
2.4.
De passagiers en Achmea hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Eisers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 maart 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Eisers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Eisers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat vlucht EK150 onderdeel uitmaakt van de rotatievlucht Dubai-Amsterdam-Dubai met vluchtnummers EK149/150. Het toestel waarmee de onderhavige rotatie werd uitgevoerd is 8 minuten voor schema vanaf Dubai vertrokken en 38 minuten voor schema te Schiphol gearriveerd. Vanwege de weersomstandigheden heeft de lokale luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven teruggebracht. Als gevolg hiervan konden er minder vluchten worden uitgevoerd dan gepland. Hierdoor traden vertragingen op. Ook het toestel waarmee de onderhavige vlucht werd uitgevoerd mocht van de luchtverkeersleiding niet conform schema vertrekken. Ondanks het feit dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek (om 21:55 uur lokale tijd) kreeg het toestel pas om 22:44 uur lokale tijd toestemming om van de gate te vertrekken. Als gevolg van de beslissingen van de luchtverkeersleiding is de onderhavige vlucht met een vertraging van 44 minuten aangevangen. Daar komt nog bij dat het toestel vanwege de slechte weersomstandigheden (veel vocht in de lucht in combinatie met lage temperaturen rond het vriespunt) ijsvrij moest worden gemaakt. De de-icing procedure moet kort voor vertrek worden uitgevoerd. Indien een toestel niet opstijgt in het tijdvak waarbinnen de de-icing houdbaar is zal een toestel moeten terugkeren zodat het proces opnieuw wordt uitgevoerd. De lokale luchtverkeersleiding zorgt ervoor dat er geen (te) lange rijen ontstaan bij de-icing platforms en dat toestellen na de de-icing zo snel mogelijk kunnen opstijgen door toestellen niet eerder van de gate te laten vertrekken. Na vertrek van de gate is het toestel in de rij voor de de-icing aangesloten. Na de de-icing procedure is het toestel op instructie van de luchtverkeersleiding naar de startbaan gereden en kreeg aldaar om 00:09 uur lokale tijd de vereiste take-off clearance. De vlucht is als gevolg van voorgaande met een vertraging van twee uur vertrokken en met een vertraging van 1 uur en 49 minuten te Dubai aangekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het wachten op de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden, mits voldoende onderbouwd. De omstandigheid dat winterweer in februari niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van Schiphol. Dit wordt niet anders op het moment dat de vervoerder er ten alle tijd rekening mee houdt dat het in februari kan sneeuwen. Onbetwist is dat de luchtverkeersleiding beslist wanneer het toestel van het platform mag vertrekken en dat de de-icing procedure kort voor vertrek dient plaats te vinden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij de vluchtplanning geen rekening kan worden gehouden met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. Hoe lang de-icing in beslag neemt is afhankelijk van de de-icing capaciteit en de drukte op de luchthaven.
5.5.
Uit het vluchtrapport volgt dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek en dat 44 minuten vertraging is ontstaan vanwege ‘de-icing and/or removal of snow from aircraft’. De passagiers betwisten dat het toestel van de luchtverkeersleiding geen toestemming kreeg om te vertrekken en indien al sprake is geweest van een besluit heeft deze geen langdurige vertraging veroorzaakt, immers is de vlucht door het besluit slechts 44 minuten vertraagd. Uit het vluchtrapport volgt dat de enige vertragingsreden het de-icen van het toestel is geweest. Het moeten wachten wegens drukte oftewel congestie kan ook geen buitengewone omstandigheid opleveren aangezien deze situatie inherent is aan de bedrijfsvoering van een luchtvaartonderneming, aldus eisers. De vervoerder heeft daartegenover voldoende aannemelijk gemaakt dat de communicatie tussen de gezagvoerder en Schiphol Ground, het onderdeel van de luchtverkeersleiding dat de push-back clearance verstrekt via de radio loopt. De vervoerder heeft daarbij eveneens, door het overleggen van het ‘MVT Report’ van de vlucht aannemelijk gemaakt dat de vervoerder pas om 23:09 uur UTC de vereiste take-off clearance heeft gekregen.
5.6.
Gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van omstandigheden die zijn aan te merken als buitengewoon, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De omstandigheid dat het toestel geen toestemming krijgt van luchtverkeersbeheer om te vertrekken is immers aan te merken als buitengewoon. Niet in geschil is dat de passagiers door bovengenoemde omstandigheden hun aansluitende vlucht hebben gemist waardoor zij met een langdurige vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.
5.7.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beoordelen is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vervoerder de vertrekvertraging niet kon voorkomen. De vervoerder heeft daarbij gemotiveerd weersproken dat hij onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de overstaptijd te Dubai. De passagiers beschikten, gelet op de minimum connecting time te Dubai over een buffer van minimaal 20 minuten, hetgeen de kantonrechter als voldoende kwalificeert. Onbetwist is dat de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt naar de eerste alternatieve vlucht met beschikbare plaatsen. De vorderingen op grond van artikel 7 van de Verordening worden dan ook afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van eisers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van eisers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt eisers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt eisers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter