ECLI:NL:RBNHO:2021:5962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8244151 \ CV EXPL 19-19950
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de annulering van een vlucht door de gezagvoerder en de compensatieplicht van de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van zijn vlucht van Odessa naar Amsterdam op 21 september 2019. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ongunstige weersomstandigheden die een veilige landing op Odessa-Central Airport verhinderden. De kantonrechter oordeelde dat de gezagvoerder van de vlucht terughoudend en marginaal moet worden getoetst in zijn besluit om uit te wijken naar een andere luchthaven. De rechter concludeerde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die buiten zijn invloed lagen. De vordering van de passagier tot compensatie werd afgewezen, en de passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8244151 \ CV EXPL 19-19950
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk), onder andere kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Odessa-Central Airport (Oekraïne) via Vienna International Airport, Wenen naar Amsterdam-Schiphol Airport op 21 september 2019.
2.2.
De vlucht van Odessa naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft betoogd dat de voorafgaande vlucht vanwege buitengewone omstandigheden is uitgeweken naar Chisinau Airport. In verband met werkzaamheden aan landingsbaan 34 te Odessa was die landingsbaan niet beschikbaar. Het toestel kon ook niet op landingsbaan 16 landen, omdat de bemanning berichten ontving dat de wind meer dan 10 knopen was, terwijl met het toestel met een maximale rugwind van 10 knopen mag worden geland. Het toestel heeft vervolgens 25 minuten doorgebracht in het wachtcircuit in de hoop op weersverbetering. De rugwind werd echter sterker waarna is besloten uit te wijken naar Chisinau Airport. De enige reden waarom de vlucht niet in Odessa kon landen is vanwege de veiligheid van het vliegtuig en de inzittende, aldus de vervoerder. De weersomstandigheden lieten een veilige landing niet toe. Het toestel moest dan ook uitwijken. De weersomstandigheden verbeterden vervolgens niet voldoende zodat het geen zin had om weersverbetering af te wachten. De voorafgaande vlucht is dan ook teruggekeerd naar Wenen en de vervoerder moest de vlucht in kwestie noodgedwongen annuleren, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De passagier stelt dat de weersomstandigheden niet extreem waren tijdens de voorziene aankomst van de voorafgaande vlucht. 10 knopen staat gelijk aan 11,5078 mijl per uur en 18,52 kilometer per uur. De gemiddelde windsnelheid was op 21 september om 11:15 uur in Odessa 11,6 mijl per uur. De gemiddelde windsnelheid in september 2019 in Odessa was 18,5 kilometer per uur. Hieruit blijkt dat de voorafgaande vlucht niet kon landen met een gemiddelde windsnelheid, aldus de passagier. Voorts was de omleiding niet buitengewoon, de vlucht is ook op 1 oktober 2019, 22 oktober 2019, 25 oktober 2019 en 8 november 2019 omgeleid. De vervoerder kon de situatie dan ook voorkomen door een ander type vliegtuig in te zetten dat mocht landen met een rugwind van meer dan 10 knopen, aldus nog steeds de passagier.
4.6.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden een verklaring van de piloot en een Flight Operations rapport van de voorafgaande vlucht overgelegd. De piloot heeft verklaard dat het toestel alleen op landingsbaan 16 kon landen, omdat er aan landingsbaan 34 werkzaamheden werden verricht en dat het toestel met een rugwind van maximaal tien knopen mag landen. Voorts heeft de piloot het volgende verklaard: “
For RWY 16 we received all the time windreading well above 10 kts (northerly between 14 and 20kts) during holding west of the field for about 25 minutes waiting for weather improvement”.En in het Flight Operations rapport staat, voor zover relevant, het volgende: “
Diversion to KIV due to tailwind above a/c limit at ODS.”Hoewel de vervoerder niet heeft aangetoond dat er sprake was van slechte weeromstandigheden, heeft de vervoerder met de overgelegde verklaring van de piloot aannemelijk gemaakt dat de gezagvoerder omwille van (vlieg)veiligheidsoverwegingen heeft besloten dat er niet geland kon worden in Odessa. Dit levert naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid op die doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De gezagvoerder is immers bevoegd die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen. Het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de veiligheid van hun passagiers. De kantonrechter acht dan ook voldoende aannemelijk dat de gezagvoerder in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, terwijl de beslissing van de gezagvoerder is gebaseerd op omstandigheden die buiten de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen.
4.7.
De vervoerder erkent dat er in de periode van 19 september 2019 tot begin juni 2020 vijf vluchten zijn omgeleid. Hij voert voorts aan dat luchtvaartmaatschappijen opereren met diverse vliegtuigtypen. Het vliegtuigtype waarmee de vervoerder verwacht rendabel te zijn wordt ingezet op een bepaalde vlucht. De vervoerder heeft lang voor september 2019 besloten om de Airbus 319 in te zetten voor de voorafgaande vlucht. De vervoerder acht dit toestel geschikt gelet op het aantal te vervoeren passagiers (100). Het zou niet redelijk zijn om van de vervoerder te verwachten dat hij een ander – niet rendabel- toestel inzet, omdat de mogelijkheid bestaat dat het rugwind van meer dan 10 knopen niet kan worden geland. De vervoerder zou dan voor elke vlucht het vliegtuigtype Dash moeten inzetten die maar 40 passagiers kan vervoeren. Dan zou hij drie toestellen moeten inzetten om alle passagiers te vervoeren dan wel 60 passagiers ‘nee’ moeten verkopen, aldus de vervoerder. De passagier heeft dit niet weersproken. Evenmin is weersproken dat de passagier is omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht. De conclusie is dan ook dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter