ECLI:NL:RBNHO:2021:5988

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8403849 \ CV EXPL 20-2783
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij zonder bewijs van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur via London. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht had op 12 juli 2019 vertraging opgelopen, en de passagiers stelden dat de vervoerder hen niet had gecompenseerd, ondanks dat de vertraging meer dan drie uur bedroeg.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vereist onder artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder voerde aan dat eerdere vluchten met hetzelfde toestel vertraging hadden opgelopen door onweer, maar kon dit niet onderbouwen met de juiste documentatie. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat de vertraging buitengewone omstandigheden betrof.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.380,00, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten. De vervoerder werd ook veroordeeld tot betaling van nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de passagiers zijn gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8403849 \ CV EXPL 20-2783
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 maart 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Kuala Lumpur Airport (Maleisië) op 12 juli 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar London Heathrow Airport (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019, althans de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019, althans de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers hebben nagelaten de langdurige vertraging te onderbouwen. Hij betwist echter niet dat de passagiers met langdurige vertraging zijn aangekomen. De vervoerder voert aan dat het voor hem niet is vast te stellen hoe de passagiers naar hun eindbestemming zijn gereisd, maar onduidelijk is welke gevolgtrekking hij hieraan verbindt. De kantonrechter zal daarom hieraan voorbijgaan. Zodoende kan worden geconcludeerd dat de passagiers te maken hebben gehad met een langdurige vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur.
4.3.
Nu vast is komen te staan dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, is de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vervoerder betoogt dat voorafgaand aan vlucht BA441, de vluchten BA440, BA905 en BA 904 zouden worden uitgevoerd met hetzelfde toestel. Vluchten BA904 en BA905 liepen echter vertraging op vanwege onweer te Frankfurt (de bestemming en de vertrek luchthaven van die vluchten). De vervoerder heeft daarom de vluchten BA440 en BA441 met een ander toestel laten uitvoeren. Dat toestel kreeg te maken met een zogenaamde TSAT delay, waardoor het toestel pas om 17:27 uur UTC kon opstijgen. Het toestel kwam vervolgens om 18:23 uur UTC aan met een vertraging van 1 uur en 48 minuten. Op de grond kon tijd worden ingehaald waardoor vlucht BA441 uiteindelijk met een vertraging van 1 uur en 30 minuten is aangekomen te London, aldus de vervoerder.
4.6.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft de vervoerder aangevoerd dat het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht uitgevoerd zijn, te maken kreeg met een door het luchtverkeersbeheer opgelegde ‘TSAT delay’. Evenwel heeft de vervoerder nagelaten deze stelling te onderbouwen met documenten afkomstig van het luchtverkeersbeheer. Hij heeft enkel een ongedateerde brief van ‘ [voornaam] ’ bij de conclusie van dupliek overgelegd. Onduidelijk is welke functie ‘ [voornaam] ’ heeft en op welke datum deze brief is opgesteld. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat een besluit van de luchtverkeersleiding voor het toestel waarmee de voorgaande vlucht en de vlucht zijn uitgevoerd (een langdurige) vertraging heeft veroorzaakt.
4.7.
Voorts heeft de vervoerder, ter onderbouwing van diens beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht en de vlucht overgelegd (producties A2 en A3 conclusie van antwoord). De voorgaande vlucht (London – Amsterdam) stond gepland te vertrekken om 16:15 uur lokale tijd, maar is vertrokken met een vertraging van 99 minuten en aangekomen in Amsterdam met een vertraging van 108 minuten. De vervoerder heeft echter onvoldoende toegelicht en onderbouwd wat de reden is geweest van de vertrekvertraging van de voorgaande vlucht. In de ‘OPNL Legs Report’ van de voorgaande vlucht staat bij ‘Delay Codes’ weliswaar ‘RO / 83 , AMZ / 15 , AFS / 1’, maar niet duidelijk is geworden waar deze codes precies voor staan. De vervoerder heeft nagelaten dit toe te lichten.
4.8.
Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de voorgaande vlucht is vertraagd. Van doorwerking kan dan ook geen sprake zijn. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De conclusie is dat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat de passagiers de buitengerechtelijke kosten hebben voldaan.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 91,59;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter