In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Florence via Zürich op 10 augustus 2019. Door een vertraging van de voorafgaande vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en vorderen zij compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals opgelegde slottijden door luchtverkeersbeheer en een opschorting van de grondafhandeling vanwege blikseminslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging niet te wijten was aan zijn schuld, maar aan omstandigheden die buiten zijn macht lagen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen op 14 juli 2021.