In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Aegean Airlines S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de luchtvaartmaatschappij voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Riyadh via Athene op 15 en 16 juli 2018. Na een vertraging op de eindbestemming verzocht de passagier compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersleidingrestricties.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door omstandigheden die buiten zijn invloed lagen. De rechter stelde vast dat de luchtverkeersleiding een nieuw slot had opgelegd aan de vlucht, wat als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De passagier had niet kunnen aantonen dat de vertraging niet het gevolg was van deze omstandigheden. Daarom werd het verzoek om compensatie afgewezen en werd de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak voor passagiers om de voorwaarden van compensatie goed te begrijpen, vooral in gevallen waar buitengewone omstandigheden van toepassing zijn. De uitspraak bevestigt ook de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de mogelijkheden voor passagiers om compensatie te eisen, mits zij kunnen aantonen dat de omstandigheden niet buiten de controle van de vervoerder lagen.