ECLI:NL:RBNHO:2021:5990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8652586 \ CV FORM 20-5907
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier tegen Aegean Airlines wegens vertraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Aegean Airlines S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de luchtvaartmaatschappij voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Riyadh via Athene op 15 en 16 juli 2018. Na een vertraging op de eindbestemming verzocht de passagier compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersleidingrestricties.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door omstandigheden die buiten zijn invloed lagen. De rechter stelde vast dat de luchtverkeersleiding een nieuw slot had opgelegd aan de vlucht, wat als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt. De passagier had niet kunnen aantonen dat de vertraging niet het gevolg was van deze omstandigheden. Daarom werd het verzoek om compensatie afgewezen en werd de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak voor passagiers om de voorwaarden van compensatie goed te begrijpen, vooral in gevallen waar buitengewone omstandigheden van toepassing zijn. De uitspraak bevestigt ook de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de mogelijkheden voor passagiers om compensatie te eisen, mits zij kunnen aantonen dat de omstandigheden niet buiten de controle van de vervoerder lagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8652586 \ CV FORM 20-5907
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Aegean Airlines S.A.,
gevestigd te Griekenland
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 14 juli 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 oktober 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Eleftherios Venizelos International Airport, Athene (Griekenland) naar King Khaled International Airport, Riyadh (Saoedi-Arabië) op 15 en 16 juli 2018.
2.2.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met vertraging op de eindbestemming. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 en subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 november 2018;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging op de eindbestemming gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kern van het geschil is of de vervoerder de passagier compensatie verschuldigd is in verband met de vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. De vervoerder is niet verplicht compensatie te betalen, als hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder betoogt dat de voorafgaande vlucht met 43 minuten vertraging is uitgevoerd vanwege IATA delay code 81, te weten Air Traffic Control restricties. Vervolgens is de onderhavige vlucht als gevolg hiervan met 53 minuten vertraagd en kreeg ook de vlucht in kwestie een nieuw slot opgelegd als gevolg van Air Traffic Control restricties. Deze restricties dan wel beperkingen omvatten een besluit van luchtverkeersbeheer waar de luchtvaartmaatschappij verder geen invloed op kan uitoefenen en is daarmee te zien als een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening, aldus de vervoerder. Er was voor de vervoerder geen aan de situatie aangepaste maatregelen voorhanden die aan de vervoerder aanvaardbare technische en economische voorwaarden voldoen om de vertraging van de vlucht te voorkomen. Er was dan ook sprake van buitengewone omstandigheden, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat het intrekken en het opleggen van een later slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft met de ‘Flight Reports” en slotberichten voldoende aangetoond dat luchtverkeersbeheer als gevolg van vertragingscode 81 zowel aan de voorafgaande vlucht als de vlucht in kwestie nieuwe slottijden heeft opgelegd. De passagier stelt dat geen sprake kan zijn van buitengewone omstandigheden, omdat overweging 14 van de considerans van de Verordening vereist dat de problemen zich hebben voorgedaan op de vlucht in kwestie. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Ten eerste is sprake van een situatie als bedoeld in overweging 15 van de considerans en ten tweede heeft de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht directe invloed op de vlucht in kwestie. Indien het oorspronkelijke slot van de voorafgaande vlucht niet door de luchtverkeersleiding was ingetrokken zou de passagier tijdig dan wel met een geringe vertraging van slechts 6 minuten in Athene zijn aangekomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de langdurige vertraging is ontstaan door het intrekken van het oorspronkelijke slot van de voorafgaande vlucht en dat deze omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Deze omstandigheid is aan te merken als een buitengewone omstandigheden. Dit geldt eveneens voor de nieuwe slottijd opgelegd aan de vlucht in kwestie, waardoor de vertraging met nog 6 minuten is toegenomen.
4.6.
De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen invloed heeft kunnen uitoefenen op bovengenoemde omstandigheden, ook niet met inzet van alle beschikbare materiele en personeelsmiddelen. Voorts heeft de vervoerder onderbouwd dat hij te Schiphol de passagier heeft omgeboekt naar de eerste alternatieve vlucht naar zijn eindbestemming. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen en dat niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.4.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open