ECLI:NL:RBNHO:2021:5991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8507770 \ CV EXPL 20-4075
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij annulering van vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Flightright GMBH, een rechtspersoon naar Duits recht, en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van Flightright, die de rechten van een passagier heeft gecedeerd, tegen de vervoerder KLM Cityhopper B.V. De passagier had een vlucht geboekt van Hannover naar Willemstad via Amsterdam-Schiphol, die op 17 maart 2018 werd geannuleerd. Flightright vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de capaciteit van de luchthaven Schiphol beperkten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals extreme weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding noopten tot capaciteitsreductie. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de annulering, aangezien deze omstandigheden niet inherent waren aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter wees de vordering van Flightright af en stelde dat de proceskosten voor rekening van Flightright komen, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de rol van de luchtverkeersleiding en de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden zoals slechte weersomstandigheden. De uitspraak bevestigt dat luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties niet automatisch aansprakelijk zijn voor compensatie aan passagiers, mits zij kunnen aantonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen om annuleringen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8507770 \ CV EXPL 20-4075
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GMBH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz en mr. K. He (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 16 maart 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Hannover (Duitsland) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Willemstad (Curaçao) op 17 maart 2018.
2.2.
De vlucht van Hannover naar Amsterdam-Schiphol Airport is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vordering gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft namens de passagier compensatie verzocht in verband met annulering van de vlucht.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Amsterdam-Hannover-Amsterdam. De Nederlandse luchtverkeersleiding (LVNL) heeft als gevolg van de slechte weersomstandigheden, te weten harde wind van 20 tot 25 knopen met windstoten tot 35 knopen, de capaciteit van de luchthaven Schiphol naar beneden aangepast. Hierdoor zijn vertragingen ontstaan die een sneeuwbaleffect hebben als gevolg waarvan de luchthaven en het luchtruim boven de luchthaven vol raken. LVNL heeft zoals gebruikelijk de Europese verkeersleiding Eurocontrol van de weersomstandigheden en de daarop door haar getroffen veiligheidsmaatregelen op de hoogte gesteld, zodat Eurocontrol ook maatregelen kon treffen. Eurocontrol legt aan toestellen die naar Amsterdam willen vertrekken een zogenaamd CTOT opleggen waardoor de lokale luchtverkeersleiders op de luchthaven van vertrek de vliegtuigen geen toestemming zullen geven om te vertrekken. Aangezien Schiphol de thuisbasis is van de vervoerder heeft een sterkte reductie van de capaciteit direct invloed op de operatie van de vervoerder. De vervoerder heeft een (ruime) buffer in zijn schema. Zolang de berekening aangeeft dat de gemiddelde vertragingen onder de 70 minuten blijven kunnen alle geplande vluchten worden uitgevoerd. Komt de gemiddelde vertraging boven de 70 minuten, zoals in het onderhavige geval (met gemiddeld 120 minuten vertraging), dan heeft het sneeuwbaleffect tot gevolg dat niet alle beschikbare vluchten kunnen worden uitgevoerd. De weersomstandigheden en de daarop getroffen vliegveiligheidsmaatregelen hebben dan ook de uitvoering van de vlucht verhinderd. De vervoerder heeft de vlucht moeten annuleren vanwege de significante beperking van de capaciteit van de luchthaven Schiphol. Die gebeurtenis is vanwege de aard of oorsprong niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en hij kan hierop geen daadwerkelijke invloed uitoefenen. Er is dan ook sprake van een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder.
4.5.
Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven naar beneden heeft bijgesteld. Uit de overgelegde verklaring van LVNL volgt immers dat vanwege de ‘severe wind conditions’ sprake is geweest van reguleringen tussen 07:00 uur en 13:20 uur lokale tijd en tussen 18:40 uur en 19:45 uur lokale tijd. De onderhavige vlucht stond gepland om 11:45 uur lokale tijd aan te komen op Schiphol. Het is niet de taak van de kantonrechter om aan de hand van de overgelegde weergegevens te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen door de capaciteit van de luchthaven naar beneden bij te stellen. LVNL is immers de bevoegde instantie tot het nemen van deze beslissing. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het betoog van Flighright dat geen sprake zou zijn geweest van slechte weersomstandigheden dan wel dat piloten heel goed weten hoe zij onder dergelijke weersomstandigheden moeten landen en opstijgen.
4.6.
De vervoerder heeft voorts voldoende onderbouwd dat zijn thuisbasis Schiphol is en dat al zijn vluchten vertrekken en aankomen op Schiphol. Hierover staat in de verklaring van LVNL onder meer:
‘In order to reduce (more and longer) delays of other flight and/or to prevent drastic disruptions over a longer period of time, it is common practice after a capacity reduction that KLM as the mains user of Amsterdam Airport Schiphol cancels flights’.De kantonrechter begrijpt dat hetzelfde geldt voor de vervoerder. Een capaciteitsreductie op Schiphol zal dan ook vrijwel altijd van invloed zijn op de vluchten van de vervoerder.
4.7.
Daarbij heeft de vervoerder ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij aan de hand van de capaciteitsreductie een berekening van het effect van die omstandigheden op de operatie van de vervoerder heeft gemaakt. Aan de hand van de berekening is vastgesteld dat de gemiddelde vertraging boven de 70 minuten zou uitkomen waardoor de vervoerder genoodzaakt is geweest vluchten te annuleren. Dat bij de beslissing tot het annuleren van specifieke vluchten een operationeel aspect dan wel keuze speelt, zoals Flightright stelt, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet automatisch dat het annuleren van vluchten als gevolg van een capaciteitsreductie inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Ook het feit dat niet LVNL beslist welke vlucht geannuleerd moet worden maar de vervoerder maakt dit niet anders. Immers heeft de vervoerder geen andere keuze dan het annuleren van vluchten vanwege de capaciteitsreductie. Onbetwist is dat de vervoerder er geen enkel belang bij heeft om zelf vluchten te annuleren. Gezien voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid oplevert.
4.8.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij een buffer in zijn schema heeft om vertragingen op te vangen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat van de vervoerder in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij een grotere buffer inruimt om annuleringen op zeer verstoorde dagen te voorkomen. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de annulering te voorkomen. De vervoerder heeft daarnaast onbetwist aangevoerd dat de passagier is omgeboekt naar de eerstvolgende alternatieve vlucht. De kantonrechter wijst de vordering van Flightright dan ook af.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter