In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Venetië, die op 27 september 2019 plaatsvond. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij door de vertraging haar aansluitende vlucht had gemist.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de slottijden door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de nieuwe slottijden inderdaad als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt, waardoor de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had aangetoond dat zij met een eerdere vlucht naar Venetië had kunnen reizen. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de rol van buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties. De kantonrechter concludeerde dat de passagier niet in haar recht stond en dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, waardoor de vordering werd afgewezen.