ECLI:NL:RBNHO:2021:5993

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
8236240 \ CV EXPL 19-19666
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van een passagier wegens vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Venetië, die op 27 september 2019 plaatsvond. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij door de vertraging haar aansluitende vlucht had gemist.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de slottijden door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de nieuwe slottijden inderdaad als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt, waardoor de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had aangetoond dat zij met een eerdere vlucht naar Venetië had kunnen reizen. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de rol van buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties. De kantonrechter concludeerde dat de passagier niet in haar recht stond en dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, waardoor de vordering werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8236240 \ CV EXPL 19-19666
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Italië)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines A.G.
statutair gevestigd te Wenen (Oostenrijk) onder andere kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport, Wenen naar Venice Marco Polo Airport, Venetië (Italië) op 27 september 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Wenen (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagier niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan omdat zij heeft nagelaten te vermelden hoe laat zij in Venetië is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen is vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht de volgende dag om 10:30 uur lokale tijd in Venetië is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.3.
De vervoerder betoogt dat de vlucht gepland stond om 15:45 uur UTC te vertrekken. Om 13:45 uur UTC trok de luchtverkeersleiding echter het oorspronkelijk slot in en verving die voor een slot van 16:00 uur UTC. Vervolgens werd het slot nog een aantal maal gewijzigd totdat om 15:56 uur UTC een slot van 16:53 uur UTC werd toegewezen. Het toestel heeft dit slot gebruikt en is om 16:48 uur UTC opgestegen. De bemanning van de vlucht moet gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht waarom de luchtverkeersleiding een bepaalde instructie geeft, aldus de vervoerder. De vlucht is met een vertraging van 55 minuten vanuit Schiphol vertrokken en is met een vertraging van 31 minuten om 18:11 uur UTC, 20:11 uur lokale tijd in Wenen aangekomen. De passagier heeft dan ook als gevolg hiervan de aansluitende vlucht, gepland om 20:20 uur lokale tijd gemist. De vervoerder heeft de passagier vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Venetië, aldus nog steeds de vervoerder.
4.4.
De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd aan de vlucht, vanwege vertragingscode 81 (ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems). Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding moet altijd worden opgevolgd. Gesteld nog gebleken is dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in dit geval de nieuwe slottijden dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een nieuw slot is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende naar Venetië te halen. De vertraging op de eindbestemming van de passagier is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 40 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als onvoldoende gekwalificeerd, aangezien de minimale overstaptijd te Wenen 25 minuten is en in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De passagier had te Wenen echter een aankomstvertraging van 31 minuten zodat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat - bij een dusdanig geringe vertraging- niet van de vervoerder kan worden verwacht -in het kader van de redelijke maatregelen- dat hij al te Schiphol te mogelijkheden had onderzocht om de passagier om te boeken naar een andere vlucht zodat de passagier alsnog tijdig zou aankomen in Wenen en de aansluitende vlucht kon halen dan wel een vlucht via een alternatieve luchthaven.
4.6.
De vervoerder voert voorts aan dat de passagier is omgeboekt naar de eerste beschikbare vlucht. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht die een dag later is vertrokken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Ten aanzien van de passagier geldt dat zij niet een dag later, in de zin van 24 uur, later is aangekomen op de eindbestemming. Aangezien de passagier verder niet heeft onderbouwd dat zij te Wenen met een eerdere vlucht naar Venetië vervoerd kon worden, wordt er vanuit gegaan dat de vervoerder de passagier heeft omgeboekt naar de eerst mogelijke vlucht en alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagier op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter