In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Zagreb via Wenen naar Amsterdam op 8 september 2019. Door een vertraging van de vlucht van Zagreb naar Wenen hebben zij hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een wijziging van het slot door de luchtverkeersleiding, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van het intrekken van het oorspronkelijke slot en dat de passagiers niet in hun procesbelang waren geschaad door de stelplicht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen, omdat de vervoerder had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen hadden getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 7 juli 2021.