ECLI:NL:RBNHO:2021:6098

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
7848298 \ CV EXPL 19-8552
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij; beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Corfu naar Maastricht op 30 mei 2018. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de Griekse luchtverkeersleiding die op de dag van de vlucht plaatsvond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van de staking. De vervoerder heeft geen relevante documentatie overgelegd die aantoont dat de vlucht door de staking is vertraagd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen wat de precieze oorzaak van de vertraging was. De vordering van de passagiers tot compensatie is dan ook toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl de proceskosten voor rekening van de vervoerder komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7848298 \ CV EXPL 19-8552
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

beiden wonende te [woonplaats]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7]

beiden wonende te [woonplaats]

8. [passagier sub 8]

wonende te [woonplaats]

9. [passagier sub 9]

10. [passagier sub 10]

beiden wonende te [woonplaats]

11. [passagier sub 11]

wonende te [woonplaats]

12. [passagier sub 12]

wonende te [woonplaats]

13. [passagier sub 13]

14. [passagier sub 14]

beiden wonende te [woonplaats]

15. [passagier sub 15]

16. [passagier sub 16]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S. Mekke (Yource B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. S.G. Basarat

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 3 juni 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Corfu (Griekenland) naar Maastricht (hierna: de vlucht) met een tussenstop in Zakynthos (Griekenland) op 30 mei 2018.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00, althans € 840,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe voert hij – onder meer – het volgende aan.
4.2.
Op 30 mei 2018 vond van 10:00 uur (lokale tijd) tot 13:00 uur (lokale tijd) een staking van de Griekse luchtverkeersleiding plaats. De voorgaande rotatievlucht CND313/314 stond gepland om te worden uitgevoerd tijdens de staking. Door de staking kon vlucht CDN313 pas om 14:05 (lokale tijd) op Rhodos landen en kon vlucht CND314 pas om 14:45 uur (lokale tijd) vertrekken. De gevolgen van de staking zijn niet beperkt tot enkel de periode van de staking. De vluchten die na 13:00 uur (lokale tijd) dienden te worden uitgevoerd moesten alsnog volgens een nieuw schema vliegen, waardoor deze vluchten nieuwe CTOT’s hebben gekregen. De vlucht voorafgaand aan de vlucht in kwestie kreeg te maken met nieuwe CTOT’s. De vlucht van de passagiers heeft ook telkens een nieuw CTOT gekregen. Door de sluiting van de luchthaven van Maastricht om 00.00 uur (lokale tijd) is de vlucht uitgeweken naar Luik. De vervoerder kon deze omstandigheden voorkomen noch beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Ingevolge de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening kunnen buitengewone omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de betrokken luchtvaartmaatschappij en wanneer er sprake is van een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek toestel op een specifieke dag.
5.3.
De vervoerder voert aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid, te weten een staking, waardoor de voorgaande rotatievlucht en de onderhavige rotatievlucht vertraagd zijn uitgevoerd.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat er op 30 mei 2018 van 10:00 uur (lokale tijd) tot 13:00 uur (lokale tijd) sprake was van een staking van de Griekse luchtverkeersleiding. Dit volgt uit productie 1 en uit het overgelegde NOTAM bericht, waarin staat dat “
Due to industrial action of air traffic control personnel, participating in general strike proclamated by the supreme administration of Greek civil servants trade union on 30th may 2018, flights destined/departing to/from Greek airports will be affected”.Voorts kan uit de overgelegde slotberichten van de voorgaande rotatievlucht worden opgemaakt dat tijdens de uitvoering van deze vluchten regulatie ‘LGALL30’van kracht was, hetgeen staat voor ‘industrial action’. De vervoerder verwijst verder naar slotberichten van de voorgaande vlucht en de vlucht en voert aan dat deze vluchten te maken kregen met gewijzigde CTOT’s waardoor de vlucht niet op de geplande schemavertrektijd van 21:00 uur (lokale tijd) kon vertrekken. De vervoerder heeft echter geen slotberichten van de vlucht overgelegd terwijl hij daar wel naar verwijst (productie 8). Productie 8 ziet echter op slotberichten van vlucht CND317, zijnde de voorgaande vlucht. De passagiers stellen dan ook terecht dat uit de overgelegde producties niet kan worden afgeleid dat de onderhavige vlucht door een beslissing van het luchtverkeersbeheer of door de staking is gehinderd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld wat de precieze oorzaak is van de vertraging van de vlucht. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht vertraagd is uitgevoerd, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden faalt. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het primair gevorderde bedrag hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiaire gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat de passagiers die kosten hebben betaald.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij – grotendeels – ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 7.240,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.400,00 vanaf 3 juni 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding: € 104,39;
griffierecht : € 231,00;
salaris gemachtigde: € 622,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 121,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter