ECLI:NL:RBNHO:2021:6106

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
8226814 \ CV EXPL 19-19297
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier, die een vlucht had geboekt van Amsterdam naar München en aansluitend naar Venetië, heeft een vordering ingesteld wegens vertraging van de eerste vlucht, waardoor zij de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de oorspronkelijke vertrektijd hadden gewijzigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de luchtverkeersleiding inderdaad buitengewone omstandigheden had vastgesteld die de vertraging veroorzaakten. De vervoerder had alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen, en de passagier had voldoende overstaptijd om incidenten op te vangen. Daarom werd de vordering van de passagier afgewezen en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om de instructies van luchtverkeersleiding op te volgen en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat deze het gevolg was van omstandigheden buiten hun controle.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8226814 \ CV EXPL 19-19297
Uitspraakdatum: 7 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Italië)
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar München (Duitsland) en aansluitend van München naar Venetië (Italië) op 12 juli 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Venetië gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband de vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe voert hij aan dat de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke CTOT van de onderhavige vlucht en de daaraan voorafgaande vlucht heeft ingetrokken en een latere CTOT heeft toegewezen. De vervoerder moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding en kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, de vertraging niet voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is gearriveerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In overweging 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht overgelegd. De voorgaande vlucht stond gepland om te vertrekken om 11:45 UTC. Uit de ‘slot history’ van de voorgaande vlucht volgt dat de luchtverkeersleiding, reeds twee uur voor de schemavertrektijd, de oorspronkelijke CTOT van 11:45 UTC introk, meerdere malen de CTOT heeft herzien en een nieuwe CTOT van 12:37 aan het toestel heeft toegekend wegens vertragingscodes 81 en 84. Vertragingscode 81 staat voor:
‘ATFM due to ATC enroute demand/capacity’en vertragingscode 84 staat voor: ‘
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION’.Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de opgelegde restricties als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht. De vertrekvertraging van de vlucht is voor 25 minuten het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt immers dat een vertrekvertraging van 25 minuten is ontstaan wegens
‘Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’(vertragingscode 93).
5.6.
De vlucht stond gepland om te vertrekken om 13:55 UTC, maar is uiteindelijk om 15:24 UTC vertrokken. De geplande aankomsttijd van de vlucht was 15:15 UTC, maar de vlucht is uiteindelijk om 16:34 UTC in München aangekomen, aldus met een aankomstvertraging van 79 minuten. Uit de ‘slot history’ van de vlucht volgt dat de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke CTOT van 13:55 UTC introk, meerdere malen de CTOT heeft herzien en uiteindelijk een nieuwe CTOT van 15:34 UTC aan het toestel heeft toegekend wegens vertragingscode 81. Gelet op hetgeen in overweging 5.4. is geoordeeld over gewijzigde vertrektijden wegens vertragingscode 81, is ook hier de conclusie dat deze vertraging is ontstaan wegens buitengewone omstandigheden. De vertraging van de vlucht voor de duur van 79 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier stelt dat de restricties niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan haar niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is, zodat de vertraging van de vlucht als langdurig kan worden aangemerkt.
5.7.
De uiteindelijke langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht, en daarmee ook het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Venetië gemist.
5.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat op de luchthaven van München een minimumoverstaptijd van 30 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 85 minuten. Er was derhalve sprake van voldoende overstaptijd om incidenten op te kunnen vangen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt en daarbij toegelicht dat hij de passagier naar het eerst mogelijke alternatief, waarop plaats beschikbaar was, heeft omgeboekt en daarmee weersproken dat omboeking naar een andere vlucht mogelijk was. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter