Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
2. [passagier sub 2]
3. [passagier sub 3]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 augustus 2020;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 oktober 2020.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
- primair € 181,50, subsidiair € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
(‘ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND / CAPACITY, standard demand / capacity problems’). Ook blijkt uit het overgelegde slotbericht dat er een NEWCTOT werd opgelegd. De vertraging ontstaan door de opgelegde restrictie kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De passagiers stellen nog dat de vertraging ontstaan door de restrictie niet kan worden aangemerkt als een “langdurige vertraging” in de zin van de Verordening, maar deze stelling kan hun niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is, zodat de vertraging van de vlucht als langdurig kan worden aangemerkt.