Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 603,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 109,61 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
ATFM due to ATC enroute demand/capacity’. De bemanning van de vlucht diende de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen en kon om die reden niet eerder vertrekken. De passagier heeft gesteld dat de vervoerder zelf om een nieuwe slottijd heeft verzocht, omdat hij het afgegeven tijdslot niet kon halen en dat de
groundhandlingop de luchthavens ook een oorzaak kon zijn van de vertraging. De kantonrechter volgt de passagier niet in deze stelling. De vervoerder heeft immers middels de ‘slot history’ aangetoond dat het toestel reeds om 10:16 UTC de ‘slot’ van 12:05 UTC heeft ingetrokken en deze heeft vervangen door een latere ‘slot’. De kantonrechter is dan ook met de vervoerder van oordeel dat hij geen invloed heeft kunnen uitoefenen op deze beslissingen van de luchtverkeersleiding en dat om die reden de besluiten van de luchtverkeersleiding zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening. Deze vertraging werkt dan ook door op de vlucht in kwestie.
Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal dan ook het subsidiair gevorderde bedrag toewijzen, omdat dit niet hoger is dan het in het Besluit bepaalde tarief. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat de passagier die kosten heeft betaald.
6.De beslissing
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00;