ECLI:NL:RBNHO:2021:6114

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
8250653 \ CV EXPL 20-33
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van een passagier wegens vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Swiss International Air Lines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Boedapest naar Amsterdam via Zürich op 6 augustus 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en gewijzigde slottijden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door weersomstandigheden die de grondafhandeling in Zürich beïnvloedden, en dat deze omstandigheden doorwerkten op de vlucht van de passagier.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier voldoende tijd had om zijn aansluitende vlucht te halen. Daarom werd de vordering van de passagier afgewezen en werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8250653 \ CV EXPL 20-33
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Swiss International Air Lines A.G.
statutair gevestigd te Bazel (Zwitserland)
onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Boedapest (Hongarije) naar Amsterdam via Zürich (Zwitserland) op 6 augustus 2019.
2.2.
De vlucht van Boedapest naar Zürich (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Daartoe voert hij, onder meer, het volgende aan.
4.2.
Het toestel dat de vlucht heeft uitgevoerd, heeft eerst de rotatievluchten Zürich – Rome – Zürich – Boedapest uitgevoerd. Door de slechte weersomstandigheden in Zürich werd de grondafhandeling opgeschort (bij bliksem kan/mag niet aan de vliegtuigen worden gewerkt in de vorm van bagage in- en uitladen en (bij)tanken) waarvan verschillende toestellen hinder hebben ondervonden. Daar komt bij dat de vlucht van de passagier nog een bijkomende vertraging had wegens gewijzigde slottijden. De vervoerder beroept zich daarom op buitengewone omstandigheden inzake de vluchten Zürich – Boedapest – Zürich én op doorwerking van buitengewone omstandigheden inzake de voorgaande rotatievluchten Zürich – Rome – Zürich naar de onderhavige rotatie. De vervoerder kon deze keten van vertraagd uitgevoerde vluchten niet doorbreken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagier hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de vlucht overgelegd. De vlucht stond gepland om te vertrekken om 14:40 uur (lokale tijd) en te arriveren om 16:20 uur (lokale tijd). De vlucht is echter met een vertraging van 123 minuten vertrokken en met een vertraging van 114 minuten in Zürich gearriveerd. Het vluchtrapport vermeldt een vertrekvertraging van 88 minuten wegens vertragingscode 93 (‘
Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’)en een vertrekvertraging van 35 minuten wegens vertragingscode 81 (
‘ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems’).
5.5.
Met betrekking tot de vertraging ontstaan wegens vertragingscode 93 heeft de vervoerder gemotiveerd onderbouwd dat deze vertraging te maken had met de opgeschorte grondafhandelingen van de vier (rotatie)vluchten voorafgaand aan de vlucht van de passagier. De vluchtrapporten van de voorgaande vluchten vermelden immers de vertragingscode 77
(‘GROUND HANDLING IMPAIRED BY ADVERSE WEATHER CONDITIONS’).De passagier stelt dat de buitengewone omstandigheden met betrekking tot de voorgaande rotaties niet meer doorwerken op de vlucht omdat deze in een te ver verband staan. De kantonrechter volgt de passagier niet in zijn standpunt. Immers heeft de vervoerder gemotiveerd onderbouwd dat de slechte weersomstandigheden in Zürich gevolgen had voor het vliegverkeer en voor de vluchten die met hetzelfde toestel op 6 augustus 2019 zijn uitgevoerd. De passagier stelt dan wel dat de weersomstandigheden op zichzelf niet de uitvoering van de vlucht hebben gehinderd, maar dat neemt niet weg dat door de weersomstandigheden de grondafhandeling te Zürich werd opgeschort hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging van 88 minuten op de voorgaande rotatie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat deze omstandigheid doorwerkt op de vlucht in kwestie. De vlucht is immers met hetzelfde toestel uitgevoerd en de vervoerder kon geen invloed uitoefenen op het feit dat het toestel niet tijdig kon vertrekken.
5.6.
Ten aanzien van de vertraging van 35 minuten ontstaan wegens vertragingscode 81 oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder middels de overgelegde ‘slot history’ van de vlucht heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding voor deze vlucht verschillende slottijden heeft opgelegd. De vertraging ontstaan door de opgelegde restrictie kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.8.
De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 75 minuten. De vlucht was namelijk gepland om aan te komen in Zürich om 16:20 uur (lokale tijd) en de aansluitende vlucht stond gepland om te vertrekken om 17:35 uur (lokale tijd). Er was derhalve sprake van voldoende reservetijd om incidenten op te kunnen vangen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagier naar het eerst mogelijke alternatief, waarop een plaats beschikbaar was, heeft omgeboekt. De vervoerder heeft daarbij gemotiveerd weersproken dat het mogelijk was om andere toestellen in te schakelen die wel tijdig konden vertrekken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter