Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van vier minderjarigen. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering behandeld. De minderjarigen, geboren in [geboortedatum] te [plaats], zijn voorlopig onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst in een pleegzorgvoorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is sinds de eerdere zitting op 9 juni 2021, waardoor de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft. De kinderen vertonen zorgelijk gedrag en hebben dringend behoefte aan diagnostiek en behandeling, die niet vanuit de thuissituatie kunnen plaatsvinden. De ouders zijn verplicht om volledig mee te werken aan de hulpverlening.
Daarnaast heeft de rechtbank een schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd, waarin ouders worden aangespoord om geen negatieve uitlatingen te doen over betrokken instanties en zich aan gemaakte afspraken te houden. Ook is er een gedeeltelijke gezagsoverheveling aan de GI verleend, zodat deze kan beslissen over de inschrijving bij een huisarts en tandarts voor de kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI voor de duur van de uithuisplaatsing toegewezen, met uitzondering van het verzoek met betrekking tot de tandarts, dat is afgewezen. De rechtbank heeft de ouders erop gewezen dat zij verplicht zijn om hun medewerking te verlenen aan de hulpverlening.