ECLI:NL:RBNHO:2021:6136

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
15/160104-20 (zaak A) en 15/099997-21 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoonteheling van scooteronderdelen, opzetheling en oplichting met strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in twee samenhangende strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoonteheling van scooteronderdelen, opzetheling en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 28 augustus 2018 en 21 januari 2019 in Akersloot een hoeveelheid scooteronderdelen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Daarnaast heeft de verdachte op 21 januari 2019 een bromfiets gestolen en op 29 mei 2020 in Heiloo een motorblok en buddyseatbak voorhanden gehad, eveneens van diefstal afkomstig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 180 uren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, die € 1.600,- vorderde, volledig toegewezen. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat deze in strijd met het algemeen belang waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/160104-20 (zaak A) en 15/099997-21 (zaak B)
Uitspraakdatum: 22 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juli 2021.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovengenoemde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Smits en van dat wat de verdachte en de raadsman mr. H. Blaauw, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en van dat wat zij ter toelichting op deze vordering naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 augustus 2018 tot en met 21 januari 2020 te Akersloot, gemeente Castricum, althans in Nederland, een of meer goederen, te weten een hoeveelheid scooteronderdelen/voorwerpen (te weten motorblokken en/of buddyseatbakken) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, te weten:
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2036355, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25CM2021680, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2034924, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2037653, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2026570, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer O25CM2065618, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer CA22M2001937, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2018509, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2028666, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2024392, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2035090, en/of
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM 9745, en/of
- een buddyseatbak, voorzien van het framenummer LBMC25C0200094707, en/of
- een buddyseatbak, voorzien van het framenummer LBMC25D0400038119,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen) en/of van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Wormerveer, gemeente Zaanstad een bromfiets (merk Piaggio, type Zip en/of voorzien van het kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Alkmaar en/of Heiloo een goed, te weten een bromfiets (merk Piaggio, type Zip en/of voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B
Feit 1
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Heiloo, opzettelijk een motorblok, voorzien van nummer CM25DM2031303 en/of een buddyseatbak voorzien van het framenummer LBMC25D0200042590 althans een uit winstbejag door misdrijf verkregen goed
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen) en/of van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Heiloo, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 1600 euro, door:
- een scooter (Piaggio Zip), voorzien van een ander, niet bij dat voertuig behorend kenteken, te koop aan te bieden en/of
- voornoemde scooter, voorzien van een gestolen motorblok en een frame waar het
framenummer uit is verwijderd te koop aan te bieden en/of
- een afspraak te maken met een(aspirant) koper voor de verkoop van voornoemde scooter en/of
- een onjuiste kilometerstand door te geven en/of
- zich uit te geven voor een te goeder trouw zijnde verkoper en/of daarbij de indruk te wekken dat het op het voertuig aanwezige kenteken voor dat voortuig was afgegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is van deze zaken kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde diefstal en tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde gewoonteheling en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde opzetheling, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat de verdachte van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt, en de onder 2 ten laste gelegde oplichting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de in zaak A ten laste gelegde feiten primair bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), welk vormverzuim bewijsuitsluiting tot gevolg moet hebben. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte op 21 januari 2019 ten onrechte staande is gehouden, omdat op het moment van de staandehouding geen redelijk vermoeden van schuld jegens de verdachte bestond. Volgend op de staandehouding is de politie de loods van de verdachte binnengetreden en heeft de motorblokken en buddyseatbakken onder de verdachte in beslag genomen. Het bewijsmateriaal is aldus door het verzuim verkregen en moet als gevolg van dit onherstelbare vormverzuim worden uitgesloten van het bewijs. Omdat wat in het dossier resteert onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, moet de verdachte van de in zaak A ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Voor het geval de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken en hij heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. Niet kan worden bewezen dat de verdachte de bromfiets, genoemd bij feit 2 primair, heeft gestolen. Daarnaast bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte ten tijde van het verwerven/voorhanden krijgen van de bromfiets wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de bromfiets (feit 2 subsidiair), de motorblokken en buddyseats (feit 1) van diefstal afkomstig waren. Mocht de rechtbank dit ten aanzien van de onder feit 1 genoemde voorwerpen wel bewezen achten, dan moet de verdachte partieel worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘van opzetheling een gewoonte maken’ en van de ten laste gelegde periode voorafgaand aan de dag van het aantreffen van de goederen.
De raadsman heeft voor het in zaak B onder 1 ten laste gelegde feit eveneens vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, dan moet de verdachte worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘van opzetheling een gewoonte maken’. Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bespreking van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting (zaak A)
De rechtbank verwerpt het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] (dossierpagina’s 16-17) blijkt dat de politie op 21 januari 2019 om 11:55 uur een melding heeft ontvangen om te gaan naar het adres [adres 2] in verband met een verdachte situatie. Volgens de melder zou daar een container staan waarin mogelijk gestolen scooters en onderdelen lagen en stonden er op het moment van de melding drie personen met twee scooters bij de container. Een van de scooters was grijs van kleur en voorzien van een winddeken. De jongens zijn op de twee scooters in de richting van Alkmaar gereden.
Verbalisant is vanuit Heiloo richting Alkmaar gereden en kwam onderweg geen scooters tegen totdat hij op de Oude Heiloërdijk reed. Daar zag verbalisant een grijze scooter rijden, die hij heeft gevolgd. Vervolgens is de verdachte, terwijl hij op die grijze scooter reed, op de Robijnstraat staande gehouden en bleek dat die scooter eerder die dag gestolen was. Hierop volgend is de loods aan de [adres 3], waarvan de verdachte gebruikmaakte, binnengetreden. In de loods zijn verschillende motorblokken en buddyseats aangetroffen die eveneens van diefstal afkomstig bleken.
De rechtbank is van oordeel dat de melding naar aanleiding waarvan de verdachte is staande gehouden voldoende grond bood om redelijkerwijs te vermoeden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan enig strafbaar feit. Op grond hiervan mocht de verdachte worden staande gehouden en mocht hierop volgend zijn loods worden binnengetreden. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en kunnen de resultaten van het onderzoek in de loods van de verdachte voor het bewijs worden gebruikt.
4.3.2
Vrijspraak feit 2 primair (zaak A)
Met de raadsman van de verdachte en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat geen bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte degene is geweest die de bromfiets heeft gestolen.
4.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten en de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlage Izijn opgenomen.
4.3.4
Bewijsoverwegingen
Zaak A
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de loods aan de [adres 3], die de verdachte in gebruik heeft, de in de tenlastelegging genoemde scooteronderdelen zijn aangetroffen en dat deze van diefstal afkomstig zijn. De verdachte heeft verklaard dat hij handelt in scooters en sinds 28 augustus 2018 een eenmanszaak onder de naam [bedrijf] heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Sinds 1 september 2018 is de verdachte de gebruiker van de loods. Hij heeft de aangetroffen scooteronderdelen op verschillende momenten gekocht via Marktplaats.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of bij de verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van de ten laste gelegde voorwerpen, wetenschap of het vermoeden van de criminele herkomst van deze voorwerpen bestond.
In de onderhavige zaak neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte blijkens zijn eigen verklaring en het uittreksel van de Kamer van Koophandel een eenmanszaak runt onder de naam [bedrijf] en zich binnen het bedrijf onder meer bezighield met de inkoop van scooteronderdelen. [bedrijf] had volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel als activiteiten detailhandel via overige distributievormen en de in- en verkoop van ongeregelde goederen. Van de verdachte mag, als professional, dan ook een grote mate van zorgvuldigheid en een zekere expertise worden verwacht bij de inkoop van onderdelen die zijn bedrijf gebruikte bij het repareren van scooters. Een deugdelijke boekhouding is in dat verband zonder meer van belang. Daarmee kan het bedrijf immers inzichtelijk maken dat een inkoop naar het zich laat aanzien niets verdachts om het lijf heeft gehad. Tevens kan daaruit blijken wanneer en van wie bepaalde onderdelen zijn gekocht.
Uit het dossier blijkt dat de boekhouding van [bedrijf] niet op orde was en geen enkele inzicht verschafte in de wijze waarop de verdachte voor zijn eenmanszaak aan de ten laste gelegde onderdelen kwam. De verdachte heeft verder van geen enkele van de ten laste gelegde scooter-onderdelen facturen, kwitanties of andere aankoopbewijzen kunnen overleggen die zien op de aanschaf van dat specifiek ten laste gelegde onderdeel.
De verklaring van de verdachte dat hij onderdelen via Marktplaats heeft gekocht en dat hij er alles aan heeft gedaan om de herkomst van de goederen te controleren, heeft hij niet onderbouwd. Dit terwijl de rechtbank het een feit van algemene bekendheid acht dat in de handel in tweedehands scooter-onderdelen, bijvoorbeeld via Marktplaats, ook gestolen spullen omgaan.
Ook in geval de rechtbank zou meegaan in de stelling van de verdachte dat hij onderdelen via Marktplaats kocht – een stelling waarvoor de rechtbank geen aanknopingspunten kan vinden in de stukken van het dossier – acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte daadwerkelijk heeft gecontroleerd of de diverse onderdelen uit misdrijf afkomstig waren. Immers, op de concrete vragen die de rechtbank daarover ter zitting heeft gesteld kon de verdachte geen verklaring geven over wat en hoe hij precies controleerde.
De rechtbank is gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de ten laste gelegde motorblokken en buddyseatbakken wist dat deze voorwerpen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde opzetheling en daarvan een gewoonte maken, aangezien sprake is van een veelvoud van helingshandelingen gedurende een langere periode.
Feit 2 subsidiair
Zoals hiervoor is vastgesteld, is de verdachte op 21 januari 2019 in Alkmaar staande gehouden, terwijl hij op een bromfiets reed. Uit de stukken blijkt dat deze bromfiets hooguit twee uur daarvoor in Wormerveer was gestolen. De verdachte heeft, nadat hij bij de staande houding eerst had gezegd dat de bromfiets van een vriend was, verklaard dat hij deze van iemand had gekocht. De verdachte heeft geen gegevens van de verkoper kunnen of willen noemen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte ten tijde van de staande houding geen contactsleutels van de bromfiets in zijn bezit had en dat de cilinder uit het contactslot was verwijderd. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de verdachte, die immers als professional handelt in scooters, ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets wist dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich aan opzetheling van dit goed schuldig heeft gemaakt.
Zaak B
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 29 mei 2020 een scooter heeft verkocht en overgedragen aan een koper met wie hij via Marktplaats in contact was gekomen. Hij gebruikte daarbij een andere naam dan zijn eigen naam. Het motorblok, waarvan de frameplaat was verwijderd, en de buddyseatbak van deze scooter bleken van diefstal afkomstig te zijn. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van deze goederen. Onder deze omstandigheden en mede in aanmerking genomen dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen bij feit 1 van zaak A, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dat deze van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich aan opzetheling van deze goederen schuldig heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat:
Zaak A
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 28 augustus 2018 tot en met 21 januari 2019 te Akersloot, gemeente Castricum, een hoeveelheid scooteronderdelen (te weten motorblokken en buddyseatbakken) voorhanden heeft gehad, te weten:
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2036355, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25CM2021680, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2034924, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2037653, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2026570, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25CM2005648, en
- een motorblok, voorzien van het nummer CA22M2001937, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2018509, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2028666, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2024392, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM2035090, en
- een motorblok, voorzien van het nummer C25DM 9745, en
- een buddyseatbak, voorzien van het framenummer LBMC25C0200094707, en
- een buddyseatbak, voorzien van het framenummer LBMC25D0400038119,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen en van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2
Subsidiair
hij op 21 januari 2019 te Alkmaar en Heiloo een bromfiets (merk Piaggio, type Zip en voorzien van het kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B
Feit 1
hij op 29 mei 2020 te Heiloo opzettelijk een motorblok, voorzien van nummer C25DM2031303 en een buddyseatbak voorzien van het framenummer LBMC25D0200042590 voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
Feit 2
hij op 29 mei 2020 te Heiloo met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1600 euro, door:
- een scooter (Piaggio Zip), voorzien van een ander, niet bij dat voertuig behorend kenteken, te koop aan te bieden en
- voornoemde scooter, voorzien van een gestolen motorblok en een frame waar het
framenummer uit is verwijderd te koop aan te bieden en
- een afspraak te maken met een(aspirant) koper voor de verkoop van voornoemde scooter en
- een onjuiste kilometerstand door te geven en
- zich uit te geven voor een te goeder trouw zijnde verkoper en daarbij de indruk te wekken dat het op het voertuig aanwezige kenteken voor dat voortuig was afgegeven.
Ten aanzien van feit 1 (zaak A), merkt de rechtbank op dat uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 29 juli 2020 (los bijgevoegd) blijkt dat het nummer van een van de in beslag genomen motorblokken verkeerd in de kennisgeving van inbeslagname (met registratienummer PL1100-2019013666-70) is opgenomen. De rechtbank begrijpt, gelet op voornoemd proces-verbaal van bevindingen, dat het motorbloknummer '025C2065618' in de tenlastelegging moet zijn ‘C25CM2005648’. De rechtbank leest dit motorbloknummer daarom verbeterd. Dat geldt ook voor het in de tenlastelegging van feit 1 (zaak B) genoemde motorblok voorzien van nummer CM25DM2031303. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit nummer C25DM2031303 moet zijn.
Ook als andere taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Zaak A
Feit 1
Van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.
Feit 2 subsidiair
Opzetheling.
Zaak B
Feit 1
Opzetheling.
Feit 2
Oplichting.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Daarom is de verdachte strafbaar.

7.De op te leggen sancties

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht en een ontzetting uit het recht werkzaam te zijn binnen de inkoop en verkoop van brom- en snorfietsen voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoon van de verdachte, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Gelet hierop is een beroepsverbod, zoals door de officier van justitie gevorderd, niet noodzakelijk. De verdachte is voorts niet van plan verder te gaan als handelaar in bromfietsen en bromfietsonderdelen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode herhaaldelijk schuldig gemaakt aan opzetheling van diverse scooteronderdelen. Deze onderdelen werden door de verdachte verwerkt in scooters, die vervolgens door de verdachte werden verkocht. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen scooteronderdelen.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan oplichting door op Marktplaats een scooter aan te bieden die was voorzien van een gestolen motorblok en een kentekenplaat die niet bij dat voertuig behoorde. De verdachte heeft, onder een andere dan zijn eigen naam, een afspraak gemaakt met de aangeefster voor de verkoop van de bromfiets, bij de overdracht een onjuiste kilometerstand doorgegeven en de indruk gewekt dat het op het voertuig aanwezige kenteken voor die scooter was afgegeven. Hierdoor heeft hij niet alleen het vertrouwen dat de aangeefster in hem als verkoper had geschonden, maar ook het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen.
De verdachte heeft met zijn handelen geen ander doel gehad dan er financieel beter van te worden en dit rekent de rechtbank hem aan.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, is in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoon van de verdachte en heeft in het bijzonder gelet op zijn jonge leeftijd, zijn strafblad waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde al enige tijd geleden heeft gepleegd. In zaak A is de redelijke termijn van berechting van twee jaren, die op 21 januari 2019 (de dag van de inverzekeringstelling) is aangevangen, met ongeveer een half jaar overschreden. Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie met betrekking tot de hoofdstraffen passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen en hieraan een proeftijd van drie jaren verbinden. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid opleggen voor de duur van 180 uren, bij niet voldoen te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om aan de verdachte voorts als bijkomende straf een beroepsverbod op te leggen. De verdachte is namelijk niet eerder veroordeeld voor het plegen van dergelijke strafbare feiten en de rechtbank gaat ervan uit dat van de voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende afschrikwekkende werking uitgaat om de verdachte niet in herhaling te laten vallen.

8.De in beslag genomen voorwerpen

Op de beslaglijst van de verdachte in zaak A staan verschillende niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 1 STK Bromfiets 977556 (Omschrijving: Zwart, merk: Piaggio);
2 1 STK Bromfiets 977585 (Omschrijving: Blauw, merk: Piaggio);
3 18 STK Buddyseat 977634;
4 5 STK Buddyseat 977629;
5 1 STK Motorblok 977941;
6 1 STK Motorblok 977907;
7 1 STK Motorblok 977937;
8 1 STK Motorblok 977911;
9 1 STK Motorblok 977898;
10 1 STK Motorblok 977789;
11 1 STK Motorblok 977817.
De officier van justitie en de verdediging zijn ter terechtzitting overeengekomen dat zij in overleg zullen treden over de onder 3 tot en met 11 in beslag genomen voorwerpen en dat hierover geen beslissing van de rechtbank wordt verlangd.
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen onder 1 en 2 te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot deze voorwerpen geen standpunt ingenomen.
De rechtbank stelt vast dat zich in de twee onder de verdachte in beslag genomen bromfietsen motorblokken bevinden waarvan de rechtbank bewezen acht dat deze afkomstig zijn van diefstal (de motorbloknummers C25DM2036355 en C25CM2021680, zie p. 186 en p. 200). De rechtbank is van oordeel dat op basis van artikel 5:14 van het Burgerlijk Wetboek de in beslag genomen bromfiets en de gestolen motorblokken door natrekking als één geheel moeten worden beschouwd. De bromfietsen zijn dus voorwerpen met betrekking tot welke feit 1 in zaak A is begaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het ongecontroleerde bezit van deze bromfietsen, waarvan de van misdrijf afkomstige motorblokken onderdeel uitmaken, in strijd met het algemeen belang, omdat dit afbreuk doet aan de effectieve voorkoming en bestrijding van met gestolen bromfietsen bedreven handel en dat daarvan tevens een bevorderende werking van diefstal uitgaat. De rechtbank zal de bromfietsen daarom onttrekken aan het verkeer.

9.De schade van de benadeelde partij

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert dat de verdachte wordt veroordeeld haar een schadevergoeding te betalen van in totaal € 1.600,-, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente. De schade bestaat uit de kosten voor de bromfiets die de benadeelde partij aan de verdachte heeft betaald. Onderdelen van de bromfiets waren van diefstal afkomstig en de bromfiets is door de politie in beslag genomen.
De benadeelde partij verzoekt ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde oplichting (feit 2 in zaak B)en voldoende is onderbouwd. De rechtbank acht de vordering tot vergoeding van deze schadepost, waartegen geen gemotiveerd verweer is gevoerd, daarom voor toewijzing vatbaar.
De vordering zal dus worden toegewezen tot een bedrag van € 1.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.De toegepaste wetsartikelen

De rechtbank baseert de beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 326, 416, 417 van het Wetboek van Strafrecht. Deze artikelen zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten en de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder “De bewezenverklaring” is omschreven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid feit
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Zaak A
Feit 1
Van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.
Feit 2 subsidiair
Opzetheling.
Zaak B
Feit 1
Opzetheling.
Feit 2
Oplichting.
strafbaarheid verdachte
Verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.
straf
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders bepaalt, en verbindt daaraan een proeftijd van
3 (drie) jaren.
Stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
beslag
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK Bromfiets 977556 (Omschrijving: Zwart, merk: Piaggio);
1 STK Bromfiets 977585 (Omschrijving: Blauw, merk: Piaggio).
benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 1.600,- EURO (zegge: zestienhonderd euro), bestaande uit materiële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1], van een bedrag van 1.600,- EURO (zegge: zestienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. P.S. Lambertina, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2021.
mrs. Francke en Lambertina zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De bewijsmiddelen
(…)