In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van betrokkene ten opzichte van de beoordeling door de onafhankelijk psychiater op 14 juni 2021 aanzienlijk is veranderd. De psychiater had destijds een manisch toestandsbeeld vastgesteld, maar de rechtbank concludeert dat betrokkene inmiddels adequaat is ingesteld op medicatie en goed functioneert. Betrokkene heeft aangegeven zelfstandig te willen wonen en is bereid om medicatie te blijven gebruiken. De rechtbank oordeelt dat de medische verklaring, die op 14 juni 2021 is opgesteld, geen accuraat beeld meer geeft van de huidige psychische gesteldheid van betrokkene. Hierdoor is er volgens de rechtbank geen sprake meer van ernstig nadeel dat alleen door verplichte zorg kan worden afgewend. De rechtbank wijst het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af, omdat de toestand van betrokkene fors is verbeterd en hij in staat is om zijn eigen zorg te beheren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.