ECLI:NL:RBNHO:2021:6457

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/15/318000 / KG ZA 21-366
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitvoering van kluswerkzaamheden en afgifte van goederen in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, een particulier, dat gedaagde, een besloten vennootschap en een persoon, de overeengekomen kluswerkzaamheden aan haar woning binnen 10 dagen na het vonnis afrondt en de door haar betaalde goederen, waaronder een gasfornuis, vaatwasser en afzuigkap, aflevert en installeert. Eiseres stelt dat er in januari 2021 een overeenkomst is gesloten voor schilderwerkzaamheden, maar dat er gaandeweg meer klussen zijn bijgekomen. Gedaagde heeft echter niet alle werkzaamheden uitgevoerd en heeft de goederen niet afgeleverd. Eiseres heeft gedaagde in gebreke gesteld, maar er is geen nakoming van de afspraken geweest. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat eiseres momenteel niet in haar keuken kan koken en er vochtproblemen ontstaan door het ontbreken van de afzuiginstallatie. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot afgifte van de goederen toe, maar verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering tegen de BV, omdat gedaagde op persoonlijke titel heeft gehandeld. Gedaagde wordt veroordeeld om de goederen binnen 14 dagen af te geven en de resterende werkzaamheden te verrichten, maar de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/318000 / KG ZA 21-366
Vonnis in kort geding van 26 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. D.A. Siddiqui te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WVE VASTGOEDONDERHOUD B.V.,
gevestigd te Blokker, gemeente Hoorn,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.J. Kunst te Hoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] , de BV en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juli 2021 met producties,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 20 juli 2021,
  • de brief van [eiseres] van 2021 met aanvullende producties,
  • de brief van [gedaagde 2] van 2021 met producties,
  • de ter zitting door [eiseres] ingebrachte foto’s,
  • de pleitnota van [gedaagde 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
In januari 2021 zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde 2] schilderwerkzaamheden zou verrichten aan de woning van [eiseres] . Vervolgens zijn daar op verzoek van [eiseres] steeds meer werkzaamheden bij gekomen. Partijen hebben hierover uitvoerig via WhatsApp gecorrespondeerd.
2.2.
De overige werkzaamheden bestonden onder meer uit het leggen van laminaat en plinten, het plaatsen van een extra groep in de meterkast, een douchescherm en een nieuwe keuken (inclusief het aanleggen van nieuwe aansluitingen voor water en elektra),
het ophangen van verlichting en gordijnen en het afbreken van een muur in de keuken en nog meerdere kleinere klussen.
2.3.
Daarnaast heeft [gedaagde 2] op verzoek van [eiseres] diverse goederen bij derden opgehaald, waaronder een gasfornuis, vaatwasser en afzuigkap en een paar kasten. Voor het vervoer van deze goederen heeft [eiseres] een bus gehuurd. [gedaagde 2] heeft de bus te laat teruggebracht en niet alle goederen bij [eiseres] geleverd en/of geïnstalleerd. [gedaagde 2] heeft het door [eiseres] bestelde gasfornuis, de afzuigkap en de vaatwasser nog onder zich. De afzuiginstallatie voor de badkamer is rechtstreeks bij [eiseres] bezorgd.
2.4.
[eiseres] heeft deelbetalingen verricht op de privérekening van [gedaagde 2] .
Bij de eerste betaling is op verzoek van [gedaagde 2] een factuurnummer vermeld.
[gedaagde 2] heeft geen facturen aan [eiseres] verstrekt.
2.5.
Tussen partijen is in april 2021 onenigheid ontstaan over de afronding van de afgesproken werkzaamheden en [gedaagde 2] heeft daarna geen werkzaamheden meer voor [eiseres] verricht. [eiseres] heeft [gedaagde 2] op 4 mei 2021 in gebreke gesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - primair om [gedaagde 2] en de BV te gebieden om de overeengekomen werkzaamheden af te ronden binnen 10 dagen na dit vonnis en de door [eiseres] betaalde goederen per direct te leveren aan haar adres en deze te monteren/installeren/plaatsen, bij gebreke waarvan [gedaagde 2] en de BV een voorschot van
€ 10.000,- aan schadevergoeding moeten betalen. Tot slot vordert [eiseres] [gedaagde 2] te gebieden om de sleutels die hij in bezit heeft van de woning van [eiseres] binnen een dag na heden aan [eiseres] af te geven, dit allemaal op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Subsidiair vordert [eiseres] [gedaagde 2] en de BV te gebieden om aan [eiseres] een voorschot van € 10.000,- aan schadevergoeding te betalen wegens het niet nakomen van de gemaakte afspraken. Een en ander onder veroordeling van [gedaagde 2] en de BV in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] legt, kort gezegd, aan haar vordering ten grondslag dat partijen onderling zijn overeengekomen dat [gedaagde 2] meerdere werkzaamheden zou verrichten in de woning van [eiseres] en dat [gedaagde 2] de door [eiseres] aangekochte goederen zou ophalen, leveren en installeren. [gedaagde 2] komt de afspraken niet na, ondanks herhaalde verzoeken daartoe van [eiseres] , zodat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Er is geen zicht op nakoming zonder rechterlijke tussenkomst en [eiseres] verblijft ondertussen in een bouwval. Zij heeft geen geld om de werkzaamheden door een derde te laten verrichten en nu de prestatie niet blijvend onmogelijk is, dient [gedaagde 2] alsnog na te komen, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als de eisende partij daarbij een spoedeisend belang heeft.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiervan sprake is. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij op dit moment niet in haar keuken kan koken en dat de afzuiginstallatie in haar badkamer ontbreekt waardoor er vochtproblemen ontstaan. Nu [gedaagde 2] geen werkzaamheden meer in de woning van [eiseres] verricht en in ieder geval het gasfornuis en de vaatwasser nog onder zich heeft waardoor [eiseres] in onvoldoende mate in haar eerste levensbehoeften kan voorzien, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij haar vordering aanwezig.
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid? Nee
4.2.
[gedaagde 2] stelt dat hij op persoonlijke titel heeft gehandeld en dat de BV dus geen contractspartij is. Alle contacten tussen partijen verliepen via het privénummer en de privémail van [gedaagde 2] en [gedaagde 2] heeft nooit aangegeven in een andere hoedanigheid of namens een vennootschap te handelen. Van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid zoals [eiseres] stelt, is volgens [gedaagde 2] geen sprake.
4.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de BV op 19 april 2021 is opgericht.
Alle overgelegde WhatsApp-correspondentie tussen partijen heeft voorafgaand aan die datum plaatsgevonden. Op dat moment bestond de BV dus nog niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter waren er ook geen aanknopingspunten voor [eiseres] om aan te kunnen nemen dat [gedaagde 2] handelde namens een besloten vennootschap (in oprichting).
Het enkele feit dat [gedaagde 2] werkzaamheden heeft uitgevoerd in een werkshirt van zijn vorige eenmanszaak en dat hij [eiseres] vroeg om een factuurnummer te vermelden bij de overschrijving van het eerste deelbedrag, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde 2] de werkzaamheden namens een vennootschap uitvoerde. Er is dus geen sprake van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. [eiseres] zal in haar vordering ten aanzien van de BV daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uitgevoerde werkzaamheden
4.4.
Uit de WhatsApp-berichten tussen partijen leidt de voorzieningenrechter af dat er naast het schilderwerk dat [gedaagde 2] zou verrichten steeds meer klussen bij zijn gekomen die hij voor [eiseres] zou doen. [gedaagde 2] heeft daar ook derden voor ingeschakeld.
Op 31 januari 2021 schrijft [eiseres] onder meer het volgende:
“(..) kon/wilde je nu ook laminaat leggen? En welke andere klusjes zou jij evt kunnen en willen doen. Er moeten andere rolgordijnen komen, kranen moeten vervangen worden, bed moet in elkaar gezet worden, dingen ophangen, verlichting ophangen etc (..) We moeten wel een prijs afspreken voor wat je gaat doen”.
Daarop heeft [gedaagde 2] geantwoord:
“Hai jazeker eigenlijk doen we dat altijd van a tot z (..) Vloeren leggen zou ik meteen naar jet schilderwerk doen zodat de ruimte dan ook in een keer af is ! En inderdaad meteen alles ophangen (gordijnen of iets anders plus lampen etc etc)”.
4.5.
Vervolgens hebben partijen stap voor stap per onderdeel afgesproken welke werkzaamheden [gedaagde 2] zou verrichten. De betaling vond ook steeds achteraf per onderdeel en per bundel van uitgevoerde werkzaamheden plaats. Zo hadden de eerste betalingen vanaf 1 februari 2021 uitsluitend betrekking op materialen voor de badkamer,
de extra stroomgroep en het laminaat en de ondervloer. Vervolgens heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden over de indeling van de keuken en het formaat van het aanrecht,
de kastjes en de apparatuur. Op 4 februari 2021 heeft [eiseres] voor de materialen van de keuken betaald. Vanaf 11 februari 2021 heeft [eiseres] een aantal keer voor manuren betaald. Zij heeft deze betalingen zelf de omschrijving ‘voorschot’ gegeven.
[gedaagde 2] refereert hier ook aan in het onderlinge WhatsApp-gesprek tussen partijen.
Op 26 februari 2021 schrijft hij:
“Maar je zegt voorschot maar het zijn mijn gewerkte dagen voor de keuken”en
“Maar als je kijkt wat je over heb gemaakt mijn uren niet”.
4.6.
Op 1 maart 2021 hebben partijen tussentijds de balans opgemaakt. Partijen waren het er op dat moment over eens dat [eiseres] na de betaling van nog een bedrag € 1.220,- voor alle werkzaamheden had betaald die [gedaagde 2] tot dat moment had verricht alsmede voor alle apparatuur, materialen en verf. Daarbij heeft ook verrekening van de huur van de bus plaatsgevonden. Nadien heeft [eiseres] nog drie bedragen voor materialen betaald.
4.7.
[eiseres] stelt dat zij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 een totaalbedrag van € 13.863,47 heeft betaald voor alle uit te voeren werkzaamheden, materialen en goederen. Voor zover [eiseres] betoogt dat zij dit bedrag heeft betaald voor alle reeds door [gedaagde 2] verrichte en nog te verrichten werkzaamheden, volgt de voorzieningenrechter haar daarin niet. [eiseres] miskent dat zij van het hiervoor genoemde bedrag slechts € 11.328,79 aan [gedaagde 2] heeft overgemaakt en dat zij het resterende deel rechtstreeks aan een verfwinkel, Ikea en Gamma heeft betaald.
Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, verwijst [eiseres] naar de uitvoerige WhatsApp-correspondentie tussen partijen waaruit de verplichtingen van [gedaagde 2] zouden moeten worden gedestilleerd. Die verplichtingen zouden verder blijken uit de op 4 mei 2021 aan [gedaagde 2] gestuurde ingebrekestelling.
Dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 2] alle daarin genoemde werkzaamheden nog zou moeten verrichten én dat [eiseres] daarvoor reeds heeft betaald, heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter wijst [eiseres] erop dat het op haar weg ligt om haar stellingen te onderbouwen en dat zij daarbij dient te verwijzen naar de exacte vindplaats in de producties. Het is niet aan de voorzieningenrechter om hiernaar in de stukken op zoek te gaan.
Levering betaalde goederen
4.8.
[gedaagde 2] erkent dat hij het gasfornuis, de vaatwasser en de afzuigkap nog onder zich heeft en dat [eiseres] voor deze goederen heeft betaald. Deze goederen dient
[gedaagde 2] aan [eiseres] af te geven en de voorzieningenrechter zal hem daartoe veroordelen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de nakoming hiervan een dwangsom te verbinden, nu [gedaagde 2] zich ter zitting bereid heeft getoond om de goederen bij [eiseres] af te leveren. Enerzijds kan worden gezegd dat [gedaagde 2] de goederen ten onrechte onder zich heeft gehouden, maar anderzijds heeft [gedaagde 2] onbetwist gesteld dat de woning van [eiseres] niet is opgeruimd en dat er geen ruimte in de keuken was om de goederen te plaatsen c.q. te installeren. De door [eiseres] (overigens eerst ter zitting) overgelegde foto’s van de huidige situatie in de woning bevestigen dit. Daarom kan niet van verduistering door [gedaagde 2] worden gesproken.
Resterende werkzaamheden
4.9.
Weliswaar heeft [gedaagde 2] niet alle werkzaamheden volledig afgerond waarvan hij heeft gezegd deze voor [eiseres] te kunnen en zullen verrichten, maar voor zover [eiseres] naast de levering van materialen, ook de installatie of de plaatsing daarvan door [gedaagde 2] wenst, dient tegenover deze werkzaamheden ook een betaling te staan.
Dit is hoe partijen tot april jl. hebben gehandeld. Uit de overgelegde stukken kan niet worden geconcludeerd dat [eiseres] vooruit heeft betaald.
Ter zitting heeft [gedaagde 2] gezegd dat hij bereid is de laatste werkzaamheden alsnog te verrichten en dat hij daarvoor 3 à 4 dagen nodig heeft, mits [eiseres] ervoor zorgt dat de woning opgeruimd is en de werkruimte vrij toegankelijk. De voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde 2] bepaalde werkzaamheden in de woning van [eiseres] alsnog moet afronden. [eiseres] dient ervoor zorg te dragen dat het werkgebied vrij toegankelijk is en de tussen partijen gebruikelijke vergoeding voor manuren aan [gedaagde 2] te voldoen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de uitvoering van de werkzaamheden een dwangsom te verbinden. Dit zou slechts een executiegeschil in de hand werken.
De sleutel(s)
4.10.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde 2] nog een sleutel of sleutels van de woning van [eiseres] in zijn bezit heeft. Deze dient, dan wel dienen aan [eiseres] te worden terug gegeven. De vordering op dit punt wordt dus ook toegewezen. Ook hieraan zal geen dwangsom worden verbonden, nu [eiseres] in de dagvaarding het wisselend over één of meerdere sleutels heeft.
Voorschot vervangende schadevergoeding
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen plaats is voor het toekennen van een voorschot op vervangende schadevergoeding van € 10.000,-. Ten aanzien van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is in het algemeen terughoudendheid op zijn plaats. Gelet op het oordeel van de voorzieningenrechter dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het door haar aan [gedaagde 2] betaalde bedrag alle werkzaamheden betrof die [gedaagde 2] voor [eiseres] zou verrichten, is er voor toewijzing van het gevorderde voorschot geen plaats. Daar komt bij dat er een reëel restitutierisico aan de kant van [eiseres] bestaat. De betalingen aan [gedaagde 2] zijn niet verricht van een bankrekening op naam van [eiseres] en [eiseres] stelt dat zij voor een eventuele terugbetaling afhankelijk is van leningen en/of betaling in termijnen.
Slotsom
4.12.
De slotsom is dat [gedaagde 2] bepaalde resterende werkzaamheden alsnog zal verrichten en dat hij daarvoor ongeveer 3 à 4 dagen nodig heeft. De voorzieningenrechter geeft [gedaagde 2] daarvoor een termijn van 14 dagen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient [eiseres] de werkruimte vrij toegankelijk te maken. [gedaagde 2] dient de sleutel van de woning van [eiseres] uiterlijk op de laatste werkdag aan [eiseres] af te geven. Voor het overige zullen de vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eiseres] in haar vordering ten aanzien van WVE Vastgoed B.V. niet-ontvankelijk;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om het gasfornuis, de vaatwasser en de afzuigkap uiterlijk binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiseres] af te geven en deze te installeren, en de afzuiginstallatie in de badkamer te installeren;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om uiterlijk binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de sleutel(s) die hij van de woning van [eiseres] in bezit heeft aan [eiseres] af te geven, dan wel in haar brievenbus te deponeren;
5.4.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.LK/MF