In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Stichting Paardrijden Gehandicapten 'De Blijde Ruiters'. [verzoekster] had een voorwaardelijk verzoek ingediend om te verklaren dat haar mondelinge opzegging van de arbeidsovereenkomst op 27 maart 2021 geen rechtsgevolg had. De Blijde Ruiters voerde aan dat [verzoekster] tijdens een gesprek op die datum had aangegeven per direct te willen stoppen. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring van [verzoekster] om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De rechter benadrukte dat de werkgever, in dit geval De Blijde Ruiters, had moeten verifiëren of [verzoekster] daadwerkelijk de intentie had om op te zeggen, vooral gezien haar emotionele toestand tijdens het gesprek. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en dat [verzoekster] recht heeft op loon en andere emolumenten. De Blijde Ruiters werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde loon, wettelijke verhoging en rente, en de proceskosten.