ECLI:NL:RBNHO:2021:6564

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
8934429 \ CV EXPL 20-10620
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van stukadoorswerk en de kwaliteitsnormen waaraan het moet voldoen

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende in België, met betrekking tot de betaling van een factuur voor stukadoorswerk. Eiser heeft in opdracht van gedaagde stucwerk verricht in diens appartement. Gedaagde was ontevreden over de kwaliteit van het geleverde werk en heeft de factuur onbetaald gelaten, na meerdere deskundigen te hebben ingeschakeld die oordeelden dat het werk niet voldeed aan de hoogste kwaliteitsnormen. Eiser heeft echter een deskundige ingeschakeld die concludeerde dat het werk wel voldeed aan een lagere standaard. Eiser vordert betaling van de factuur, vermeerderd met kosten, terwijl gedaagde een tegenvordering heeft ingesteld voor schadevergoeding wegens herstelwerkzaamheden die nodig zouden zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser grotendeels wordt toegewezen, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat het werk niet aan de overeengekomen normen voldeed. De kantonrechter heeft de tegenvordering van gedaagde afgewezen, omdat eiser niet in verzuim is geraakt. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8934429 \ CV EXPL 20-10620
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
handelend onder de naam [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. I. van Leusden
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] (België)
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. B. van der Horst
Kern van de zaak
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] stukadoorswerk verricht. [gedaagde] was niet tevreden, en heeft het werk door meerdere deskundigen laten inspecteren. De deskundigen waren van oordeel dat het stucwerk niet voldeed aan de allerhoogste standaard. [gedaagde] heeft daarom de factuur van [eiser] onbetaald gelaten. De deskundige die [eiser] vervolgens heeft ingeschakeld, heeft geoordeeld dat het stucwerk op basis van een lagere standaard moet worden beoordeeld. Deze deskundige kwam tot de conclusie dat het stucwerk wat ondergeschikte gebreken vertoonde, die in drie dagen verholpen zouden kunnen worden. [eiser] heeft [gedaagde] nogmaals verzocht zijn factuur te betalen, maar [gedaagde] was daartoe niet bereid. [eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen hem het factuurbedrag te betalen, verhoogd met onderzoekskosten en incassokosten. [gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld. [gedaagde] vordert vergoeding van de schade die hij lijdt doordat het stucwerk moet worden hersteld.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 17 november 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 18 februari 2019 aan [gedaagde] een offerte uitgebracht voor het stukadoren van het plafond van het appartement van [gedaagde] te [plaats] . De opgegeven prijs bedraagt € 3.780,00 (168 m² stucwerk à € 22,50 per m²). [gedaagde] heeft de offerte mondeling aanvaard. Nadat de werkzaamheden waren uitgevoerd, heeft [gedaagde] de rekening van [gedaagde] betaald.
2.2.
Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiser] daarna ook de wanden van het appartement gestukadoord. Nadat [eiser] de werkzaamheden had afgerond, heeft hij [gedaagde] op 11 november 2019 een factuur gestuurd van € 7.500,00 exclusief btw (300 m² stucwerk à € 25,00 per m²). Inclusief btw bedraagt het factuurbedrag € 9.075,00.
2.3.
[gedaagde] heeft de wanden in de week van 11 november 2019 – 18 november 2019 gesaust.
2.4.
In opdracht van [gedaagde] heeft [deskundige 1] te Noordwijk (hierna: [deskundige 1] ) het stucwerk op de wanden op 6 december 2021 beoordeeld. In het inspectierapport van 12 december 2012 staat het volgende:
“[…]
Conclusie:Er is tussen opdrachtnemer en opdrachtgever duidelijk afgesproken en overeengekomen dat het eindresultaat van hoogstaand niveau zal zijn. Dit afwerkingsniveau komt overeen met Groep 0 van de
Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen. De steekproef gemeten afwijkingen voldoen niet aan de vlakheidtoleranties van Groep 0.
[…]”
2.5.
Na samen met [gedaagde] het werk te hebben opgenomen, heeft [eiser] in de loop van december 2019 herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
2.6.
Op 19 januari 2020 heeft [gedaagde] de conclusies van [deskundige 1] aan [eiser] toegestuurd. In de e-mail van [gedaagde] staat het volgende:
“[…]
Naar aanleiding van de vele gebreken in het stukadoor werk na oplevering, hebben wij op 6 december 2019 de firma [deskundige 1] een rapport laten opstellen van hun bevindingen toetsend conform de NEN 13914-2 norm.
Er zijn een aantal herstellingen door u uitgevoerd, na herstelling voldoet nog steeds meer dan 50% van het stucwerk niet aan de geldende norm. Zie tevens beide foto’s toegevoegd van het resultaat na reparaties (stucwerk laat los).
Graag ontvang ik van u een passend voorstel.
[…]”
2.7.
[eiser] heeft bij creditfactuur van 4 maart 2020 een bedrag van € 2.420,00 in mindering gebracht op de factuur van 11 november 2019. [gedaagde] is niet tot betaling van het resterende bedrag van € 6.655,00 overgegaan.
2.8.
[gedaagde] heeft op 28 maart 2020 aan [eiser] de herstelpunten doorgegeven die volgens een adviseur van [gedaagde] nodig zijn. [gedaagde] geeft daarbij aan dat hij op korte termijn opdracht zal geven aan een andere stukadoor om de herstelwerkzaamheden uit te voeren.
2.9.
Bij e-mail van 16 april 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat een aantal herstelwerkzaamheden inmiddels zijn uitgevoerd, en dat hij na afronding van alle herstelwerkzaamheden de daarvoor gefactureerde bedragen aan [gedaagde] zal voorleggen.
2.10.
Stukadoorsbedrijf [stukadoorsbedrijf] te [plaats] heeft op 27 april 2020 twee offertes van in totaal € 6.775,00 aan [gedaagde] uitgebracht voor herstel van het stucwerk.
2.11.
Op 5 mei 2020 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiser] gemaild:
“[…]
Wij hebben een prijs van 25 euro de vierkante meter afgesproken.
[…]
bij het opstellen van de rapporten is een nauwkeurige berekening gedaan van de door u gestukadoorde vierkante meters (exclusief plafond), dit blijkt 206,29 vierkante meter stukadoorswerk wat niet voldoet aan de afgesproken norm. […]
Wij stellen voor dat U uw verzekering aanspreekt om de schade die wij door u toedoen lijden vergoed.
[…]”
2.12.
In opdracht van [eiser] heeft het Technisch Bureau Afbouw (hierna: TBA) het stucwerk op 28 september 2020 beoordeeld. In het rapport van TBA van 29 september 2020 staat het volgende:
“[…]
CONCLUSIEOp basis van dit onderzoek dient het volgende gesteld te worden:
- Over het geheel gezien is het oppervlak van het wandstucwerk in deze woning correct van esthetische kwaliteit op basis van glad- en vlakheid uitgevoerd. Dit overeenkomstig oppervlaktegroep 1 voor stukadoorswerk binnen. […]”
Over de geconstateerde herstelpunten staat in het rapport het volgende:
“[…]
Herstel is nodig om het kwaliteitsniveau te verbeteren. Dit op basis van het plaatselijk schuren en geheel bijwerken van deze wanddelen. Het betreft hier slechts enkele wandjes of wanddelen voorkomende in de slaapkamer/kleedkamer, hal en woonkamer/keuken.
[…]”
2.13.
In reactie op de vraag van [eiser] wat de kosten van herstelkosten zullen zijn, heeft TBA op 30 september 2020 het volgende geantwoord:
“[…]
Het meeste werk zal zitten in het afplakken c.q. maskeren van de omgeving rondom de te repareren wanddelen. Het schuren en pleisteren zal binnen twee dagen gerealiseerd kunnen worden. Het primeren en schilderen vereist mogelijk een halve werkdag. Inclusief opruimen totaal mogelijk 3 dagen werk.
[…]”
2.14.
[eiser] heeft [gedaagde] op 26 oktober 2020 geschreven dat hij terugkomt op de creditering van € 2.420,00 omdat [gedaagde] daarmee niet heeft willen instemmen. In deze brief verzoekt [eiser] [gedaagde] over te gaan tot betaling van € 10.525,25. Rekening houdend met de door TBA aangegeven herstelpunten geeft [eiser] daarbij aan genoegen te nemen met € 9.625,25.
2.15.
TOP Expertise B.V. te Rotterdam heeft in opdracht van [gedaagde] het stucwerk op 11 januari 2021 beoordeeld. In het Rapport van Expertise van 18 januari 2021 staat het volgende:
“[…]
Volgens de richtlijn moet het stucwerk binnen zeven groepen worden beoordeeld. Gezien de afspraken die zijn gemaakt, te weten het verzoek tot hoogstaand stucwerk, de referenties te Zandvoort, waarvan wij foto’s hebben ontvangen en beoordeeld, en de gehanteerde prijs van € 25,-- exclusief btw, die als buitenproportioneel kunnen worden beoordeeld, behoort het stucwerk ons inziens te worden beoordeeld aan groep 0. […]
Samenvattend voldoet het stucwerk ons inziens niet aan de daaraan te stellen eis van goed en deugdelijk werk en aan de van toepassing zijnde norm NEN 13914-2, klasse 0.
Op verzoek van uw cliënt hebben wij het aantal vierkante meters stucwerk op de wanden nagemeten. Hieruit volgt dat het totale oppervlak 209,85 m² bedraagt […]
De kosten voor het herstel van het stucwerk ramen wij volgens onderstaande specificatie op € 7.780,-- exclusief btw
[…]”

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om € 9.817,50, althans € 8.917,50, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen, de proceskosten, en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat partijen mondeling een overeenkomst van aanneming hebben gesloten op grond waarvan [eiser] de wanden van het appartement van [gedaagde] heeft gestukadoord tegen een prijs van € 25,00 per m². Omdat geen afspraken zijn gemaakt over de standaard waaraan het stucwerk moet voldoen, diende het werk goed en deugdelijk te zijn. Na afronding van het werk heeft [eiser] in december 2019 op aanwijzing en naar tevredenheid van [gedaagde] de herstelpunten verholpen, zodat het werk voor of op 31 december 2019 als opgeleverd kan worden beschouwd. Desondanks is [gedaagde] niet tot betaling van het factuurbedrag van € 9.075,00 overgegaan. Omdat [gedaagde] ontevreden bleef over de kwaliteit van het werk en daarom niet bereid was de factuur te betalen, heeft [eiser] TBA opdracht gegeven het werk te inspecteren. Hoewel TBA daarbij volgens [eiser] is uitgegaan van de te hoge klasse Groep 1 van de Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen, neemt [eiser] het rapport van TBA als uitgangspunt. TBA heeft geconcludeerd dat het werk voldoet aan de kwaliteitseisen van Groep 1, behoudens wat ondergeschikte herstelpunten. Voor het herstel van die punten zijn ongeveer drie mandagen nodig. Uitgaande van een redelijk en gebruikelijk tarief van € 300,00 per dag, zou het werk dan voor een bedrag van € 900,00 hersteld kunnen worden. [eiser] vordert daarom primair betaling van € 9.817,50, zijnde het factuurbedrag van € 9.075,00 vermeerderd met € 742,50 aan kosten voor het opstellen van het deskundigenrapport van TBA, en nog te vermeerderen met € 707,75 voor buitengerechtelijke incassokosten. Subsidiair vordert [eiser] betaling van € 8.917,50, te vermeerderen met € 707,75 aan buitengerechtelijke incassokosten.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, waarbij [eiser] persoonlijk verplicht was de stukadoorswerkzaamheden uit te voeren. [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, want hij heeft in strijd met zijn zorgplicht als goed opdrachtnemer het werk door een andere stukadoor laten uitvoeren. Verder voert [gedaagde] aan dat het geleverde werk niet beantwoordde aan de overeenkomst. [gedaagde] heeft [eiser] daarom op 19 januari 2020 en 28 maart 2020 in gebreke gesteld. Om de precieze aard en omvang van de tekortkomingen van [eiser] te laten vaststellen, heeft [gedaagde] drie afzonderlijke deskundigen ingeschakeld. Alle deskundigen concludeerden dat de tekortkomingen die zij constateerden voor rekening van [eiser] dienen te komen. Omdat het herstelwerk van [eiser] de gebreken niet heeft verholpen, is sprake van schuldeisersverzuim van de kant van [eiser] . [gedaagde] hoeft de factuur van [eiser] daarom niet te voldoen. Met een beroep op verrekening voert [gedaagde] tenslotte aan dat het factuurbedrag hoger is dan de herstelkosten, wat volgens [gedaagde] een zelfstandige reden is dat hij de factuur van [gedaagde] niet hoeft te betalen.
4.2.
[gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld. [gedaagde] vordert dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt aan hem € 11.486,13 te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag. Ook vordert [gedaagde] de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] partieel te ontbinden, in die zin dat de prijs per vierkante meter wordt verlaagd van € 30,25 naar € 21,78, althans een in goede justitie te bepalen lagere prijs. Daarnaast vordert [gedaagde] [eiser] te veroordelen om de buitengerechtelijke incassokosten van € 845,70 aan hem te betalen. Tot slot vordert [gedaagde] de wettelijke rente over de toegewezen bedragen, en de proceskosten, waaronder nakosten.
4.3.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag dat [gedaagde] schade lijdt doordat [eiser] de overeenkomst niet correct is nagekomen. De schade van [gedaagde] bedraagt € 11.486,13. Dit bedrag bestaat uit herstelkosten en de kosten van de deskundigen die [gedaagde] heeft moeten inschakelen om de aansprakelijkheid van [eiser] te kunnen vaststellen. Omdat [eiser] niet het hoogstaande werk heeft geleverd dat was overeengekomen, is het volgens [gedaagde] is strijd met de redelijkheid en billijkheid om de overeenkomst met [eiser] in stand te laten. [gedaagde] verzoekt daarom de prijs per vierkante meter te verlagen van € 30,25 tot € 21,78. Het feit dat [eiser] zonder voorafgaande mededeling het werk door een andere stukadoor heeft laten uitvoeren is voor [gedaagde] eveneens een onvoorziene omstandigheid die een verlaging van de prijs per vierkante meter rechtvaardigt.
4.4.
[eiser] voert verweer. Op de standpunten van partijen wordt hierna ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] woont in Nederland en [gedaagde] woont in België. De zaak heeft dus een internationaal karakter. De kantonrechter dient daarom zijn bevoegdheid vast te stellen aan de hand van EU-verordening 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de Verordening). Ingevolge artikel 4 van de Verordening dient iemand in beginsel voor het gerecht van zijn woonplaats te worden opgeroepen. In artikel 7 van de Verordening zijn echter mogelijk alternatief bevoegde gerechten aangewezen. Ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst is eveneens bevoegd het gerecht van de plaats waar die verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Voor het verstrekken van diensten, is dit de plaats waar de diensten werden verstrekt of verstrekt hadden moeten worden. Omdat het in onderhavige zaak gaat om een overeenkomst over het stukadoren van een appartement te [plaats] , behoort de zaak in beginsel tot de bevoegdheid van de kantonrechter te Leiden. In artikel 26 van de Verordening is bepaald dat een gerecht bevoegd is indien de verweerder verschijnt, en hij de bevoegdheid van het gerecht niet betwist. Omdat [gedaagde] de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem niet heeft betwist, volgt hieruit dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is de zaak te beoordelen.
5.2.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.3.
Op grond van de overeenkomst was [eiser] tegenover [gedaagde] verplicht om de wanden in het appartement van [gedaagde] te stukadoren. Nergens blijkt uit dat [gedaagde] heeft bedongen dat [eiser] de werkzaamheden persoonlijk moest uitvoeren. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] dat zodanig heeft uitgesproken. Zonder uitdrukkelijke afspraak kan de omstandigheid dat [gedaagde] voor [eiser] heeft gekozen omdat [eiser] hoogwaardig stukadoorswerk heeft afgeleverd aan de schoonvader van [gedaagde] niet tot de conclusie leiden dat [eiser] het stucwerk persoonlijk diende uit te voeren.
5.4.
Uitgangspunt is daarom dat [eiser] heeft gewerkt op basis van een aannemingsovereenkomst als bedoeld artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hieruit volgt dat [eiser] op grond van artikel 7:751 BW bevoegd was het werk door een ander te laten uitvoeren. De kantonrechter verwerpt daarom het verweer van [gedaagde] dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgplicht als opdrachtnemer door een andere stukadoor het werk te laten uitvoeren.
5.5.
Volgens [gedaagde] hoeft hij de factuur van [eiser] niet te betalen omdat [eiser] niet het hoogstaande werk heeft geleverd dat was overeengekomen. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing naar het rapport van [deskundige 1] en het rapport van Top Expertise B.V. [deskundige 1] neemt als uitgangspunt dat tussen partijen is overeengekomen dat het stucwerk van uitmuntende kwaliteit moet zijn, en heeft daarom het werk beoordeeld op basis van Groep 0 van de Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen. Top Expertise B.V. geeft in haar rapport aan dat zij Groep 0 heeft aangehouden, gezien het verzoek van [gedaagde] om hoogstaand stucwerk, de foto’s van het hoogstaande werk dat aan de schoonvader van [gedaagde] is geleverd, en de hoge prijs van € 25,00 per vierkante meter. Voor beantwoording van de vraag of het stucwerk aan de hand van het zwaarste beoordelingscriterium van Groep 0 moet worden, is echter niet beslissend de informatie die [gedaagde] aan de rapporteurs heeft verstrekt. Doorslaggevend is het antwoord op de vraag of vastgesteld kan worden of [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst nadrukkelijk heeft bedongen dat het stucwerk van de allerhoogste kwaliteit moet zijn.
5.6.
Bij Groep 0 van de Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen moet het stucwerk aan het volgende voldoen:
Glad oppervlak, verkregen door het aanbrengen van een één- of meerlaagssysteem, waaraan zeer hoge visuele en functionele eisen worden gesteld en dat naderhand kan worden voorzien van een glanzend (zijde-/hoogglans), handmatig of mechanisch aangebracht, afwerksysteem.Bij Groep 1 van de Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen geldt de volgende standaard:
Glad oppervlak waaraan hoge visuele en functionele eisen worden gesteld en dat naderhand kan worden voorzien van een mat afwerksysteem, vinylbehang, een glasvlies versterkt verfsysteem of een fijne sierpleister met een korreldikte tot 1 mm.
5.7.
De kantonrechter constateert dat bij Groep 0 het stucwerk moet voldoen aan
zeer hoge visuele en functionele eisen, en dat bij Groep 1 het stucwerk moet voldoen aan
hoge visuele en functionele eisen. [gedaagde] heeft tegenover de betwisting van [eiser] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat hij bij het sluiten van de overeenkomst nadrukkelijk heeft bedongen dat het stucwerk zou moeten voldoen aan de hoogste eisen van Groep 0, en niet aan de eveneens hoge kwaliteitseisen van Groep 1. Het staat dus niet vast dat het werk zou moeten voldoen aan de hoogste eisen van Groep 0. Zonder concreet afspraken te maken over de hoogste kwaliteit van het werk, is de overeengekomen prijs per vierkante meter en het feit dat [eiser] goed werk heeft afgeleverd in het appartement van de schoonvader van [gedaagde] onvoldoende om te kunnen concluderen dat [gedaagde] zonder daarom expliciet te vragen stucwerk mocht verwachten dat voldoet aan de hoogste kwaliteitseisen van Groep 0.
5.8.
Blijkens het rapport van TBA voldoet het stucwerk aan Groep 1, met uitzondering van een aantal gebreken die zich lenen voor herstel. [gedaagde] twijfelt niet aan de deskundigheid van de inspecteur van TBA. Hij is het alleen niet eens met de beoordeling van het werk op basis van Groep 1. Uit wat hiervoor is overwogen volgt echter dat er geen basis is voor beoordeling van het stucwerk aan de eisen van Groep 0. Hoewel [eiser] een beoordeling naar de eisen van Groep 1 eigenlijk nog te hoog vindt, legt hij zich bij de conclusies van TBA neer. Omdat niet is komen vast te staan dat het stucwerk aan Groep 0 zou moeten voldoen, en beide partijen het rapport van TBA accepteren, zal ook de kantonrechter van dat rapport uitgaan.
5.9.
Zoals overwogen voldoet het werk volgens TBA aan de eveneens hoge kwaliteitseisen van Groep 1 van de Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk Binnen. TBA benoemt ook een aantal gebreken, en TBA heeft [eiser] per e-mail laten weten dat het herstel daarvan ongeveer drie mandagen zal vergen. Omdat het mogelijk is de gebreken binnen een paar dagen te verhelpen, is de kantonrechter van oordeel dat de gebreken niet kunnen rechtvaardigen dat [gedaagde] de betaling van het factuurbedrag opschort. [gedaagde] heeft [eiser] ook geen fatale termijn gesteld om de gebreken te verhelpen, zodat [eiser] niet in verzuim is geraakt. [gedaagde] dient daarom de factuur van [eiser] te betalen, behoudens de herstelkosten. [gedaagde] heeft niet bestreden dat het herstel drie mandagen zal vergen, en dat een tarief van € 300,00 per mandag redelijk en gebruikelijk is. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 900,00 van de factuur van € 9.075,00 aftrekken, zodat in hoofdsom een bedrag van € 8.175,00 zal worden toegewezen.
5.10.
De gevorderde kosten van € 742,50 voor het opstellen van het rapport van TBA en de buitengerechtelijke incassokosten van € 707,75 komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. Dat [eiser] de rekening voor het rapport TBA niet heeft hoeven te betalen, heeft [gedaagde] tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiser] niet aannemelijk gemaakt. [eiser] heeft deze kosten moeten maken omdat [gedaagde] zonder rechtvaardiging weigerde voor het stucwerk te betalen. De kosten van het rapport TBA en de correct aangezegde buitengerechtelijke incassokosten dienen daarom voor rekening van [gedaagde] te worden gebracht.
5.11.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van € 9.625,25 zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag dat de dagvaarding aan [gedaagde] is uitgereikt.
5.12.
De tegenvordering van [gedaagde] zal worden afgewezen. Hiervoor is al overwogen dat [eiser] niet in verzuim is geraakt, zodat een schadevergoeding op grond van wanprestatie niet aan de orde kan. Voor de gevorderde partiële ontbinding is eveneens vereist dat [eiser] in verzuim is. Omdat [eiser] niet in verzuim is, kan daarom van een partiële ontbinding evenmin sprake zijn.
5.13.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] grotendeels wordt toegewezen, en dat de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat het ongelijk krijgt. De gevorderde nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

6.De beslissing

De kantonrechter:
op de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 9.625,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 230,80
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
6.3.
wijst het overig gevorderde af.
op de tegenvordering
6.4.
wijst de vordering af;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 300,00 voor salaris gemachtigde.
op de vordering en de tegenvordering
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten maakt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter