ECLI:NL:RBNHO:2021:6641

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/317837 / JU RK 21-1224
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblemen

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) om een opvolgende machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige die voor de vierde keer in een gesloten setting verblijft. De kinderrechter constateert dat er geen goed en vernieuwend plan ligt voor de gesloten plaatsing, zoals vereist door de gedragswetenschapper. Desondanks verleent de kinderrechter in het belang van de minderjarige een machtiging voor de duur van één maand, omdat er geen alternatief voorhanden is en de minderjarige nog stappen te zetten heeft voordat hij naar een open setting kan. De kinderrechter verwacht dat de GI bij een eventuele verlenging van de machtiging met een goed onderbouwd verzoek komt, inclusief een vernieuwend plan voor behandeling en begeleiding.

De kinderrechter overweegt dat de minderjarige, die lijdt aan gedragsproblemen en eerder gesloten is geplaatst, nog steeds intensieve begeleiding en therapie nodig heeft. De kinderrechter wijst op het belang van een goed en vernieuwend plan voor de gesloten plaatsing, aangezien eerdere plaatsingen niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid. De kinderrechter besluit uiteindelijk om de machtiging voor een maand te verlenen, met de mogelijkheid voor de GI om opnieuw om een machtiging te verzoeken indien nodig. De kinderrechter benadrukt dat de minderjarige stappen moet zetten om de geslotenheid te kunnen verlaten en dat hij zich moet inzetten voor zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/317837 / JU RK 21-1224
Datum uitspraak: 22 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. R. Polderman, kantoorhoudende te Alkmaar.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 28 juni 2021;
- de verklaring dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder van 15 april 2021;
- de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
[gedragswetenschapper] (
met voorbehoud) van 8 juli 2021;
- het e-mailbericht van de GI met bijlage van 20 juli 2021;
- het e-mailbericht van de GI met bijlage van 21 juli 2021.
1.2
Op 22 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat, die voorafgaand aan de zitting ook apart zijn gehoord;
- de moeder, die telefonisch aanwezig was;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI, die telefonisch aanwezig was.
1.3
Een vertegenwoordiger van Horizon, locatie Antonius te Castricum (hierna: Horizon), is - alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[de minderjarige] verblijft bij Horizon.
2.3
Bij beschikking van 19 februari 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling laatstelijk bij beschikking van 15 februari 2021 is verlengd tot 28 februari 2022.
2.4
Bij beschikking van 22 maart 2021 is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] verleend tot uiterlijk 22 augustus 2021.

3.Het verzoek en het standpunt van de GI

3.1
De GI verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2
De GI heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat [de minderjarige] zich niet aan de afspraken heeft gehouden die zijn vastgesteld in het hulpverleningsplan voorwaardelijke gesloten machtiging. Door het agressieve en dreigende gedrag van [de minderjarige] zijn er onveilige situaties ontstaan voor de andere cliënten en de begeleiding bij Heldenhaven (’s Heeren Loo) waar hij verbleef. Hierdoor is [de minderjarige] op 2 april 2021 teruggeplaatst bij Horizon. Deze plaatsing verliep in eerste instantie positief. [de minderjarige] hield zich aan de gemaakte afspraken en regels, volgde onderwijs en liep stage. In mei 2021 zijn er zorgen gemeld vanuit school en het leerlingenvervoer en in juni 2021 zijn er meerdere incidenten bij Horizon geweest, waarna [de minderjarige] met een time-out bij de Koppeling in Amsterdam is geplaatst. Sinds zondag 18 juli 2021 is [de minderjarige] weer terug bij Horizon. [de minderjarige] heeft het nu nodig om in deze gestructureerde en veilige setting te verblijven. Er is voor [de minderjarige] een aangepast programma en [de minderjarige] stelt zich tot nu toe begeleidbaar op en doet mee aan dit aangepaste programma. Als [de minderjarige] zich goed gedraagt zal hij worden beloond met vrijheden. De GI vindt het van belang dat [de minderjarige] een gedragsverandering gaat laten zien. Om [de minderjarige] hierbij te helpen zal, als uiterlijk volgende week de uitslag van het persoonlijkheidsonderzoek bekend is, passende (trauma)therapie voor [de minderjarige] worden ingezet. Op het moment dat er een sterke basis is voor [de minderjarige] , zal hij bij Co-operatief Zorg worden geplaatst. Horizon zal dan betrokken blijven en de GI zal dan opnieuw om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verzoeken. De GI wil dat een overplaatsing van [de minderjarige] van een gesloten naar een open setting nu een succes wordt. Daarom is het belangrijk dat er eerst ook een duidelijk en strak (samenwerkings)plan komt tussen Horizon en Co-Operatief Zorg voordat [de minderjarige] daar geplaatst wordt. Voor het opstellen van een dergelijk plan zal tijd nodig zijn en de GI verzoekt daarom om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1
[de minderjarige] is het niet eens met het verzoek van de GI. Het is volgens [de minderjarige] bij Heldenhaven misgegaan omdat hij daar niks mocht en hij daar op zijn tenen liep, waardoor hij snel gefrustreerd raakte. [de minderjarige] stond er niet bij stil dat hij weer teruggeplaatst kon worden bij Horizon als hij zich zou misdragen bij Heldenhaven. Volgens [de minderjarige] is hij daar nu in gegroeid en denkt hij nu twee keer na voor hij iets doet. [de minderjarige] heeft verder verteld dat sinds zijn terugplaatsing bij Horizon er nagenoeg niets is gebeurd. Hij heeft op dit moment een kamerprogramma (verblijft daar nagenoeg de hele dag) en de reden daarvoor is hem onduidelijk. [de minderjarige] heeft wel een gesprek met zijn mentor gehad over dat hij zijn gedrag moet aanpassen. Ook voert hij wel gesprekken met een psycholoog, maar deze gesprekken gaan alleen over hoe het gaat. [de minderjarige] is van mening dat hij traumatherapie nodig heeft om zijn agressieproblematiek aan te kunnen pakken, maar dit is nog niet gestart omdat de hulpverlening eerst de uitslag van het persoonlijkheidsonderzoek wil afwachten. Doordat het allemaal zo lang duurt heeft [de minderjarige] moeite om zijn motivatie vast te houden. [de minderjarige] heeft afgelopen maandag een intake gehad voor begeleid wonen bij Co-operatief Zorg. Volgens [de minderjarige] kan hij daar ook een behandeling krijgen voor zijn gedragsproblematiek.
Mr. Polderman heeft aan het voorgaande toegevoegd dat de gedragswetenschapper voorwaardelijk heeft ingestemd met een machtiging gesloten jeugdhulp, namelijk onder het voorbehoud dat er een goed en vernieuwend plan moet komen. [de minderjarige] heeft immers al diverse keren eerder gesloten gezeten zonder resultaat. Een dergelijk plan ontbreekt nog steeds en mr. Polderman verzoekt daarom namens [de minderjarige] primair om het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de machtiging gesloten jeugdhulp voor een maand te verlenen, om de GI en Horizon in de gelegenheid te stellen alsnog een goed en vernieuwend plan te maken en uit te voeren. Mr. Polderman vindt het belangrijk dat dit plan op de kortst mogelijke termijn komt, maar vreest dat het - mede vanwege de zomervakantie - lang op zich laat wachten. Zeker als de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden wordt verleend.
4.2
De moeder vindt het een lastige situatie. Zij gunt [de minderjarige] een fijne plek in een open instelling, maar ziet tegelijkertijd dat [de minderjarige] nog moeite heeft om zich te gedragen en dat hij daar nog stappen in te zetten heeft. De moeder hoopt dat [de minderjarige] de kans om bij Co-operatief Zorg te wonen met beide handen aanpakt en dat hij daar voor een lange termijn kan verblijven.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter overweegt, gelet op het verhandelde ter zitting en hetgeen uit de stukken is gebleken, als volgt.
5.2
[de minderjarige] verbleef met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, welke bij beschikking van 22 maart 2021 is verleend, bij Heldenhaven (’s Heeren Loo). Deze plaatsing is niet goed verlopen. Uit de stukken komt naar voren dat er verschillende incidenten zijn geweest waarbij [de minderjarige] zich agressief en dreigend heeft gedragen en er onveilige situaties zijn ontstaan voor de medebewoners en de begeleiding. GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] , verbonden aan Advisum (’s Heeren Loo) schrijft daarover het volgende:
“We merken dat [de minderjarige] gewend is op een dergelijke agressieve manier te reageren, en eigenlijk naast weglopen, geen andere copingmechanismen tot zijn beschikking heeft. [de minderjarige] is een emotioneel beschadigde en affectief verwaarloosde jongen met onderliggende trauma’s die zich een gedragsstijl heeft aangeleerd waarbij hij iedereen van zich afduwt op een dreigende en agressieve manier. (…) De overplaatsing van de gesloten setting naar onze setting lijkt voor nu nog een stap te vroeg geweest. Daarbij gaat het niet zozeer om het wel/niet insluiten van [de minderjarige] , maar met name over het aanleren van andere (minder agressieve) coping in een setting waar er een intensieve begeleidingsvorm is gericht op dergelijk agressief gedrag. (…)
Positieve punten zijn dat hij wat meer open lijkt te staan voor verandering in gedrag en inzicht wil krijgen in eigen gedrag. Zijn doel is een positieve toekomst, hier wil hij aan werken, maar weet niet hoe. Wat mij betreft zou er nu ingezet moeten worden op behandeling en intensieve begeleiding gericht op gedrag/agressieregulering, gewetensfunctie en psycho-educatie. Daarbij tevens bekijken of behandeling ingezet kan worden op het gebied van trauma’s, die onderliggend zijn, mogelijk dat dit pas in een later stadium zal kunnen. De agressieve gedragscomponent staat echter dusdanig op de voorgrond wat nu het continueren van de plaatsing in onze instelling in de weg staat.
We kunnen constateren dat de stap vanuit een gesloten setting naar onze instelling mogelijk te vroeg is. Eerst zal hij een stap dienen te maken in hanteren van adequate coping anders dan agressie en bedreiging. (…)”
5.3
[de minderjarige] is vervolgens op 2 april 2021 op grond van de voorwaardelijke machtiging (voor de derde keer) teruggeplaatst bij Horizon, waar hij op dit moment nog steeds -inmiddels alweer ruim drie maanden - verblijft. De kinderrechter dient de vraag te beantwoorden of het verblijf van [de minderjarige] in deze gesloten setting dient te worden voortgezet.
5.4
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.5
Naar het oordeel van de kinderrechter is aan dit criteria voldaan. Op basis van een diagnose uit januari 2018 wordt in de stukken aangegeven dat [de minderjarige] een getraumatiseerde moeilijk lerende jongen is met ADHD en ODD. Meerdere gesloten plaatsingen hebben tot nu toe nog niet tot een gewenste gedragsverandering bij [de minderjarige] geleid. Zowel bij Heldenhaven (’s Heeren Loo) als bij Horizon hebben er incidenten plaatsgevonden waarbij [de minderjarige] zich dreigend en agressief heeft opgesteld. De kinderrechter ziet dat [de minderjarige] de wil heeft om zijn gedrag en zijn leven te veranderen. De kinderrechter ziet echter ook dat [de minderjarige] dat zelf niet lukt en hij daar nog (intensieve) begeleiding en (trauma)therapie vanuit een gesloten setting voor nodig heeft.
5.6
De kinderrechter kan een machtiging gesloten jeugdhulp echter slechts verlenen als een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht instemt met het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp (artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet). De gedragswetenschapper die [de minderjarige] heeft onderzocht, [gedragswetenschapper] , heeft een voorbehoud gemaakt op haar instemming voor de machtiging gesloten jeugdhulp. De gedragswetenschapper schrijft onder meer het volgende:
“Voordat er een verlenging komt van de machtiging adviseert onderzoeker dat er een goed en vernieuwend plan ligt voor [de minderjarige] ; waarom zal deze plaatsing nu wel lukken, wat gaat er nu anders gedaan worden!?”
5.7
Op 20 juli jl. is er telefonisch contact geweest met de GI over dit voorbehoud in de instemmingsverklaring. De GI heeft vervolgens op 20 juli 2021 en 21 juli 2021 twee e-mailberichten gestuurd met daarbij - kort gezegd - een verslag van de gedragswetenschapper van Horizon over het verloop van februari tot juli 2021 bij Horizon (een incidentenlijst), een aangepast programma voor [de minderjarige] (een kamerprogramma) en een globale lijst met punten waar de komende tijd mee aan de slag gegaan dient te worden. Er is geen vertegenwoordiger van Horizon ter zitting verschenen om hier een nadere toelichting op te geven. Ter zitting is door de GI nog aangegeven dat [de minderjarige] bij Co-operatief Zorg geplaatst kan worden als er sprake is van een gedragsverandering bij [de minderjarige] en er een (samenwerkings)plan tussen Horizon en Co-operatief is opgesteld om deze plaatsing in een open setting tot een succes te maken. Verder is gebleken dat er recent (opnieuw) een persoonlijkheidsonderzoek bij [de minderjarige] is afgenomen en dat er - als de uitkomst van dit onderzoek bekend is - (trauma)therapie voor [de minderjarige] ingezet zal worden. In afwachting van de uitkomst van dit onderzoek voert [de minderjarige] voorbereidende gesprekken met een psycholoog.
5.8
De kinderrechter onderstreept allereerst het belang van een goed en vernieuwend plan voor de gesloten plaatsing van [de minderjarige] , nu [de minderjarige] sinds zijn twaalfde (sinds maart 2018) vier keer gesloten is geplaatst en hij momenteel voor de derde keer bij Horizon verblijft. De eerdere terugplaatsing van [de minderjarige] bij zijn moeder en de plaatsing van [de minderjarige] bij Heldenhaven (’s Heeren Loo) zijn niet goed verlopen en geconcludeerd kan worden dat [de minderjarige] meer nodig heeft dan dat er tot nu toe binnen de geslotenheid is ingezet om de stap naar een open setting op een succesvolle wijze te kunnen maken. De kinderrechter constateert dat er nu slechts een begin is gemaakt met een plan voor [de minderjarige] . Dit plan ziet echter ook deels op de periode ná de geslotenheid van [de minderjarige] en de kinderrechter is van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een goed en vernieuwend plan voor de gesloten plaatsing van [de minderjarige] , zoals de gedragswetenschapper heeft bedoeld. De kinderrechter overweegt daartoe dat het haar onduidelijk is gebleven wat er - afgezien van de voorbereidende gesprekken met de psycholoog en de (trauma)therapie - concreet aan behandeling en de (intensieve) begeleiding binnen Horizon is en gaat worden ingezet om tot een gedragsverandering bij [de minderjarige] te komen. Ook is de kinderrechter onduidelijk welke leerdoelen [de minderjarige] dient te behalen om de geslotenheid te kunnen verlaten en op welke wijze zijn verloven en vrijheden worden opgebouwd. De kinderrechter begrijpt dat de uitkomsten van een persoonsonderzoek van belang kunnen zijn voor het opstellen van een goed en vernieuwend plan. De kinderrechter begrijpt echter niet waarom dit onderzoek nu pas, nu [de minderjarige] voor de derde keer bij Horizon verblijft, is ingezet. Ook is de kinderrechter onduidelijk gebleven waarom de eerder gestelde diagnose en het advies van de gedragswetenschapper van ’s Heeren Loo (genoemd in r.o. 5.2) niet is gevolgd om in ieder geval alvast te starten met traumatherapie, zoals [de minderjarige] zélf ook graag wil, en om een begin te maken met (een goed en vernieuwend plan voor) de behandeling en de (intensieve) begeleiding gedurende de gesloten plaatsing van [de minderjarige] .
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan het voorbehoud van de gedragswetenschapper, waardoor de instemming van de gedragswetenschapper ontbreekt.
5.9
Hoewel de kinderrechter dus de instemming van de gedragswetenschapper nodig heeft om de machtiging tot gesloten jeugdhulp te kunnen verlenen, gaat de kinderrechter in het belang van [de minderjarige] - op dit moment - aan dit vereiste voorbij. De kinderrechter acht het namelijk niet in het belang van [de minderjarige] om het verzoek van de GI volledig af te wijzen, omdat dit tot gevolg zou hebben dat [de minderjarige] op korte termijn, uiterlijk op 22 augustus 2021, de geslotenheid dient te verlaten en overgeplaatst zal moeten worden naar Coöperatief Zorg (of een andere plek in een open setting). Duidelijk is immers dat [de minderjarige] nog stappen heeft te zetten om de geslotenheid te kunnen verlaten. Dat vindt hij zelf ook.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van een maand, tot uiterlijk 22 september 2021, en het meer verzochte afwijzen. Mocht deze termijn van een maand onvoldoende zijn, dan zal de GI opnieuw om een (opvolgende) machtiging gesloten jeugdhulp dienen te verzoeken. De kinderrechter verwacht in dat geval een goed onderbouwd verzoek met een goed en vernieuwend plan voor wat er binnen de gesloten setting voor [de minderjarige] aan behandeling en (intensieve) begeleiding wordt ingezet om een succesvolle stap naar een open setting te kunnen maken. De kinderrechter verwacht ook dat er op dat moment aan dat plan wordt gewerkt.
5.1
Ten overvloede merkt de kinderrechter nog het volgende op. Zoals overwogen brengt [de minderjarige] al een lange tijd van zijn leven door in een gesloten setting. [de minderjarige] heeft momenteel (in ieder geval op de dag van de zitting) een aangepast programma en verblijft voor een groot deel van de dag alleen op zijn kamer. Hoewel de kinderrechter begrijpt dat [de minderjarige] enige tijd de gevolgen moet ervaren van de incidenten die hebben plaatsgevonden, spreekt de kinderrechter de hoop uit dat [de minderjarige] zo snel mogelijk - mits zijn gedrag dit toelaat - weer kan gaan oefenen met vrijheden en daarmee met het omgaan met dagelijkse (lastige) situaties, zodat hij kan leren hoe daarmee om te gaan. Hiervoor is uiteraard ook noodzakelijk dat [de minderjarige] zich inzet om deze stappen te zetten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verleent een machtiging om
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, voor de duur van een maand, met ingang van 22 augustus 2021 tot uiterlijk 22 september 2021;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Kuip, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.