In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) om een opvolgende machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige die voor de vierde keer in een gesloten setting verblijft. De kinderrechter constateert dat er geen goed en vernieuwend plan ligt voor de gesloten plaatsing, zoals vereist door de gedragswetenschapper. Desondanks verleent de kinderrechter in het belang van de minderjarige een machtiging voor de duur van één maand, omdat er geen alternatief voorhanden is en de minderjarige nog stappen te zetten heeft voordat hij naar een open setting kan. De kinderrechter verwacht dat de GI bij een eventuele verlenging van de machtiging met een goed onderbouwd verzoek komt, inclusief een vernieuwend plan voor behandeling en begeleiding.
De kinderrechter overweegt dat de minderjarige, die lijdt aan gedragsproblemen en eerder gesloten is geplaatst, nog steeds intensieve begeleiding en therapie nodig heeft. De kinderrechter wijst op het belang van een goed en vernieuwend plan voor de gesloten plaatsing, aangezien eerdere plaatsingen niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid. De kinderrechter besluit uiteindelijk om de machtiging voor een maand te verlenen, met de mogelijkheid voor de GI om opnieuw om een machtiging te verzoeken indien nodig. De kinderrechter benadrukt dat de minderjarige stappen moet zetten om de geslotenheid te kunnen verlaten en dat hij zich moet inzetten voor zijn behandeling.