ECLI:NL:RBNHO:2021:6996

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9097663 \ CV EXPL 21-1486 (ES)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wettelijk cursusgeld na beëindiging inschrijving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen ROC Noord-Kennemerland, h.o.d.n. Horizon College (eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagde het wettelijk cursusgeld van € 555,50 aan Horizon verschuldigd is, nu hij zijn inschrijving niet vóór de start van het cursusjaar heeft beëindigd.

Horizon heeft de gedaagde op 2 maart 2021 gedagvaard, waarna een procesverloop volgde met schriftelijke antwoorden en reacties van beide partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een onderwijsovereenkomst bestond tussen Horizon en de gedaagde, waarin de verplichting tot betaling van het cursusgeld was opgenomen. De gedaagde heeft verzocht om uitschrijving van de opleiding, maar dit verzoek kwam pas na de start van het cursusjaar, waardoor de verplichting tot betaling van het cursusgeld bleef bestaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde het volledige bedrag van € 555,50 aan cursusgeld verschuldigd is, omdat de inschrijving niet tijdig was beëindigd. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van Horizon tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 659,74, inclusief wettelijke rente en kosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9097663 \ CV EXPL 21-1486 (ES)
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
ROC Noord-Kennemerland, h.o.d.n. Horizon College
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Horizon
gemachtigde: Huting & van der Mije Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] het wettelijk cursusgeld ter hoogte van € 555,50 aan Horizon verschuldigd is. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het bedrag verschuldigd is, omdat [gedaagde] zich niet vóór de eerste dag waarop de lessen in het cursusjaar aanvingen zijn inschrijving heeft beëindigd.

1.Het procesverloop

1.1.
Horizon heeft bij dagvaarding van 2 maart 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Horizon heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Horizon heeft met [gedaagde] een onderwijsovereenkomst gesloten als bedoeld in artikel 8.1.3. van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Uit hoofde van deze overeenkomst kreeg [gedaagde] het recht de BBL-opleiding ‘Industrieel produceren met hout’ te volgen in de periode 28 september 2020 tot 31 juli 2023.
2.2.
In de overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:
“De student verklaart door ondertekening kennis genomen te hebben van en in te stemmen met de inhoud van deze overeenkomst, inclusief de Algemene Voorwaarden. (…)”
2.3.
Artikel 8 van de Algemene Voorwaarden luidt, voor zover relevant:
“De student/werkgever is verplicht de wettelijke bijdrage voor de opleiding te betalen. (…) De verplichting tot betaling van de wettelijke bijdrage vervalt niet bij het voortijdig beëindigen van de opleiding. Wel kan in bepaalde gevallen een gedeelte teruggevraagd worden. (…)”
2.4.
Volgens artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 is het cursusgeld door de cursusgeldplichtige verschuldigd aan de instelling die het onderwijs aan de cursus verzorgt. Uit dit artikel volgt ook dat het cursusgeld eenmaal per cursusjaar per instelling verschuldigd is.
2.5.
Artikel 14 lid 2 van dit Uitvoeringsbesluit luidt, voor zover van belang:
“Teruggave van cursusgeld is uitsluitend mogelijk indien inschrijving is beëindigd:a. voor de eerste dag waarop de lessen in het cursusjaar aanvangen,(…)”
2.6.
Op 2 oktober 2020 heeft Horizon een creditfactuur gezonden aan [gedaagde] voor een bedrag van € 606,00. Op 7 oktober 2020 ontving [gedaagde] van Horizon een factuur ter hoogte van € 555,50.
2.7.
Bij e-mailbericht van 29 januari 2021 heeft [xxx] , de moeder van [gedaagde] , namens hem het volgende aan Horizon geschreven:
“( …) Met dit gegeven verzoek ik U dan ook vriendelijk [gedaagde] officieel vanaf die datum af te willen schrijven van deze opleiding.”
2.8.
De factuur van 7 oktober 2020 voor het cursusgeld van € 555,50 is onbetaald gebleven.

3.De vordering

3.1.
Horizon vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 659,74, bestaande uit een hoofdsom van € 555,50, vervallen wettelijke rente van € 3,41 en de buitengerechtelijke kosten van € 100,83, te vermeerderen met de (verdere) wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Horizon legt aan de vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een inschrijvings- of onderwijsovereenkomst gesloten. [gedaagde] dient op grond van deze overeenkomst een bedrag van € 555,50 aan cursusgeld te betalen. Dat [gedaagde] zich vroegtijdig van de opleiding heeft uitgeschreven doet hier niet aan af; elke student die op
1 oktober van het cursusjaar staat ingeschreven moet het wettelijk cursusgeld betalen, aldus Horizon.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan - samengevat - dat alle kosten aangaande schoolzaken door [yyy] bekostigd werden, de nota’s kon hij bij hen indienen. Hij heeft vanuit Horizon een factuur ontvangen waaruit bleek dat hij geen cursusgeld hoefde betalen en zag dit als bevestiging dat hij niks hoefde te betalen. Hij stelt verder dat de eerdere nota’s naar [yyy] werden doorgestuurd. In december 2020 kreeg hij van zijn mentor te horen dat het voor hem niet meer mogelijk was de opleiding te volgen, omdat hij geen stageplek meer had. De opleiding werd dan ook stopgezet. Hij heeft geen eerlijke kans van Horizon gehad om zijn opleiding goed af te ronden en heeft daarom bezwaar tegen het verschuldigde bedrag aan cursusgeld.

5.De beoordeling

5.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde] de factuur van 7 oktober 2020 ter hoogte van € 555,50 dient te betalen. De kantonrechter zal de vordering toewijzen en overweegt hiertoe het volgende.
5.2.
Vaststaat dat tussen partijen een onderwijsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3. Wet educatie en beroepsonderwijs bestond en dat namens [gedaagde] op 29 januari 2021
per e-mail is verzocht om hem uit te schrijven van de opleiding, waarna de overeenkomst is beëindigd. Uit hoofde van de onderwijsovereenkomst die tussen partijen bestond is [gedaagde] , in beginsel, het wettelijk cursusgeld ter hoogte van € 555,50 verschuldigd.
5.3.
Op grond van de toepasselijke wet- en regelgeving is het cursusgeld na inschrijving verschuldigd voor het gehele cursusjaar. Recht op teruggave bestaat, voor zover relevant, alleen in bij of krachtens die wet geregelde gevallen. In het onderhavige geval zou teruggave van het cursusgeld uitsluitend mogelijk zijn geweest indien de inschrijving was beëindigd vóór de eerste dag waarop de lessen in het cursusjaar aanvingen. Nu [gedaagde] pas hierna uitschrijving heeft verzocht, namelijk op 29 januari 2021, is hiervan geen sprake.
5.4.
[gedaagde] voert aan dat [yyy] zijn opleiding zou bekostigen en dat hij daarom het wettelijk cursusgeld niet hoeft te betalen. Uit de door Horizon bij conclusie van repliek overgelegde arbeidsvoorwaarden van [yyy] blijkt dat dit niet het geval is. Hierin staat namelijk:
“(…) Alleen als je ouder dan 18 jaar bent, betaal je het wettelijk bepaalde cursusgeld aan het ROC.”[gedaagde] is ouder dan 18 jaar. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbijgaan.
5.5.
Ook stelt [gedaagde] dat uit de op 2 oktober 2020 ontvangen creditfactuur ter hoogte van € 606,00 bleek dat hij geen cursusgeld hoefde te betalen. Vaststaat dat [gedaagde] op een later moment, namelijk 7 oktober 2020, nog een factuur heeft ontvangen voor een bedrag van € 555,50. Horizon heeft toegelicht dat de creditfactuur van 2 oktober 2020 een correctie was van een onjuiste facturatie en dat de factuur van 7 oktober 2020 het juiste tarief betrof. [gedaagde] heeft deze toelichting van Horizon niet weersproken. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de toelichting van Horizon.
5.6.
Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij van Horizon de opleiding niet meer mocht volgen, omdat hij geen stageplek meer had en dat hij volgens Horizon onvoldoende inspanningen heeft verricht voor het vinden van een stage, terwijl hij wel actief heeft gezocht maar vanwege de corona uitbraak geen stageplek kon vinden. De kantonrechter is van oordeel dat het voor rekening en risico van [gedaagde] komt dat hij geen stageplek kon vinden en om die reden de opleiding niet meer kon volgen. Aan dit verweer wordt daarom voorbijgegaan.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] het volledige bedrag aan wettelijk cursusgeld ten bedrage van € 555,50 aan Horizon verschuldigd is. Nu [gedaagde] in verzuim is met de betaling ligt de gevorderde wettelijke rente voor toewijzing gereed.
5.8.
Horizon maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Horizon heeft een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 100,83 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Horizon zal toewijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Horizon worden gemaakt.

6.De beslissing

6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Horizon van € 659,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 555,50 vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Horizon tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 108,21
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 248,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Horizon worden gemaakt.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter