ECLI:NL:RBNHO:2021:6997

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9005010 \ CV EXPL 21-646
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van servicekosten en buitengerechtelijke incassokosten na erkenning door gedaagde

In deze zaak heeft CCV Group B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de betaling van servicekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is ingesteld na een wijziging van eis, waarbij [gedaagde] de vordering heeft erkend. De kantonrechter heeft op 14 juli 2021 geoordeeld dat [gedaagde] de servicekosten van € 68,82 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 moet betalen, evenals de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 68,82. De zaak is ontstaan uit een (huur)overeenkomst tussen CCV en [gedaagde] voor de levering van een pinautomaat en bijbehorende diensten. [gedaagde] heeft de overeenkomsten opgezegd, maar heeft de facturen voor de geleverde diensten niet betaald. Na de erkenning van de vordering door [gedaagde] heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gevorderde bedragen toewijsbaar zijn. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9005010 \ CV EXPL 21-646 (AH)
Uitspraakdatum: 14 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CCV Group B.V.,onder andere handelende onder de naam
CCV Nederland en CCV Holland,rechtsopvolger onder algemene titel van
CCV Holland B.V.
gevestigd te Arnhem
eiseres
verder te noemen: CCV
gemachtigde: De Klerk Vis Niekus Gerechtsdeurwaarders en Incasso
tegen
[gedaagde] , voorheen h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld in de betaling van de servicekosten en de buitengerechtelijke incassokosten. Nu [gedaagde] de vordering na wijziging van eis erkent, is de kantonrechter van oordeel dat zij deze kosten moet betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
CCV heeft bij dagvaarding van 28 januari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
CCV heeft hierop schriftelijk gereageerd en haar eis gewijzigd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
CCV is leverancier en verhuurder van (mobiele) pinapparaten en andere betaaloplossingen en levert daarnaast goederen en diensten op het gebied van telecommunicatie, installatie, onderhoud en reparatie van (mobiele) pinapparaten.
2.2.
Tussen CCV en [gedaagde] bestaat een (huur)overeenkomst ter zake van een pinautomaat, een doorlopend servicecontract met betrekking tot het onderhoud en de reparatie van de pinautomaat en een internet- en telefoonabonnement.
2.3.
[gedaagde] heeft, vanwege de beëindiging van haar bedrijfsactiviteiten, op 29 december 2018 de overeenkomsten met CCV opgezegd.

3.De vordering

3.1.
CCV vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 108,82.
3.2.
CCV legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft met CCV een zakelijke overeenkomst gesloten waarbij CCV goederen en diensten aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft de daartoe verzonden facturen tot een bedrag van € 338,85 onbetaald gelaten. CCV maakt daarnaast aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 50,83 en de wettelijke handelsrente. Na wijziging van eis vordert CCV enkel betaling van de factuur voor de servicekosten, zijnde een bedrag van € 68,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Ook maakt CCV aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 en vraagt zij om compensatie van proceskosten.

4.Het verweer

4.1.
Bij conclusie van dupliek erkent [gedaagde] dat zij de factuur voor de servicekosten tot een bedrag van € 68,82 dient te voldoen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 erkent [gedaagde] eveneens. Ook stemt [gedaagde] in met de compensatie van de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft de vordering na akte wijziging van eis erkend, zodat de gevorderde hoofdsom van € 68,82 zal worden toegewezen. Omdat [gedaagde] in verzuim is met de betaling, wordt de wettelijke handelsrente ook toegewezen.
5.2.
CCV heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 40,00 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
5.3.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan CCV van € 108,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 68,82 vanaf 5 maart 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter