Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…)
a) de onroerende zaakbelasting en de waterschap- of polderlasten ter zake van het feitelijk gebruik van het gebruik van het gehuurde en het feitelijk medegebruik van dienstruimten, algemene en gemeenschappelijk ruimten;
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
afvalstoffenheffingwordt opgelegd aan de gebruiker van een perceel (artikel 15.33 lid 1 Wet Milieubeheer). Indien een perceel gedeeltelijk in gebruik is gegeven, zoals bij kamerverhuur, wordt degene die dat gebruik heeft verstrekt - dus de verhuurder - zelf als gebruiker van het perceel aangemerkt (en is dus de belastingplichtige) met dien verstande dat volgens het tweede lid die verhuurder bevoegd is de heffing te verhalen op de huurder. Met andere woorden: de kamerverhuurder is de belastingplichtige, maar hij is op grond van de wet bevoegd die heffing te verhalen op de kamerhuurders. Dit vormt derhalve de rechtsgrond voor het verhaal door [eiser] .
zuiveringsheffing woonruimtenvan het hoogheemraadschap Rijnland ziet op rioolwaterafvoer en is gebaseerd op de Waterschapswet. Het bestuur van dit hoogheemraadschap heeft de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap Rijnland 2021 vastgesteld. In die verordening is een soortgelijke regeling (in artikel 3 lid 3 onder c.) opgenomen als hiervoor voor de afvalstoffenheffing is beschreven. De daarnaast gevorderde
watersysteemheffingis geregeld in de Verordening op de watersysteemheffing, eveneens gebaseerd op de Waterschapswet. Het is een heffing door het Hoogheemraadschap voor de bekostiging van waterbeheer voorzieningen. De heffing wordt opgelegd aan eigenaren en gebruikers van percelen binnen het verzorgingsgebied. De
watersysteemheffing ingezetenenwordt opgelegd aan de gebruiker die op 1 januari van een jaar op het betreffende adres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden (artikel 2 lid 2 a). Het vorenstaande vormt de rechtsgrond voor het verhaal door [eiser] : [eiser] is als eigenaar van het gehuurde het door de heffingsambtenaar aangewezen lid van het huishouden aan wie de aanslag is opgelegd. Dit betekent ook dat het betoog van [gedaagde] faalt. Dat de aanslagen op naam van [eiser] staan, heeft niet te maken met zijn inschrijving op het adres maar met zijn status van kamerverhuurder c.q. eigenaar van het gehuurde. Overigens heeft [gedaagde] ook niet aangevoerd en aangetoond dat hij [eiser] heeft gevraagd om de aanslagen op zijn naam te laten zetten, voor zover dat dus al mogelijk was. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn verweer nog aangevoerd dat hij sinds de uitschrijving van [eiser] , wel in aanmerking komt voor een vrijstelling voor gemeentelijke belastingen. Dat blijkt volgens [gedaagde] uit het door hem overgelegde besluit van 1 oktober 2020 van de gemeente [woonplaats] , waarin vermeld staat dat hij een vrijstelling heeft gekregen voor gemeentelijke belastingen 2019 en 2020. [gedaagde] heeft hiermee weliswaar aangetoond dat hij vrijstellingen voor gemeentelijke belastingen heeft verkregen, maar niet dat deze vrijstellingen zien op de heffingen en belastingen waarop [eiser] in deze procedure aanspraak maakt en die door hem ook (onbetwist) zijn betaald voor het gehuurde. Ook de aanslagnummers op het besluit van 1 oktober 2020 wijken af van de door [eiser] overgelegde aanslagen. Nu een (voldoende) nadere onderbouwing van de door [gedaagde] verkregen vrijstellingen en daarmee van de betwisting door [gedaagde] van het door hem verschuldigd zijn van de afvalstoffenheffing en de waterschapsbelasting ontbreekt, terwijl [eiser] zijn stelling dat de afvalstoffenheffing en de waterschapsbelasting voor de jaren 2016-2019 voor het gehuurde door [eiser] zijn betaald en ook betaald moesten worden, voldoende heeft onderbouwd, kan de vordering van [eiser] , voor zover die ziet op de afvalstoffenheffing en de waterschapsbelasting, worden toegewezen. Uit de berekening blijkt dat [eiser] steeds 1/5 van het door hem totaal betaalde bedrag bij [gedaagde] in rekening brengt, aangezien er meerdere kamers in de woning waren. Deze berekening is verder ook niet door [gedaagde] betwist.