ECLI:NL:RBNHO:2021:7085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/297077 / FA RK 19-7111
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Poolse voogdij en tijdelijke voogdij door Nederlandse rechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2021, betreft het een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de erkenning van het Poolse wettelijke zorgdragerschap van de grootmoeder van de minderjarige [de minderjarige], geboren in Polen. De kinderrechter moest beoordelen of de beslissing van de Poolse rechter om de grootmoeder als wettelijke zorgdrager aan te wijzen, gelijkgesteld kan worden aan de Nederlandse voogdij. De kinderrechter concludeert dat de Poolse wettelijke zorgdrager niet één op één kan worden vergeleken met de Nederlandse voogdij, waardoor de grootmoeder niet als gezagsdrager in Nederland kan worden aangemerkt. Het primaire verzoek van de Raad wordt afgewezen.

Echter, het subsidiaire verzoek van de Raad om de grootmoeder met tijdelijke voogdij over de minderjarige te belasten, wordt toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de ouders van de minderjarige in feite niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen, en dat de grootmoeder al geruime tijd voor de minderjarige zorgt. De rechtbank stelt vast dat het in het belang van de minderjarige is dat de grootmoeder wordt benoemd tot tijdelijke voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
voogdij
zaak-/rekestnr.: C/15/297077 / FA RK 19-7111
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 23 augustus 2021
in de zaak van:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Haarlem,
hierna mede te noemen: de Raad,
-- betreffende de minderjarige --
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Polen),
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de grootmoeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de grootmoeder,
[de moeder],
wonende te [plaats] (België),
hierna de noemen: de moeder,
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vader.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 27 november 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift,
met bijlagen, van de Raad;
- het verkort proces-verbaal van de in onderhavige zaak op 14 december 2020 met gesloten deuren gehouden terechtzitting;
- de brief, met bijlagen, van de Raad van 14 juni 2021, ingekomen op 15 juni 2021.
1.2.
Na te noemen minderjarige is in de gelegenheid gesteld haar mening in raadkamer kenbaar te maken, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.3.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 december 2020 in aanwezigheid van de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] , en de grootmoeder. De vader en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Na de mondelinge behandeling is de Raad – zoals ter zitting van 14 december 2020 is besproken – in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken (aanvullend) rapport uit te brengen met een antwoord op de volgende vragen:
- Is de beslissing van de Poolse rechter om grootmoeder tot wettelijk voogd te benoemen inhoudelijk gelijk aan de Nederlandse vorm van voogdij?
- Zo ja, is de Raad dan van mening dat het verzoek dient te worden gehandhaafd of dat erkenning van voornoemde beslissing van rechtswege voldoende is?
- Zo nee, in hoeverre verhoudt de Poolse, reeds bestaande vorm van voogdij zich tot de Nederlandse vorm en wat dient volgens de Raad dan nog in Nederland te worden geregeld?
Daarnaast is de Raad verzocht om de volgende stukken met Nederlandse vertaling in het geding te brengen:
- de ter zitting besproken reactie op het raadsrapport van de Poolse rechtbank van 5 maart 2020 en de reactie daarop van de jurist van de Raad;
- de beslissing van de Poolse rechtbank waaruit blijkt of de ouders van [de minderjarige] zijn geschorst in het gezag dan wel of hun gezag is beëindigd.
In afwachting van bericht van de Raad heeft de kinderrechter de zaak pro forma aangehouden.
1.5.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft de Raad een nadere toelichting gegeven op eerder ingediende stukken en zich primair op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot de conclusie zou komen dat de Poolse en de Nederlandse (vorm van) voogdij gelijk zijn (te stellen), erkenning van de beslissing van de Poolse rechter en vermelding daarvan in het gezagsregister voldoende zou moeten zijn. Ingeval de Poolse en de Nederlandse (vorm van) voogdij niet gelijk zijn (te stellen) stelt de Raad zich op het standpunt dat het verzoek om de grootmoeder met de tijdelijke voogdij over de minderjarige te belasten, dient te worden toegewezen. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft de Raad nog de volgende stukken in het geding gebracht:
  • een vertaling van de beslissing van de Districtsrechtbank Szczecin-Prawobrezeze i Zachód te Szczecin van 29 mei 2014;
  • een vertaling van de correspondentie van de Districtsrechtbank voor de Hoofdstad Warschau te Warschau VI Afdeling Familie en Minderjarigenzaken aan de Nederlandse autoriteiten van 5 maart 2020.

2.De vaststaande feiten

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is – voor zover hier van belang – geboren de minderjarige [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] (Polen). [de minderjarige] heeft de Poolse nationaliteit.
2.2.
Bij besluit van 29 mei 2014 van de Districtsrechtbank Szczecin-Prawobrezeze i Zachód te Szczecin zijn – voor zover hier van belang – de wettelijke zorg voor de minderjarige en de plichten van de wettelijke zorgdrager aan de grootmoeder toevertrouwd en is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de grootmoeder in Nederland bepaald.
2.3.
De minderjarige woont sinds haar zesde levensjaar bij haar grootmoeder (moederszijde) en haar partner in Nederland en wordt door hen opgevoed.
2.4.
De minderjarige heeft (in beperkte mate) contact met haar moeder. Met haar vader heeft zij al ruim acht jaar geen contact meer gehad.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft – naar de kinderrechter begrijpt – bij gewijzigd verzoek verzocht voor recht te verklaren dat het Poolse wettelijke zorgdragerschap zoals is toegekend aan de grootmoeder bij besluit van 29 mei 2014 gelijk te stellen is aan de Nederlandse (vorm van) voogdij. In combinatie met de erkenning van rechtswege in Nederland van de beslissing van de Poolse rechter, zou vermelding van die beslissing in het gezagsregister mogelijk moeten zijn. Subsidiair heeft de Raad verzocht de grootmoeder met de tijdelijke voogdij over de minderjarige te belasten.
3.2.
De Raad heeft daartoe aangevoerd dat de Poolse Districtsrechtbank voor de Hoofdstad Warschau bij akte van 25 juli 2017 de Nederlandse autoriteiten heeft verzocht om het toezicht op het uitvoeren door de grootmoeder van de wettelijke zorg over [de minderjarige] , over te nemen. De Poolse rechtbank heeft daarbij overwogen dat met het oog op de afstand tussen de jeugdrechtbank te Warschau en de verblijfplaats van de grootmoeder en [de minderjarige] in Nederland, verantwoorde uitvoering van het toezicht op de uitoefening van de functie van wettelijk zorgdrager niet mogelijk is. Door de Centrale Autoriteit is het verzoek doorgeleid naar de Raad, naar aanleiding waarvan een onderzoek is verricht naar de sociale omstandigheden van [de minderjarige] in Nederland, hoe het hier met haar gaat en of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. De Raad heeft in zijn rapport van 26 november 2019 geconcludeerd dat – kort gezegd – het goed gaat met [de minderjarige] in Nederland bij haar grootmoeder en dat een kinderbeschermingsmaatregel niet aan de orde is. Wel concludeert de Raad dat op dit moment in Nederland niet is voorzien in het gezag over [de minderjarige] , terwijl de grootmoeder sinds 2014 de volledige verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich neemt. Het is in het belang van [de minderjarige] dat in het gezag wordt voorzien.

4.Standpunt van de grootmoeder

4.1.
De grootmoeder heeft zich zowel op schrift als ter zitting bereid verklaard om de (tijdelijke) voogdij over [de minderjarige] op zich te nemen. Zij verzorgt haar kleindochter al vele jaren en het gaat goed met [de minderjarige] bij haar.

5.Beoordeling van het verzoek

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De kinderrechter zal eerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van het verzoek beoordelen, gelet op de internationaalrechtelijke aspecten in deze zaak en overweegt daartoe als volgt. Het verzoek van de Raad heeft betrekking op de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt dus binnen het materieel toepassingsgebied van de verordening Brussel II-bis, zoals omschreven in artikel 1 lid 1, aanhef en onder b, Brussel II-bis. Op grond van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] sinds 2014 haar gewone verblijfplaats bij de grootmoeder in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.2.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welk recht op het verzoek van toepassing is. Het toepasselijk recht wordt voor wat het gezag betreft geregeld in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Artikel 15 van dit verdrag bepaalt dat het recht van de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] van toepassing is, zijnde het Nederlands recht.
Verzoek van de Raad in verhouding tot de Poolse beslissing van 29 mei 2014
5.3.
Het verzoek van de Raad is erop gericht om de positie van de grootmoeder, als vaste verzorger en opvoeder van [de minderjarige] , in Nederland juridisch te verankeren en te voorzien in het gezag over [de minderjarige] . De vraag is of dit via erkenning van de beslissing van de Poolse rechter van 29 mei 2014 dient te geschieden of via een procedure tot benoeming van de grootmoeder als tijdelijke voogd.
5.4.
Uitgangspunt is dat de Poolse beslissing van 29 mei 2014 op grond van artikel 21 Brussel II-bis van rechtswege wordt erkend, zonder dat daartoe enige procedure is vereist. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden in hoeverre de positie van het Poolse wettelijke zorgdragerschap zich verhoudt tot de vormen van voogdij in de Nederlandse wet en of deze positie zonder nadere procedure vermeld kan worden in het gezagsregister.
5.5.
Uit (de vertaling van) het verzoek tot overname van het toezicht op de uitvoering van het wettelijke zorgdragerschap van de Districtsrechtbank voor de Hoofdstad Warschau van 25 juli 2017 volgt het volgende. Wettelijke zorg in Polen wordt toegewezen in relatie tot een kind, waarvan de ouders niet leven of erover geen ouderlijke macht hebben of indien de ouderlijke macht jegens de ouders is opgeschort. De wettelijke zorg omvat de zorg voor de persoon en het vermogen van het kind en is een instituut analoog aan de ouderlijke macht. De wettelijke zorg kent echter ook een drietal beperkingen vergeleken met de ouderlijke macht: de zorgdrager moet toestemming van de rechtbank krijgen bij alle belangrijke zaken met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind, de jeugdrechtbank houdt toezicht op de uitvoering van de zorg en tenslotte is de zorgdrager verplicht om minimaal een keer per jaar verslag te doen aan de rechtbank met betrekking tot de verzorgde persoon.
5.6.
Op grond van het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat de positie van wettelijke zorgdrager zoals men die in Polen kent, niet één op één een grondslag kent in de Nederlandse wet. Wel vertoont de Poolse wettelijke zorgdrager gelijkenissen met het pleegouderschap in Nederland alsmede met onderdelen van de ondertoezichtstelling. Immers, de pleegouder wordt geacht (tijdelijk) zorg te dragen voor de verzorging en opvoeding van een kind maar heeft geen vorm van gezag en dient voor belangrijke beslissingen toestemming te vragen aan de ouders dan wel de gecertificeerde instelling. Deze beperkingen gelden niet voor de Nederlandse vormen van voogdij, waarin juist wordt voorzien in het volledige gezag over de minderjarige wanneer de ouder(s) daartoe niet (langer) in staat of onbevoegd is/zijn.
5.7.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de grootmoeder op grond van de Poolse beslissing van 29 mei 2014 niet als gezagsdrager in Nederland aangemerkt kan worden en derhalve ook niet als zodanig vermeld kan worden in het Nederlandse gezagsregister. De kinderrechter zal daarom het primaire verzoek van de Raad afwijzen.
5.8.
De Raad heeft subsidiair verzocht de grootmoeder te belasten met de tijdelijke voogdij over [de minderjarige] . De Raad heeft daarbij verwezen naar de bereidverklaring van de grootmoeder (van 5 november 2019) om de voogdij over [de minderjarige] op zich te nemen en de door de moeder van [de minderjarige] ondertekende akkoordverklaring (van 19 november 2019) daarmee.
Tijdelijke voogdij
5.9
Ingevolge artikel 1:253r lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 1:253q lid 4 BW kan de rechter op verzoek van de Raad een (tijdelijke) voogd benoemen indien:
a. a) de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen, of
b) het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.
5.10.
Ten aanzien van de gezagspositie van de ouders van [de minderjarige] stelt de kinderrechter vast dat de Raad geen stukken heeft overgelegd waaruit naar voren komt wat de huidige status is van het gezag van de ouders in Polen. Uit het verzoek van 25 juli 2017 volgt wel dat de wettelijke zorg in Polen wordt toegewezen in de relatie tot een kind, waarvan de ouders niet leven of waarover zij geen ouderlijke macht hebben of indien de ouderlijke macht jegens de ouders werd opgeschort. Volgens de toelichting ter zitting van de grootmoeder is het ouderlijk gezag van beide ouders door de rechter in Polen al lange tijd geschorst. Uit de informatie van de grootmoeder komt voorts naar voren dat beide ouders alcoholverslaafd zijn en dat de vader op het moment dat de grootmoeder in 2014 tot wettelijke zorgdrager van [de minderjarige] werd benoemd al jarenlang uit beeld was. Het contact dat de grootmoeder nog heeft met haar dochter, de moeder van [de minderjarige] , is zeer beperkt. [de minderjarige] ziet haar moeder alleen op de goede momenten, de relatie tussen hen lijkt meer op een relatie tussen een tante en een nicht. De moeder woont in België en toont geen interesse om op een dag weer zelf voor [de minderjarige] te zorgen, aldus de grootmoeder. Ten aanzien van de vader volgt uit de stukken dat zowel de geboortedatum- en plaats als de woon- of verblijfplaats onbekend zijn.
5.11.
De kinderrechter is van oordeel dat op grond van voornoemde omstandigheden genoegzaam kan worden aangenomen dat het gezag van beide ouders is opgeschort en dat zij in ieder geval al geruime tijd geen feitelijke invulling geven aan de uitoefening van het ouderlijk gezag. De moeder bevindt zich thans in België en staat al vele jaren op afstand van het leven van [de minderjarige] . De moeder is niet op de hoogte van wat er speelt in het leven van [de minderjarige] en van wat zij nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de moeder in de feitelijke onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen zoals bedoeld in artikel 1:253r lid 1 onder a BW. Ten aanzien van de vader is de kinderrechter van oordeel dat het bestaan en de verblijfplaats van de vader onbekend is, zoals bedoeld in artikel 1:253r lid 1 onder b BW.
5.12
Nu de ouders geen invulling (kunnen) geven aan de uitoefening van het ouderlijk gezag, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat een voogd moet worden benoemd. [de minderjarige] woont sinds haar zesde levensjaar bij de grootmoeder en haar partner in Nederland. Uit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat [de minderjarige] een gezond en vrolijk meisje is dat zich leeftijdsadequaat ontwikkelt. Zij heeft ruimte om een relatie met haar moeder en broer te onderhouden en voelt zich op haar plek bij de grootmoeder en haar partner in Nederland. [de minderjarige] beheerst de Nederlandse taal goed, heeft vriendschappen opgebouwd en haar schoolgang verloopt positief. De Raad beschrijft haar als een sterk en weerbaar meisje, ondanks het gegeven dat zij op jonge leeftijd al veel heeft meegemaakt. De grootmoeder heeft in het verleden zelf hulp gezocht bij de opvoedpoli en geeft daarmee aan open te staan voor hulp wanneer dit nodig is. De Raad heeft er voldoende vertrouwen in dat de grootmoeder de juiste keuzes maakt voor [de minderjarige] , zoals zij dit de afgelopen jaren ook heeft gedaan, waardoor [de minderjarige] zich goed en positief ontwikkeld heeft.
5.13.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang is van [de minderjarige] dat de grootmoeder wordt benoemd tot tijdelijke voogd. De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van de Raad toewijzen.

6.Beslissing

De kinderrechter:
6.1.
benoemt
[de grootmoeder]tot tijdelijke voogd over de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] (Polen);
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M. van Poecke, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.L.A. Zwiersen-Dekker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.