ECLI:NL:RBNHO:2021:7228

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
7479785 \ CV EXPL 19-662
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, FZE Free Zone Establishment, naar aanleiding van een vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Dubai. De passagier had een vordering ingesteld wegens compensatie voor de vertraging die hij had opgelopen tijdens zijn reis naar Indonesië. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en de noodzaak tot de-icing van het vliegtuig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vertraging was deels te wijten aan de de-icing procedure, maar ook aan andere omstandigheden, zoals een lange taxitijd op de luchthaven van Dubai. De kantonrechter concludeerde dat de passagier zijn aansluitende vlucht had kunnen halen zonder de buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 708,90, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in het geval van vertragingen en de noodzaak om passagiers adequaat te compenseren volgens de geldende Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7479785 \ CV EXPL 19-662
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff, M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FZE Free Zone Establishment (Verenigde Arabische Emiraten) Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 17 oktober 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai naar Ngurah Rai Airport, Denpasar Bali (Indonesië) op 5 en 6 december 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf datum betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50, subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vlucht vanwege buitengewone omstandigheden met vertraging is uitgevoerd. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Dubai-Amsterdam-Dubai met vluchtnummers EK149/EK150. Het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd is 24 minuten voor schema te Amsterdam gearriveerd en stond met een korte vertraging van 7 minuten gereed voor vertrek en is met een vertraging van 10 minuten van de gate vertrokken. Op 5 december 2016 had Schiphol te kampen met vocht in de lucht (luchtvochtigheidsgraad van 92,85%) en temperaturen rond het vriespunt (-2
°C). Onder de onderhavige slechte weersomstandigheden moeten toestellen ijsvrij worden gemaakt. Er wordt een chemische stof op het vliegtuig gespoten om het toestel ijsvrij te maken en voor een bepaalde tijd te houden. Dit proces wordt de-icing genoemd. Deze procedure moet, vanwege de beperkte houdbaarheid, kort voor vertrek worden uitgevoerd. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden en het feit dat alle toestellen ijsvrij moeten worden gemaakt ontstonden er vertragingen.
4.2.
Het toestel stond om 22:07 uur lokale tijd, met een vertraging van 7 minuten gereed voor vertrek. Het toestel kreeg de vereiste push-back clearance om 22:10 uur lokale tijd. Het toestel is toen van de gate vertrokken en heeft op haar beurt gewacht voor de de-icing procedure, waarna het toestel de instructie kreeg om naar baan 24 te rijden. Om 22:54 uur lokale tijd kreeg het toestel de vereiste take-off clearance. Het toestel is vervolgen naar Dubai gevlogen en aldaar om 08:09 uur lokale tijd geland. Vanwege de dichte mist te Dubai kreeg het toestel niet direct een gate toegewezen. Uiteindelijk is het toestel om 08:34 uur lokale tijd, met een vertraging van 49 minuten, aan de gate gearriveerd. De vertraging is veroorzaakt door omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en de vervoerder heeft hier geen invloed op kunnen uitoefenen. De vervoerder kan geen invloed uitoefenen op het weer, de luchtverkeersleiding en de luchthaven.
4.3.
Geconfronteerd met de onderhavige omstandigheden heeft de vervoerder alles in het werk gesteld om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren. De vervoerder heeft de passagier daarnaast omgeboekt naar de eerste alternatieve vlucht.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het wachten op de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden, mits voldoende onderbouwd. De omstandigheid dat winterweer in december niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van Schiphol. Dit wordt niet anders op het moment dat de vervoerder er ten alle tijd rekening mee houdt dat het in december kan sneeuwen. Onbetwist is dat de luchtverkeersleiding beslist wanneer het toestel van het platform mag vertrekken en dat de de-icing procedure kort voor vertrek dient plaats te vinden. De vervoerder heeft daarbij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij de vluchtplanning geen rekening kan worden gehouden met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. Hoe lang de-icing in beslag neemt is afhankelijk van de de-icing capaciteit en de drukte op de luchthaven.
5.5.
De passagier stelt echter dat uit productie 1 (de kantonrechter begrijpt productie 1 bij conclusie van antwoord) volgt dat het toestel gepland stond om 08:11 uur UTC te Dubai te landen en daadwerkelijk om 08:09 uur UTC, oftewel 2 minuten eerder is geland. De passagier heeft niet zijn aansluitende vlucht gemist door de omstandigheden te Schiphol maar vanwege de lange taxitijd te Dubai. De vervoerder had hier slechts 4 minuten voor gepland terwijl de taxitijd daadwerkelijk 25 minuten in beslag heeft genomen. Een langere taxitijd kan geen buitengewone omstandigheid vormen, aldus de passagier. De vervoerder heeft gemotiveerd weersproken dat de vlucht gepland stond om 08:11 uur UTC in Dubai aan te komen. Uit de overgelegde vliegtickets volgt daarnaast dat de vlucht gepland stond om 07:35 uur lokale tijd in Dubai te arriveren. Niet gebleken is echter dat de omstandigheden waardoor het toestel te Dubai, na landing om 08:09 uur lokale tijd, pas om 08:34 uur lokale tijd aan de gate is gearriveerd een buitengewone omstandigheid kunnen vormen. Bij deze stand van zaken stelt de kantonrechter dan ook vast dat 47 minuten vertrekvertraging is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden en 32 minuten vertraging (7 minuten + 25 minuten) door niet buitengewone omstandigheden.
5.6.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 08:09 uur lokale tijd geland en om 08:34 is het toestel aan de gate gearriveerd. De aansluitende vlucht naar Indonesië stond om 08:55 uur lokale tijd gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 47 minuten zou de onderhavige vlucht in plaats van 08:09 uur lokale tijd om 07:22 uur lokale tijd te Dubai arriveren, ruim voor de geplande aankomsttijd. Hieruit volgt eveneens dat ongeacht de minimale overstaptijd de passagier de aansluitende vlucht niet al had gemist indien slechts rekening werd gehouden met de 7 minuten vertraging waarmee het toestel gereed stond voor vertrek. De passagier zou rekening houdend met een aankomsttijd van 07:22 uur lokale tijd, 93 minuten de tijd hebben gehad om de aansluitende vlucht te halen. De minimum overstaptijd in Dubai bedraagt 80 minuten volgens de passagier, en 60 minuten volgens de vervoerder. Dit betekent dat de passagier in beiden gevallen de aansluitende vlucht kon halen indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden. Hieruit volgt dan ook dat de passagier zijn aansluiting heeft gemist, en dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming, het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagier is omgeboekt naar een vlucht waarmee hij meer dan 24 later op de eindbestemming is aangekomen. De vervoerder heeft tegenover de betwisting dat de alternatieve vlucht niet redelijk was, gelet op de vertraging op de eindbestemming, niet aannemelijk gemaakt dat de alternatieve aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemde arrest. De vordering van passagier wordt op grond van artikel 7 van de Verordening toegewezen.
5.8.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke wordt het volgende overwogen. De passagier heeft de wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf datum aankomst vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 6 december 2016, zijnde de datum waarop de passagier op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde en tevens het wettelijke tarief, te weten € 108,90 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 6 december 2016 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter