ECLI:NL:RBNHO:2021:7258

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
8865811 \ CV EXPL 20-9504
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines AG, een vordering ingesteld wegens de annulering van hun vlucht van Wenen naar Amsterdam op 1 juli 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, Austrian Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, die buiten hun invloedssfeer lagen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de weersomstandigheden zodanig waren dat annulering de enige optie was. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening. De passagiers hadden daarentegen bewijs overgelegd dat er op het tijdstip van de annulering wel degelijk gevlogen werd tussen Wenen en Schiphol.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.012,50, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op 25 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8865811 \ CV EXPL 20-9504
Uitspraakdatum: 25 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

beiden wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

allen wonende te [woonplaats]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. P.C.X. de Leede en mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 2 november 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Wenen (Oostenrijk) naar Amsterdam op 1 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar vervangende vluchten.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2019 althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 265,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juli 2019 althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, te weten slechte weersomstandigheden, waardoor het luchtverkeersbeheer heeft besloten de vlucht te annuleren. Slechte weersomstandigheden zijn omstandigheden die geheel buiten de invloedssfeer van de vervoerder ligt. De vervoerder kan niet anticiperen op weersomstandigheden. De gevolgen van de vertraging op de eindbestemming dienen dan ook niet voor rekening van de vervoerder te komen, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op een uitzondering als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, onder i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat - voor zover hier relevant - dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
Ter onderbouwing van de gestelde slechte weersomstandigheden heeft de vervoerder METAR gegevens overgelegd. Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat er in Wenen de gehele dag en dus ook rond de geplande vertrektijd van de vlucht om 18:15 UTC / 20:15 uur lokale tijd sprake was van wind, regenbuien en veel bewolking, waaronder cumulonimbus. Met name de cumulonimbus bewolking bracht de vliegveiligheid in gevaar, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft voorts een “OPS Performance Report OS” overgelegd. Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat de vlucht is geannuleerd wegens “
severe weather cond resulting in excessive slots vie”, met andere woorden; de zware weersomstandigheden hebben tot grote slotvertragingen geleid op de luchthaven Wenen.
5.5.
De passagiers hebben betwist dat sprake was van weersomstandigheden die de vluchtuitvoering verhinderden. In dat verband hebben zij weerrapporten van zowel Schiphol als van Wenen overgelegd. Voorts stellen de passagiers dat er omstreeks het tijdstip dat de vlucht uitgevoerd had moeten worden er gewoon gevlogen werd tussen Wenen en Schiphol. De kantonrechter overweegt dat niet van belang is of de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat op 1 juli 2019 ten tijde van de geplande vertrektijd van de vlucht sprake was van slechte weersomstandigheden. Blijkens het “OPS Performance Report” was de vlucht immers niet verhinderd door de slechte weersomstandigheden op zichzelf, maar vanwege vertraging van andere vluchten en operationele problemen als gevolg van de weersomstandigheden.
5.6.
De passagiers hebben voorts gesteld dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren op het moment dat de vlucht uitgevoerd had moeten worden slechts 56 minuten vertraging had, maar dat de vervoerder ervoor heeft gekozen het toestel in te zetten voor een andere vlucht.. Ook dit heeft de vervoerder niet betwist. Eerst in dupliek heeft de vervoerder aangevoerd dat sprake was van een grootschalige en langdurige capaciteitsreductie op de luchthaven te Wenen. Niet valt in te zien waarom de vervoerder dit eerst in dupliek naar voren heeft gebracht, maar los daarvan heeft de vervoerder dit verweer ook in het geheel niet onderbouwd. Het verweer van de vervoerder dat het luchtverkeersbeheer heeft besloten om de vlucht te annuleren, is evenmin onderbouwd. De vervoerder heeft geen stukken van het luchtverkeersbeheer overgelegd.
5.7.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vervoerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de weersomstandigheden ertoe hebben geleid dat er geen andere optie was dan de vlucht te annuleren. Het beroep van de vervoerder op andere buitengewone omstandigheden (capaciteitsreductie dan wel een besluit van de luchtverkeersleiding) slaagt evenmin. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 262,50, en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.012,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.750,00 vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 106,46;
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 374,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter