ECLI:NL:RBNHO:2021:7418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/319469 / KG ZA 21-451
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitreiken diploma in kort geding afgewezen; beoordeling eindexamen niet onbegrijpelijk of onzorgvuldig

In deze zaak heeft eiser, een leerling van het Murmellius Gymnasium te Alkmaar, een kort geding aangespannen tegen de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Noord Holland Noord (SOVON) om zijn VWO-diploma te verkrijgen. Eiser had zijn eindexamen Nederlands niet gehaald, met een eindcijfer van 5,45, en vorderde dat de voorzieningenrechter de rector van de school opdroeg om hem het diploma uit te reiken. Eiser stelde dat de beoordeling van vraag 35 van zijn examen onjuist was, omdat hij vond dat hij meer punten had moeten krijgen. De correctoren hadden hem echter slechts één punt toegekend voor deze vraag, wat eiser betwistte.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de correctoren niet overduidelijk onjuist, onbegrijpelijk of onzorgvuldig was. De rechter benadrukte dat de beoordeling van examinatoren en correctoren gerespecteerd moet worden, en dat er slechts ruimte is voor ingrijpen als de beoordelingsbeslissing evident onjuist is. In dit geval was er geen aanleiding om te twijfelen aan de scores die door de correctoren waren toegekend. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de score voor vraag 35 onjuist was, en de rechter wees de vordering af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van SOVON, die in totaal € 1.683,- bedroegen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/319469 / KG ZA 21-451
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W. Brussee te 's-Gravenhage,
tegen
de stichting
STICHTING OPENBAAR VOORTGEZET ONDERWIJS NOORD HOLLAND NOORD,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Dijkstra te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en SOVON genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 augustus 2021 met 13 producties,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van SOVON.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
[eiser] heeft afgelopen schooljaar eindexamen gedaan aan het Murmellius Gymnasium te Alkmaar. Het Murmellius Gymnasium (hierna: de school) valt onder het bevoegd gezag van SOVON.
2.2.
[eiser] heeft zijn eindexamen niet gehaald. Hij behaalde voor het vak Nederlands een 5,1 voor het schoolexamen en een 5,8 voor het centraal examen (tijdvak 1).
Dit resulteerde in een gemiddeld eindcijfer 5,45, dat afgerond resulteert in het cijfer 5.
Voor de herkansing van het centraal examen Nederlands (tijdvak 2) haalde [eiser] een 5,7.
Met een 6 voor Nederlands zou [eiser] zijn diploma in ontvangst hebben mogen nemen.
2.3.
Op verzoek van [eiser] zijn twee vragen van zijn herexamen opnieuw door de correctoren beoordeeld. De correctoren hebben de eerder vastgestelde score gehandhaafd.
2.4.
Na inzage in het centraal examen Nederlands tijdvak 1 heeft [eiser] om een herbeoordeling gevraagd van vraag 35 in verband met een mogelijke kennelijke fout in verband met een foute omzetting naar score. De rector van de school heeft daarop contact opgenomen met de correctoren voor een herbeoordeling.
De correctoren hebben geen fouten geconstateerd in de toekenning van de score voor vraag 35 en de toegekende score gehandhaafd.
2.5.
In verband met het handhaven van de toegekende scores heeft de rector afwijzend gereageerd op het verzoek van [eiser] om alsnog een diploma aan hem uit te reiken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - primair dat de voorzieningenrechter de rector van de school opdraagt uiterlijk op 31 augustus 2021 het VWO-diploma aan [eiser] uit te reiken, dan wel als dit aantoonbaar niet mogelijk blijkt te zijn, de rector van de school op te dragen om [eiser] in de situatie te brengen als ware hem het VWO-diploma uitgereikt, zodat [eiser] per 1 september 2021 kan starten met de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarbij waar nodig afstemming plaatsvindt tussen SOVON met de Rijksuniversiteit Groningen en officiële instanties zoals het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Meer subsidiair vordert [eiser] dat SOVON wordt opgedragen om vraag 35 van het examen Nederlands, tijdvak 1, van [eiser] ter herbeoordeling voor te leggen aan een - al dan niet door de inspectie van het onderwijs aan te wijzen - onafhankelijke deskundige, welke beoordeling uiterlijk op 31 augustus 2021 zal zijn afgerond. Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van SOVON in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat vraag 35 van het door hem gemaakte examen Nederlands, 1e tijdvak, door de correctoren apert onjuist is beoordeeld, aangezien zij hem voor de betreffende vraag te weinig punten hebben toegekend.
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] het betreffende examen en het daarbij behorende correctievoorschrift overgelegd, alsmede zijn antwoorden bij vraag 35.
In die vraag moest [eiser] zeven verschillende adviezen voor een journalist uit de derde tekst noemen. [eiser] stelt dat hij zes elementen uit het correctievoorschrift in zijn antwoord heeft opgenomen, zodat hem drie punten toegekend hadden moeten worden. Bij het antwoord van [eiser] op vraag 35 staan 5 krullen. In zijn eerste antwoord noemt [eiser] twee elementen, zodat die krul voor twee correcte antwoorden staat. Uitgaande van vijf goede antwoorden heeft [eiser] recht op twee punten. Bij de beoordeling is ten onrechte uitgegaan van vier goede antwoorden, waardoor [eiser] voor vraag 35 één punt heeft gekregen. Zowel bij twee als bij drie punten zou [eiser] het examen Nederlands hebben gehaald en zou hij zijn VWO-diploma in ontvangst hebben kunnen nemen.
Ter zitting heeft [eiser] zijn vordering verder onderbouwd en er op gewezen dat de beide correctoren het niet met elkaar eens zijn over de vraag welke antwoordelementen als goed antwoord moeten worden beoordeeld.
3.3.
SOVON voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Niet in geschil is dat de voorzieningenrechter bevoegd is om kennis te nemen van een geschil als hier aan de orde en dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.2.
Bij de beoordeling van de zaak stelt de voorzieningenrechter voorop dat voor toewijzing van de vordering in dit kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
De voorzieningenrechter zal eerst kort in gaan op de wettelijke procedure tot vaststelling van het eindexamencijfer. De wettelijke regeling voor het eindexamen houdt, verkort en zakelijk weergegeven in dat het eindexamenwerk van de leerling (het Centraal Examen) wordt beoordeeld door een examinator en een aangewezen tweede corrector van een andere school (‘de gecommitteerde’). De examinator en de gecommitteerde passen bij de beoordeling de beoordelingsnormen toe die het landelijke College voor Toetsen en Examens (‘CvTE’) heeft vastgesteld. Deze beoordelingsnormen zijn opgenomen in een correctievoorschrift, dat bij iedere toets wordt opgesteld. In het correctievoorschrift is weergegeven hoe de betreffende toets moet worden beoordeeld. In deze zaak gaat het om het correctievoorschrift VWO 2021 Tijdvak 1 Nederlands (hierna: het Correctievoorschrift).
4.4.
Voor de uitvoering van een opdracht worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het bij de toets behorende Correctievoorschrift. Indien een opdracht gedeeltelijk juist is uitgevoerd, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Indien een opdracht is uitgevoerd op een wijze die niet in het beoordelingsmodel voorkomt en deze uitvoering op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, worden scorepunten toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg de score voor het Centraal Examen vast.
De directeur (of de rector) van de school voor voortgezet onderwijs stelt vervolgens het cijfer voor het Centraal Examen in een vak vast op basis van deze in onderling overleg vastgestelde score.
4.5.
Het gaat in dit kort geding om de vraag of de vaststelling van de score voor het Centraal Examen Nederlands (1e tijdvak) correct is. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of de toegekende score voor het antwoord op vraag 35 juist is.
De tekst die relevant is voor vraag 35 luidt als volgt:
(4) Niet dat er geen slechte journalisten zijn; die zijn er, net als slechte loodgieters,
chirurgen en bankiers. Sommige journalisten zijn bevooroordeeld of lui, ze schrijven
maar wat op en ze leggen mensen woorden in de mond. Ik ben in prestigieuze
televisieprogramma’s geweest waarvan de redactie vond dat ze zelf wel wisten wat
gezond was. Ze hadden de teksten al uitgeschreven en zochten alleen nog een professor
zoals ik om die uit te spreken.
(5) Kranten moeten telkens weer met nieuws komen. Ze publiceren zonder grondige
controle persberichten over de nieuwste ontdekkingen bij muizen, nieuwe geneeswijzen
voor vetzucht, en ander twijfelachtig wetenschapsnieuws. Veel journalisten willen echt
weten hoe het zit; ze zoeken dat uit en schrijven het op in een pakkend verhaal met een
tiende van het aantal woorden van de gemiddelde wetenschappelijke publicatie. Ook
sommige radio-interviewers hebben die gave. Midden in een live-uitzending schuiven ze
er een schijnbaar onnozel vraagje tussen waarmee ze de zaak op scherp zetten en ik
gedwongen word te kiezen: is het ‘ja’ of ‘nee’?
Vraag 35 luidt:
In tekst 3 worden de kwaliteiten van de journalistiek langs de meetlat gelegd. Noem uit
alinea 4 en 5 zeven verschillende adviezen voor de journalist. Nummer je antwoorden.
Het correctievoorschrift bij vraag 35 luidt:
De kern van een goed antwoord is:
• Wees niet bevooroordeeld.
• Wees niet lui.
• Leg mensen geen woorden in de mond.
• Controleer persberichten (grondig) / verricht steeds research / publiceer geen twijfelachtig nieuws.
• Schrijf op een pakkende manier.
• Schrijf beknopt / beknopter dan je wetenschappelijke bron.
• Stel scherpe vragen (om de zaak op scherp te zetten).
indien zeven elementen goed 4
indien zes elementen goed 3
indien vijf elementen goed 2
indien vier elementen goed 1
indien drie of minder elementen goed 0
Beoordeel de spelling.
[eiser] heeft de volgende antwoorden gegeven (met gedachtenstreepjes. De nummering is afkomstig van de voorzieningenrechter):
Journalisten moeten niet bevooroordeeld en lui zijn;
Journalisten moeten niet zomaar stellingen uitspreken die ze krijgen van televisieprogramma’s;
Journalisten moeten persberichten controleren voor het publiceren;
Journalisten moeten iets goed uitzoeken en publiceren in een pakkend verhaal;
Journalisten moeten schijnbaar onnozele vraagjes stellen om de zaak op scherp te stellen;
Journalisten moeten geen woorden in de mond van de mensen leggen;
Journalisten moeten niet zomaar wat opschrijven.
4.6.
De examinator/eerste corrector, mevrouw [xxx] , heeft op het antwoordenvel van [eiser] vijf krullen gezet, te weten bij de antwoorden 1, 3, 4, 5 en 6. Als score voor deze vraag heeft zij echter in het daartoe bedoelde
Wolf-formulier1 punt genoteerd. Vervolgens zijn de antwoorden door de gecommitteerde/tweede corrector, mevrouw [yyy] van het Praedinius Gymnasius te Groningen, beoordeeld. Zij heeft voor deze vraag ook 1 punt toegekend. Kort gezegd, hebben de beide correctoren vier antwoordelementen als zijnde goed beoordeeld en voor deze vraag een score van 1 punt toegekend. [eiser] is het daar niet mee eens.
4.7.
Bij de beoordeling van de vorderingen stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop. De burgerlijke rechter moet zich bij de beoordeling van de juistheid en geldigheid van een door de directeur van een onderwijsinstelling gegeven eindcijfer voor een centraal examen, terughoudend opstellen. De voorzieningenrechter toetst uitsluitend, terughoudend, of aan de elementaire eisen van rechtmatigheid is voldaan. Als het gaat om de inhoudelijke beoordeling van een antwoord, moet in acht worden genomen dat de beoordeling of het antwoord vakinhoudelijk juist is en strookt met het Correctievoorschrift, door de wetgever is toebedeeld aan de correctoren, als deskundige vakdocenten. De voorzieningenrechter moet de aan de correctoren toegekende beoordelingsvrijheid respecteren. Er is alleen dan plaats voor ingrijpen door de voorzieningenrechter, indien de beoordelingsbeslissing van de correctoren overduidelijk onjuist, onbegrijpelijk of onzorgvuldig is, in die zin dat de correctoren in redelijkheid niet tot het toegekende puntenaantal hebben kunnen komen.
4.8.
Dat de correctoren het eerste antwoordelement slechts als één goed antwoordelement hebben goed gerekend, is niet overduidelijk onjuist, onbegrijpelijk of onzorgvuldig. In dat eerste antwoordelement staan twee adviezen vermeld terwijl de vraag en het Correctievoorschrift, ervan uitgaan dat per antwoordelement één advies wordt weergegeven.
4.9.
Over de antwoordelementen 4 en 5 (de derde en vierde krul) heeft [eiser] aangevoerd dat niet duidelijk is welke van die twee antwoordelementen goed is beoordeeld en dat de beide correctoren het daar ook oneens over zijn.
4.10.
De voorzieningenrechter constateert dat de rector de vragen van [eiser] (al dan niet met tussenkomst van examensecretaris [zzz] ) heeft voorgelegd aan de beide correctoren.
Op 13 juli 2021 schreef examinator [xxx] aan de rector en [zzz] : “
Het 3e punt van onder(voorzieningenrechter: antwoord 5)
is mijn inziens niet correct “schijnbaar onnozele vraagjes stellen” zegt [eiser] , terwijl er gevraagd wordt om scherpe vragen. Het tweede deel vh antwoord klopt, maar het eerste deel niet. Daarom heb ik er uiteindelijk 4 goed gerekend en één punt toegekend. Ik houd het daarbij.
Op 13 juli 2021 schreef de gecommitteerde [yyy] aan [zzz] : “
Ik herinner me de krulletjes en ook dat ik eenmaal dacht: hé, dit is een krulletje te veel omdat er twee uit eenzelfde categorie kwamen en dus maar eenmaal meetelden. Ik overwoog een opmerking daarover te maken, maar zag toen dat de eerste corrector dit ook maar eenmaal voor twee krulletjes had geteld.
Wellicht is dit precies bij deze leerling gebeurd en kan zo’n leerling de inhoudelijkheid van de antwoorden niet op waarde schatten. De eerste corrector zal dit al kunnen vaststellen als het dit inderdaad blijkt te zijn. Ik hoor dat dan wel heel graag, omdat ik nu op het werk zit te wachten.
Beide correctoren keken zorgvuldig naar alle antwoorden, wil ik nog even ook opmerken.
Op 14 juli 2021 heeft de heer [vvv] , collega van en waarnemend voor [xxx] , aan [yyy] gemaild:

(…)
De vraag van de leerling gaat over vraag 35 van het examen, bijgevoegd in pdf. Er staan bij die vraag vijf krulletjes, die goed zouden moeten zijn voor twee punten. Hij heeft er maar één gekregen. Mijn vraag aan u is of u zich kunt herinneren waarom u hier één punt voor hebt gegeven.
Ik zie zelf best ruimte voor een tweede punt, maar derde en vierde krul zijn niet sterk geformuleerd (derde krul bevat feitelijk twee antwoorden, waarvan het eerste niet goed is). Als u dit toen gezien hebt en bewust maar vier antwoorden goed gerekend hebt, wil ik het examen laten zoals het is, want ik vind het eerlijk (en zelfs billijk ) nagekeken. Alleen als u vijf goede antwoorden ziet en meent dat u in eerste instantie echt een telfout hebt gemaakt, wil ik de leerling een extra punt geven (…)
Nog dezelfde dag heeft [yyy] gereageerd. Zij mailde aan [vvv] :

Ik heb het weer bekeken.
Inderdaad hebben je collega en ik hier bewust maar 1 punt voor gegeven na overleg.
We hebben het precies gehad over de aspecten die jij ook opnoemt, inclusief een in andere woorden tweemaal gelijk stuk antwoord.
Het spijt me maar inderdaad heeft deze leerling blijkbaar geen zicht op de inhoudelijke kwaliteit van wat hij opschreef. Wat mij betreft blijft het wederom 1 pt, hoe sneu ook voor de leerling.
4.11.
De voorzieningenrechter constateert dat de beide correctoren het met elkaar eens zijn dat [eiser] bij vraag 35 slechts 4 antwoordonderdelen goed heeft beantwoord. Weliswaar blijkt uit de overgelegde e-mailcorrespondentie niet of de correctoren het met elkaar eens zijn of antwoordelement 4 of juist antwoordelement 5 moet worden goed gerekend, maar dat maakt niet dat de beoordelingsbeslissing van de correctoren overduidelijk onjuist, onbegrijpelijk of onzorgvuldig is, in die zin dat de correctoren in redelijkheid niet tot het toegekende puntenaantal (één punt) hebben kunnen komen. Daarvan zou slechts sprake zijn indien uit het Correctievoorschrift zou moeten volgen dat zij de beide antwoordelementen goed hadden moeten rekenen. Daarvoor heeft [eiser] onvoldoende aanknopingspunten gegeven. Immers, de beslissing om het antwoordelement 4 niet goed te rekenen is niet onbegrijpelijk, omdat dat antwoordonderdeel twee adviezen bevat en het eerste deel van dat antwoord, in andere bewoordingen, een herhaling is van het advies in antwoordonderdeel 3.
De beslissing om antwoordonderdeel 5 niet goed te rekenen is niet onbegrijpelijk, omdat dit antwoordonderdeel relevant afwijkt van de antwoorden genoemd in het Correctievoorschrift.
4.12.
De conclusie is dat er geen grond is voor toewijzing van de primaire vordering om het VWO-diploma alsnog aan [eiser] uit te reiken. [eiser] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een onjuiste score is gegeven voor zijn Centraal Examen Nederlands.
Er is ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige in te schakelen om het door [eiser] afgelegde examen opnieuw te laten beoordelen. Daarvoor is vereist dat de examinator en de gecommitteerde er niet in slagen om in onderling overleg de score voor het Centraal Examen vast te stellen. In het geval van [eiser] bestaat er tussen hen echter overeenstemming over het aantal door [eiser] goed beantwoorde antwoordelementen en het feit dat aan hem één punt voor de beantwoording van vraag 35 is toegekend.
De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [eiser] de proceskosten dragen.
Deze worden aan de zijde van SOVON begroot op € 667,- aan griffierecht en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van SOVON worden begroot op € 667,- aan griffierecht en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.LK/JG