ECLI:NL:RBNHO:2021:7574

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
8267932 \ CV EXPL 20-472
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake proceskostenveroordeling en procesvolmacht in een geschil tussen passagier en vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Finnair Oyj. De passagier, vertegenwoordigd door gemachtigde mr. D.E. Lof, had een vordering ingesteld tegen de vervoerder, maar de kantonrechter oordeelde dat de passagier niet-ontvankelijk was in haar vordering. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de gemachtigde van de passagier geen toereikende procesvolmacht kon aantonen. De kantonrechter stelde vast dat de gemachtigde, hoewel hij op het moment van de dagvaarding advocaat was, niet kon bewijzen dat hij gemachtigd was om namens de passagier te procederen. De kantonrechter benadrukte dat de bewijslast voor het bestaan van een procesvolmacht bij de gemachtigde ligt.

Daarnaast werd er door de vervoerder aangevoerd dat de gemachtigde misbruik maakte van procesrecht. De kantonrechter overwoog dat er in dit geval aanleiding was om de gemachtigde te veroordelen in de proceskosten, die door de vervoerder waren begroot op € 1.500,00 (exclusief btw). De kantonrechter oordeelde dat het onredelijk zou zijn om de passagier in de proceskosten te veroordelen, gezien het feit dat er mogelijk zonder haar medeweten was geprocedeerd. De kantonrechter was voornemens om de gemachtigde van de passagier op grond van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen.

De beslissing van de kantonrechter hield in dat de passagier niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering en dat de proceskosten aan de kant van de vervoerder werden vastgesteld op € 1.500,00. De zaak werd verwezen naar de rol van 29 september 2021, zodat de gemachtigde de gelegenheid kreeg om te reageren op het voornemen van de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8267932 \ CV EXPL 20-472
Uitspraakdatum: 1 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Osakeythiö (Finland) Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Bij vonnis in het incident van 16 december 2020 is het voorwaardelijk incident tot tussenkomst van Airhelp afgewezen. Voor het procesverloop tot dan toe wordt naar het vonnis van 16 december 2020 verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens een conclusie van dupliek genomen. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Finnair voert als primair en meest verstrekkend verweer onder meer aan dat de in de dagvaarding genoemde gemachtigde van de passagier handelt op instructie van AirHelp Ltd en geen volmacht heeft van de passagier om op diens naam en voor diens risico een procedure aanhangig te maken. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 80 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat het uitgangspunt is dat een advocaat die namens een partij procedeert over een toereikende procesvolmacht van die partij beschikt. De kantonrechter is ervan op de hoogte dat de gemachtigde van de passagier thans geen advocaat meer is, maar op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding was hij dat nog wel. Van het uitgangspunt van artikel 80 lid 3 Rv kan worden afgeweken indien het bestaan van die procesvolmacht gemotiveerd is betwist. Die situatie doet zich hier voor. In zo’n geval moet de rechter de juistheid van dat verweer onderzoeken, waarbij de stelplicht en de bewijslast van het bestaan van een toereikende procesvolmacht rust op (de gemachtigde van) degene die zich op het bestaan daarvan beroept, hier dus mr. D.E. Lof. De kantonrechter begrijpt dat de (gemachtigde van de) passagier bij repliek aanbiedt om de procesvolmacht alsnog te overleggen. Het bewijs dat sprake is van een procesvolmacht was echter eenvoudig te leveren door deze bij de conclusie van repliek te overleggen. Het had dan ook op de weg van (de gemachtigde van) de passagier gelegen om direct de procesvolmacht te overleggen. Het bewijsaanbod wordt dan ook door de kantonrechter gepasseerd. Aangezien niet is vast komen te staan dat de passagier een volmacht heeft verstrekt aan de gemachtigde om namens haar te procederen is de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering.
2.2.
Finnair voert voorts aan dat de gemachtigde van de passagier door zijn handelswijze misbruik maakt van procesrecht dan wel procesbevoegdheid en ziet in de omstandigheden aanleiding om te verzoeken om de gemachtigde te veroordelen in de volledige advocaatkosten van Finnair
,begroot op € 1.500,00 (exclusief btw). Finnair acht het niet redelijk om de passagier in de proceskosten te veroordelen, omdat de passagier waarschijnlijk niet door de gemachtigde op de hoogte is gesteld van het risico tot een proceskostenveroordeling. De (gemachtigde van) de passagier heeft dit niet weersproken.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
2.4.
De kantonrechter betrekt in zijn overweging ook het subsidiaire verweer van de vervoerder, dat de gepretendeerde vordering van de passagier door middel van een assignmentformulier is overgedragen aan Airhelp, Niet weersproken is immers dat de passagier het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De gemachtigde van de passagier was de vaste advocaat van AirHelp in Nederland en treedt thans ook op namens AirHelp maar dan als jurist. Hij was blijkens de processtukken op de hoogte van het door de passagier ondertekende assignmentformulier. Daarbij heeft de gemachtigde klaarblijkelijk een vordering ingesteld terwijl de partij die als eisende partij staat vermeld hiertoe geen procesvolmacht heeft verstrekt. Kort gezegd is de conclusie dat een vordering is ingesteld namens een persoon die niet op de hoogte is van de procedure en daarnaast ook niet over een vorderingsrecht beschikt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat aan de bovengenoemde vereisten is voldaan. De (gemachtigde van de) passagier heeft de hoogte van het door Finnair gevorderde bedrag niet betwist. De kantonrechter zal de proceskosten nu deze niet onredelijk voorkomen dan ook vaststellen op € 1.500,00 (exclusief btw).
2.5.
Zoals hiervoor overwogen zal de passagier niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Nu er kennelijk zonder deugdelijke procesvolmacht en wellicht zelfs buiten medeweten van de passagier is geprocedeerd, is het naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk om de passagier in de proceskosten te veroordelen, te meer nu de vervoerder om een integrale proceskostenveroordeling heeft verzocht en de kantonrechter dat verzoek zal honoreren. Daarom is de kantonrechter voornemens om niet de passagier, maar de gemachtigde van de passagier op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen. De gemachtigde heeft het recht nog op dit voornemen te reageren. Hij zal daartoe op de hierna omschreven manier in de gelegenheid worden gesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering;
3.2.
stelt de proceskosten aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag vast op
€ 1.500,00 (exclusief btw) aan salaris gemachtigde;
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 29 september 2021 teneinde mr. D.E. Lof in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over hetgeen onder 2.5. is overwogen;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter