ECLI:NL:RBNHO:2021:7594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
9142895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerwerk bij aanneming van werk en toestemming voor extra kosten steigerhuur en wc huur

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen [VvE] betreffende onbetaalde kosten voor meerwerk dat is uitgevoerd in het kader van schilder- en restauratiewerkzaamheden aan woningen van [VvE]. De vordering betreft een bedrag van € 1.944,18, bestaande uit kosten voor extra steigerhuur en toilethuur, die door [VvE] niet zijn betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van aanneming van werk was tussen partijen, waarbij [eiseres] tijdig melding heeft gemaakt van het meerwerk en dat [VvE] dit meerwerk heeft geaccepteerd. De kantonrechter oordeelt dat de kosten voor steigerhuur en toilethuur noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het meerwerk en dat [VvE] impliciet toestemming heeft gegeven voor deze kosten. Het verweer van [VvE] dat de kosten onterecht in rekening zijn gebracht, wordt verworpen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [VvE] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 18 augustus 2021 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9142895 / CV EXPL 21-2382
Uitspraakdatum: 18 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D.C.J.H. van Gerven (Stichting Achmea Rechtsbijstand)
tegen
de vereniging
[VvE],
gevestigd te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [VvE]
verschenen bij haar voorzitter: [voorzitter VvE]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 1 april 2021 een vordering tegen [VvE] ingesteld. [VvE] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [VvE] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op basis van de (aangepaste) offerte van 24 oktober 2019 heeft [eiseres] schilder- en restauratiewerkzaamheden verricht aan de buitenkant van de woningen van [VvE] . In deze offerte is onder meer opgenomen:
Wanneer er meerwerk of gebreken geconstateerd zijn, zal er tijdig melding van gemaakt worden. Voor eventueel meerwerk wordt vrijblijvend een aparte offerte gemaakt en verdere afspraken zullen schriftelijk verlopen. (…)
Plaatsen van schaftwagen en chemisch toilet. (€ 120,00 per week) (…)
Totaal steigerbouw: € 14.150,00 exclusief 9% BTW.
2.2.
[eiseres] heeft de geoffreerde werkzaamheden in mei en juni 2020 uitgevoerd.
2.3.
Bij brief van 15 juni 2020 heeft [eiseres] aan [VvE] een offerte gestuurd voor meerwerkkosten van de gevel aan de linkerkant van het gebouw. Hierin staat onder meer:
Ook extra steigerhuur wordt doorgerekend. De steiger was voor vier dagen gehuurd schilderwerk en heeft nu 9 dagen langer gestaan. Deze kosten zullen ook verrekent worden evenals de kosten voor het toilet. (…)
Steigerhuur 9 dagen: € 810,00 exclusief 9% btw. (…)
2.4.
Bij brief van 1 juli 2020 heeft [eiseres] aan [VvE] een offerte gestuurd voor meerwerkkosten van de gevel aan de rechterkant van het gebouw. Hierin staat onder meer:
Ook extra steigerhuur wordt doorgerekend. De steiger was voor vier dagen schilderwerk en heeft nu 7 dagen langer gestaan. Deze kosten zullen ook verrekent worden evenals de kosten voor het toilet. (…)
Steigerhuur 7 dagen: € 630,00 exclusief 9% btw
Huur toilet extra voor 3 weken (steiger fase 1 en 2): € 111,00 exclusief 9% btw (…)
Totaal extra huur en toilet etc. 03: € 741,00 exclusief 6% BTW
2.5.
[eiseres] heeft op 2 juli 2020 twee facturen aan [VvE] gestuurd voor meerwerk. Factuurnr. [factuurnr 1] refereert aan de offerte van 15 juni 2020 en factuurnr. [factuurnr 2] refereert aan de offerte van 1 juli 2020. In die facturen zijn onder meer de in de in de bijbehorende offerte genoemde bedragen voor kosten steigerhuur en toilethuur opgenomen.
2.6.
Bij e-mail van 8 juli 2020 heeft [VvE] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:
In ons gesprek op 19 juni hebben we het al gehad over de extra kosten voor de steigerhuur. (…) Aan het begin van de opdracht heb jij aangegeven dat de activiteiten tot de bouwvakantie zouden duren en dat voor die vakantie alles opgeleverd zou zijn. Die planning is niet gehaald. Ook na de bouwvakantie wordt er op de steigers gewerkt. Die dagen gelden dus voor de extra steigerhuur. Daarbij moet nog in mindering gebracht worden de dagen dat daarvoor de steigers niet bezet waren door schilders, omdat die op andere klussen bezig waren. Volgens ons zijn dat zeker 5 dagen geweest. Ook hebben de steigers nooit gewacht op Eurokit. Dat bedrijf is juist zeer flexibel geweest en heeft zijn werkzaamheden altijd uitgevoerd als de steigers beschikbaar waren. Kortom de meerkosten van steigerhuur kunnen pas bepaald worden aan het einde van de totale klus. Hetzelfde geldt voor de meerkosten van de WC-unit. (…) Ook de verhouding in bedragen tussen offerte en meerwerk is iets waar je van te voren helemaal geen rekening mee houdt, omdat je vertrouwt op het goede technische inzicht van deskundigen. Neemt niet weg dat we tot op heden tevreden zijn over het geleverde werk van jouw mensen. (…) Het resultaat zal ik aan de bewoners moeten toelichten. Daarbij zal ik duidelijk maken dat we een intensief traject met de firma [eiseres] hebben gehad, maar dat resultaat er mag zijn en dat we daar vele jaren van kunnen genieten. (…)
2.7.
[VvE] heeft alle gefactureerde bedragen betaald, met uitzondering van een bedrag van € 882,90 op factuurnr. [factuurnr 1] aan kosten voor 9 dagen steigerhuur van € 810,00 plus 9% btw en van € 807,69 op factuurnr. [factuurnr 2] aan kosten voor 7 dagen steigerhuur van € 630,00 plus 9% btw en extra toilethuur voor 3 weken van € 111,00 plus 9% btw.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert primair – samengevat – dat de kantonrechter [VvE] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 1.944,18. De vordering bestaat uit € 1.690,59 (€ 882,90 +807,69) aan hoofdsom en € 253,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, nog te vermeerderen met proceskosten en nakosten.
Subsidiair vordert [eiseres] – samengevat – dat de kantonrechter [VvE] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een redelijk bedrag voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten van € 253,59, proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat partijen een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten, waarbij partijen zijn overeengekomen welke werkzaamheden [eiseres] zou uitvoeren en welke aanneemsom [VvE] zou betalen. [eiseres] heeft [VvE] tijdig op de hoogte gesteld van het uit te voeren meerwerk. [VvE] heeft dat meerwerk geaccepteerd waarna [eiseres] die werkzaamheden heeft uitgevoerd. [VvE] heeft een deel van de hiervoor in rekening gebrachte kosten, ondanks sommatie daartoe, onbetaald gelaten. Het betreft de kosten voor extra steigerhuur en toilethuur.

4.Het verweer

4.1.
[VvE] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de post “extra steigerhuur” waarvoor € 1.690,59 is gerekend, nooit vooraf (mondeling dan wel schriftelijk) aan de orde is geweest. Voor die post is dus ook nooit akkoord gegeven. Dat had bij meerwerk moeten plaatsvinden. Deze post is gedurende de lopende werkzaamheden na afloop van deeltrajecten in een rekening verschenen onder de noemer meerwerk. Verder voert [VvE] aan dat de aanleiding dat deze post in rekening is gebracht, geheel onterecht is. Het zou ten behoeve van kitwerkers zijn (van het bedrijf Eurokit), maar die hebben tegelijk met de schilders van [eiseres] op de steigers hun werk uitgevoerd. Ook voert [VvE] aan dat de berekening van het aantal extra werkdagen uit de lucht is gegrepen. Tot slot voert [VvE] aan dat met [eiseres] was afgesproken dat er twee schilders op het werk zouden worden gezet, maar dat in de periode dat de steigers tegen het gebouw stond afwisselend geen, één of twee schilders aan het werk waren. Indien [eiseres] het werk met het toegezegde aantal mensen onafgebroken had uitgevoerd, dan was het werk ruim voor de bouwvakvakantie afgerond.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat [eiseres] meerwerk heeft verricht. [VvE] heeft de daarvoor door [eiseres] gestuurde facturen ook betaald met uitzondering van de kosten voor extra steigerhuur en wc huur ad € 1.690,59. De vraag die voorligt of die niet betaalde kosten terecht in rekening zijn gebracht.
5.2.
In de overgelegde offertes voor het meerwerk, zowel die van 15 juni 2020 als die van 1 juli 2020, worden expliciet de door [eiseres] gevorderde kosten benoemd en begroot. Partijen verschillen van mening of [VvE] toestemming heeft gegeven voor het niet betaalde deel van het meerwerk.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het uitvoeren van meerwerk, meebrengt dat het huren van steigers en een wc-unit nodig is, zolang als het meerwerk duurt. Immers een schilder kan het werk niet uitvoeren, zonder gebruik te kunnen maken van steigers. Ook dient een wc-unit beschikbaar te zijn, zolang het meerwerk duurt. Dat betekent dat met het instemmen van uit te voeren meerwerk impliciet ook toestemming wordt verleend om, voor de duur van dat meerwerk, ook steigerhuur en wc-unit kosten te betalen. Het verweer op dat punt wordt dan ook verworpen.
5.4.
Ook het verweer dat de aanleiding van deze in rekening gebrachte post onterecht is wordt verworpen. Uit niets blijkt dat de steigerkosten in rekening zijn gebracht ten behoeve van de kitwerkers. Voor de extra steigerhuur aan de linkerkant van het gebouw heeft [eiseres] 9 dagen gefactureerd en voor de steigerhuur aan de rechterkant 7 dagen. Het verweer dat dit aantal dagen uit de lucht is gegrepen, is niet nader onderbouwd en wordt daarom eveneens verworpen. Hetzelfde geldt voor het verweer dat extra steigerhuur niet nodig zou zijn geweest omdat [eiseres] het werk ruim voor de bouwvakantie had kunnen afronden indien achter elkaar met twee schilders was gewerkt. Immers dat deze toezegging is gedaan blijkt niet uit de stukken, nog daargelaten de vraag of deze gestelde toezegging eveneens betrekking heeft op het meerwerk.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de (primair) gevorderde hoofdsom zal toewijzen. Omdat sprake is van één gedaagde partij, zal de gevorderde hoofdelijkheid echter niet worden toegewezen. De buitengerechtelijke kosten zullen als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [VvE] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [VvE] ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [VvE] tot betaling aan [eiseres] van € 1.944,18;
6.2.
veroordeelt [VvE] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op € 971,67, te weten:
dagvaarding € 90,67
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 374,00;
6.3.
veroordeelt [VvE] tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op 18 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter