In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie van twee minderjarige kinderen door hun stiefouder. De verzoeker, die sinds 2002 een relatie heeft met de moeder van de kinderen, heeft verzocht om de adoptie van [kind 1] en [kind 2]. De vader van de kinderen heeft ingestemd met de adoptie, maar is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader nooit een significante rol heeft gespeeld in het leven van de kinderen en dat de verzoeker al jarenlang als hun vader fungeert. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het kennelijk belang van de kinderen is, omdat het de bestaande emotionele band tussen hen en de verzoeker formeel erkent.
De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel [kind 2] op het moment van het verzoek meerderjarig was, er bijzondere omstandigheden waren die een adoptie toch rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie van [kind 2] door de verzoeker ook in het belang van het gezinsleven is, aangezien de kinderen en de verzoeker een hechte band hebben en de adoptie hen als een juridisch gezin zou bevestigen. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot adoptie van zowel [kind 1] als [kind 2] toegewezen, waarbij de juridische situatie van het gezin in overeenstemming werd gebracht met de feitelijke situatie.