Op 10 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante [X], vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar WOZ-beroepen. De rechtbank had eerder op 31 mei 2021 de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schriftelijke machtiging niet binnen de gestelde termijn zou zijn ingediend. Opposante heeft echter aangevoerd dat zij de machtiging tijdig had ingediend per fax op 8 april 2021 en dat zij op 7 april 2021 om uitstel had verzocht om de machtiging toe te zenden.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak onderzocht of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, zoals mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na nader onderzoek bleek dat de brief van opposante van 7 april 2021 op die dag door de rechtbank was ontvangen, maar abusievelijk niet correct was verwerkt. De rechtbank concludeert dat het uitstelverzoek tijdig was en dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring niet in stand kan blijven.
De rechtbank verklaart het verzet gegrond, waardoor de buiten-zitting uitspraak vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt hervat. De zaken zullen alsnog op een zitting worden behandeld. Tevens veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen in de proceskosten van opposante, vastgesteld op € 267, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.