In deze zaak hebben passagiers een verzoek ingediend tot compensatie van de vervoerder, Aegean Airlines SA, vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Athene en aansluitend naar Corfu en Santorini op 18 mei 2018. De passagiers, waaronder een minderjarige, hebben compensatie van € 1.600,00 en buitengerechtelijke kosten geëist op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de compensatie geweigerd en een incident tot zekerheidsstelling voor proceskosten ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet verplicht zijn tot het stellen van zekerheid, gezien het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen Nederland en de VS.
De kantonrechter heeft vervolgens de feiten beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de vlucht van Amsterdam naar Athene met 47 minuten was vertraagd, wat leidde tot het missen van aansluitende vluchten. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals luchtverkeersleidingrestricties. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder voldoende maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagiers niet in aanmerking komen voor compensatie. Het verzoek van de passagiers is afgewezen en de proceskosten zijn voor hun rekening.