Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[verzoekster 1] ,
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5],
[verzoeker 6],
[verzoeker 7],
[verzoeker 8],
[verzoeker 9],
[verzoeker 10],
[verzoeker 11],
[verzoeker 12],
[verzoeker 13],
[verzoeker 14],
[verzoeker 15],
[verzoeker 16],
[verzoeker 17],
[verzoeker 18],
[verzoeker 19],
1.mr. E.J. BELLAART,
mr. ing. W.S.J. THIJS,
mr. A.K. KORTEWEG,
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeksters
Het antwoord in incident […] niet van die omvang of dermate verrassend [is] dat een voorbereidingstijd van twee weken reeds daarom niet toereikend zou zijn”. In die opmerking weerklinkt volgens verzoeksters het standpunt van de wederpartij. Daarnaast heeft de rechtbank in haar beslissing van 25 augustus 2021 opgemerkt dat “
De overige door gedaagden overgelegde producties (die de grootste omvang hebben) […] stukken [zijn] waar door eiseressen in het incident zelf om is verzocht”, waarmee de rechtbank volgens verzoeksters kennelijk wil zeggen dat eiseressen het over zichzelf hebben afgeroepen. Daarmee wordt echter miskend, aldus verzoeksters, dat het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt dat de verstrekte stukken daadwerkelijk moeten kúnnen worden bestudeerd. De door de rechters gegunde termijn van twee weken is daarvoor niet genoeg.
3.De beoordeling
namens eiseressen op de zitting zelf [kan] worden gereageerd op de genoemde door gedaagde overgelegde productie” en dat “
de overige door gedaagden overgelegde producties (die de grootste omvang hebben) stukken [zijn] waar door eiseressen in het incident zelf om is verzocht”. Volgens verzoeksters zou hierin doorklinken dat de rechtbank hen verwijt dat zij die stukken zelf heeft opgevraagd, zodat zij “niet moet zeuren”.