ECLI:NL:RBNHO:2021:7849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/15/319813 / HA RK 21/169
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in civiele procedure

Op 31 augustus 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een groep verzoeksters tegen de rechters mr. E.J. Bellaart, mr. ing. W.S.J. Thijs en mr. A.K. Korteweg, in verband met een aanhangige civiele procedure. De verzoeksters voerden aan dat de rechters een schijn van vooringenomenheid hadden gewekt door procesbeslissingen te nemen die in het voordeel van de gedaagden waren. Ze stelden dat de rechters hen onvoldoende voorbereidingstijd hadden gegeven voor een zitting en dat de motivering van de beslissingen onbegrijpelijk was. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, en dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters daadwerkelijk vooringenomen waren. De wrakingskamer benadrukte dat procesbeslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, en dat de inhoud en motivering van deze beslissingen niet als bewijs van vooringenomenheid kunnen worden aangemerkt. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

mondelinge beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/319813 / HA RK 21-169
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 31 augustus 2021
op het verzoek tot wraking ingediend door:

1.[verzoekster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[verzoeker 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[verzoeker 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[verzoeker 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[verzoeker 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[verzoeker 7],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[verzoeker 8],
wonende te [woonplaats] ,
9.
[verzoeker 9],
wonende te [woonplaats] ,
10.
[verzoeker 10],
wonende te [woonplaats] ,
11.
[verzoeker 11],
wonende te [woonplaats] ,
12.
[verzoeker 12],
wonende te [woonplaats] ,
13.
[verzoeker 13],
wonende te [woonplaats] ,
14.
[verzoeker 14],
wonende te [woonplaats] ,
15.
[verzoeker 15],
wonende te [woonplaats] ,
16.
[verzoeker 16],
wonende te [woonplaats] ,
17.
[verzoeker 17],
wonende te [woonplaats] ,
18.
[verzoeker 18],
wonende te [woonplaats] ,
19.
[verzoeker 19],
wonende te [woonplaats] ,
alsmede
20. de stichting
[naam],
gevestigd te Amsterdam,
verzoeksters,
advocaten: mr. L. Zegveld en mr. A. Vossenberg te Amsterdam
Het verzoek is gericht tegen:

1.mr. E.J. BELLAART,

2.
mr. ing. W.S.J. THIJS,
3.
mr. A.K. KORTEWEG,
hierna te noemen: de rechters

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeksters hebben op 27 augustus 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaak-/rolnummer C/15/302790 / HA ZA 20-304, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. De wederpartij in de hoofdzaak heeft eveneens schriftelijk gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 31 augustus 2021. Verzoeksters, de rechters en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Een aantal verzoeksters is verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is verschenen directeur de heer [naam] van [naam wederpartij] , een wederpartij in de hoofdzaak, bijgestaan door de advocaten van de wederpartijen, mr. P.F.P. Nabben en mr. E.J.M. Dubach. De rechters in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid om ter zitting aanwezig te zijn, met bericht, geen gebruik gemaakt.
1.4.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De wrakingskamer neemt de volgende beslissing.

2.Het standpunt van verzoeksters

2.1.
Verzoeksters hebben ter onderbouwing van het verzoek schriftelijk een aantal wrakingsgronden aangevoerd die ze in hun pleidooi op de wrakingszitting nader hebben verduidelijkt en toegelicht. Die wrakingsgronden kunnen als volgt worden samengevat. De rechters hebben op 25 augustus 2021 procesbeslissingen genomen die, in het licht van de eerder door hen in deze procedure genomen procesbeslissingen, bij verzoeksters de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt. De wijze waarop de rechters in de hoofdzaak sinds eind mei 2021 verzoeksters’ incidentele vordering tot exhibitie hebben behandeld, kenmerkt zich door een gebrek aan regie, het nemen van beslissingen waarin telkens in het voordeel van gedaagden wordt beslist, waardoor sprake is van schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en van de equality of arms. Het resultaat is dat het verzoeksters onmogelijk is gemaakt zich adequaat voor te bereiden op de zitting van 2 september 2021 en dat de vordering van verzoeksters in de hoofdzaak hen door de procedurebeslissingen van de rechters feitelijk is ontnomen.
Sinds eind mei 2021 is namelijk sprake van een opeenstapeling van procesbeslissingen van de rechters waarbij de rechters de aan partijen gegunde voorbereidingstijd in het voordeel van gedaagden in de hoofdzaak hebben verdeeld, zich geen rekenschap hebben gegeven van de belangen van verzoeksters, de waarheidsvinding en de proces-economie, culminerend in de procesbeslissingen die de rechters op 25 augustus 2021 hebben genomen.
Voorts is de motivering van de beslissing van de rechtbank van 25 augustus 2021 onbegrijpelijk en ondeugdelijk gemotiveerd.
Daarin is opgenomen een opmerking van de rechtbank dat “
Het antwoord in incident […] niet van die omvang of dermate verrassend [is] dat een voorbereidingstijd van twee weken reeds daarom niet toereikend zou zijn”. In die opmerking weerklinkt volgens verzoeksters het standpunt van de wederpartij. Daarnaast heeft de rechtbank in haar beslissing van 25 augustus 2021 opgemerkt dat “
De overige door gedaagden overgelegde producties (die de grootste omvang hebben) […] stukken [zijn] waar door eiseressen in het incident zelf om is verzocht”, waarmee de rechtbank volgens verzoeksters kennelijk wil zeggen dat eiseressen het over zichzelf hebben afgeroepen. Daarmee wordt echter miskend, aldus verzoeksters, dat het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt dat de verstrekte stukken daadwerkelijk moeten kúnnen worden bestudeerd. De door de rechters gegunde termijn van twee weken is daarvoor niet genoeg.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is hierbij echter niet doorslaggevend.
3.2.
Op 25 augustus 2021 hebben de rechters twee verzoeken van verzoeksters afgewezen. Deze beslissingen betreffen procesbeslissingen. Het is vaste rechtspraak dat een procesbeslissing vanwege het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in beginsel geen grond voor wraking kan vormen (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist moet worden geacht, mag niet door de wrakingskamer worden beantwoord. Ook de motivering van een procesbeslissing kan geen grond vormen voor wraking, zelfs niet indien wordt aangevoerd dat die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier zou zijn of een motivering ontbreekt. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.3.
In het wrakingsverzoek dat is ingediend is door verzoeksters het standpunt betrokken dat de schijn van vooringenomenheid is ontstaan bij de rechters. Dat standpunt is met name gebaseerd op de procesbeslissingen zoals die sinds juni 2021 in de hoofdzaak door de rechters zijn genomen. Het zwaartepunt voor verzoeksters en de grond van dit verzoek, zo is ter zitting bevestigd, is gelegen in het tweetal procesbeslissingen zoals die zijn genomen in de e-mail van 25 augustus 2021. Op de zitting hebben verzoeksters gepreciseerd uit welke bewoordingen in voornoemde e-mail zij die vooringenomenheid hebben afgeleiden. In de eerste plaats hebben verzoeksters gewezen op de argumenten die de rechtbank gebruikt om het verzoek van eiseressen in de hoofdzaak af te wijzen. Het eerste argument daarvoor dat verzoeksters aanvoeren, is de mededeling van de rechtbank dat de verjaring in het exhibitie-incident geen verrassing kon zijn. Daar klinkt volgens verzoeksters een (voor)oordeel in door.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dat niet het geval is en dat in de door de rechtbank gebruikte bewoordingen geen grond voor de (schijn van) vooringenomenheid valt te lezen.
3.5.
Voorts stellen verzoeksters zich op het standpunt dat de rechtbank hen – kort gezegd – beticht heeft van “eigen schuld” door in voornoemde e- mail van 25 augustus 2021 te overwegen dat “
namens eiseressen op de zitting zelf [kan] worden gereageerd op de genoemde door gedaagde overgelegde productie” en dat “
de overige door gedaagden overgelegde producties (die de grootste omvang hebben) stukken [zijn] waar door eiseressen in het incident zelf om is verzocht”. Volgens verzoeksters zou hierin doorklinken dat de rechtbank hen verwijt dat zij die stukken zelf heeft opgevraagd, zodat zij “niet moet zeuren”.
3.6.
Ook uit de bewoordingen zoals die zijn gebruikt door de rechtbank in deze passage van de bewuste e-mail en de daarin vervatte procesbeslissing kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet (de schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid.
3.7.
Ook in het licht van de eerder genomen procesbeslissingen ziet de rechtbank in de door de rechters in de e-mail van 25 augustus 2021 gebruikte bewoordingen geen (schijn van) vooringenomenheid.
3.8.
Ten aanzien van hetgeen verzoeksters overigens hebben aangevoerd en is samengevat onder 2.1, is de wrakingskamer van oordeel dat dit de inhoud en motivering van de procesbeslissingen van de rechtbank raakt. De inhoud en motivering van een procesbeslissing kan, zo volgt uit de onder 3.2 vermelde rechtspraak, geen grond vormen voor wraking.
3.9.
De feiten en omstandigheden die verzoeksters ter onderbouwing van hun verzoek naar voren heeft gebracht, leveren op grond van het voorgaande geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeksters, de rechters en de wederpartijen in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.M. Kos, voorzitter, mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en mr. H. de Jong, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.P. Langeveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2021. [1]
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
De rechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal,
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Conc.: 936