ECLI:NL:RBNHO:2021:7851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/15/319436 / KG ZA 21-448
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbare verkoop woning en betalingsachterstanden; zorgplicht hypotheekhouder

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, [eiser 1] c.s., een verbod gevorderd tegen de openbare verkoop van hun woning door de hypotheekhouder, Obvion N.V. De achtergrond van het geschil ligt in structurele betalingsachterstanden op de hypothecaire lening die Obvion aan eisers heeft verstrekt. De openbare verkoop was gepland op 8 september 2021. Eisers stellen dat Obvion in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht door de lening in zijn geheel op te eisen en de woning openbaar te verkopen, en dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Obvion betwist deze claims en stelt dat er al lange tijd betalingsachterstanden zijn en dat zij belang heeft bij de executie van de woning.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Obvion haar zorgplicht heeft geschonden of misbruik maakt van haar recht. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingsachterstanden al voor de coronacrisis bestonden en dat eisers niet hebben aangetoond dat hun betalingsproblemen tijdelijk zijn. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 3 september 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/319436 / KG ZA 21-448
Vonnis in kort geding van 3 september 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. Y. Benjamins te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
OBVION N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. I.H.C. Jans te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en Obvion genoemd worden. Eisers zullen afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 10 van de zijde van [eiser 1] c.s.
  • de producties 1 t/m 13 van de zijde van Obvion
  • de aanvullende productie 11 van de zijde van [eiser 1] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 2 september 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden, die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Bij de gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [eiser 1] , mede namens [eiser 3] , bijgestaan door mr. Benjamins voornoemd,
  • [plaats] (jurist bij de afdeling Juridische Zaken van Obvion) namens Obvion, bijgestaan door mr. Jans voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Obvion heeft de openbare verkoop van de woning van [eiser 1] c.s. in gang gezet, omdat [eiser 1] c.s. betalingsachterstanden hebben op de door Obvion aan [eiser 1] c.s. verstrekte hypothecaire geldlening. De openbare verkoop is gepland op 8 september 2021. Volgens [eiser 1] c.s. heeft Obvion in strijd gehandeld met haar zorgplicht door de geldlening in zijn geheel op te eisen en ervoor te kiezen de woning van [eiser 1] c.s. openbaar te verkopen en maakt Obvion met de openbare verkoop van de woning misbruik van haar bevoegdheid als hypotheekhouder. [eiser 1] c.s. vorderen in dit kort geding Obvion te verbieden over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de aangekondigde openbare verkoop van de woning, dan wel de executie te schorsen of te staken. Obvion betwist dat sprake is van schending van haar zorgplicht of misbruik van recht.
2.2.
De voorzieningenrechter oordeelt in dit kort geding dat niet aannemelijk is geworden dat Obvion haar zorgplicht heeft geschonden of misbruik maakt van haar recht tot executie door in de gegeven omstandigheden de geldlening in zijn geheel op te eisen en de woning van [eiser 1] c.s. openbaar te gaan verkopen. De vorderingen van [eiser 1] c.s. worden daarom afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser 1] c.s. zijn eigenaar van de woning aan de [adres] , te [plaats] (hierna: de woning). Obvion heeft voor de aankoop van de woning een hypothecaire geldlening aan [eiser 1] c.s. verstrekt van € 295.000,00. Obvion heeft een recht van eerste hypotheek op de woning. De hypotheekakte dateert van 21 april 2015. De maandelijkse aflossing en rente bedraagt € 1.227,88.
3.2.
Vanaf eind 2017 zijn er blijvende en regelmatig oplopende betalingsachterstanden ontstaan. Partijen hebben hiervoor meerdere betalingsregelingen getroffen. [eiser 1] c.s. kwamen de betalingsregelingen niet of slechts gedeeltelijk na en/of er ontstonden weer nieuwe betalingsachterstanden.
3.3.
Bij brief van 22 augustus 2018 heeft Obvion [eiser 1] c.s. gewezen op de gevolgen van het niet nakomen van een in juli 2018 overeengekomen betalingsregeling. Daarbij heeft Obvion [eiser 1] c.s. erop gewezen dat indien [eiser 1] c.s. de achterstand niet binnen vijf dagen zou betalen de vordering overgedragen zou kunnen worden aan een deurwaarder, dat Obvion de woning zou kunnen laten taxeren en dat Obvion in het uiterste geval de totale hypothecaire lening zou kunnen opeisen en bij aanhoudende betalingsproblemen tot verkoop van de woning zou kunnen overgaan. Dit alles op kosten van [eiser 1] c.s. Zulke waarschuwingen heeft Obvion in de loop der jaren in verschillende brieven aan [eiser 1] c.s. herhaald. In oktober 2018 is het dossier van [eiser 1] c.s. structureel in behandeling gegeven aan een deurwaarder. Dit leidde er niet toe dat er substantieel werd ingelopen op de betalingsachterstand en vanaf augustus 2019 liep de betalingsachterstand verder op, tot
€ 8.469,84 in februari 2020.
3.4.
[eiser 1] c.s. exploiteerden tot februari 2020 een horecaonderneming, restaurant [restaurant 1] in Amsterdam. Deze onderneming hebben zij in februari 2020 verkocht. Met een deel van de opbrengst hebben [eiser 1] c.s. in maart 2020 de tot aan 1 februari 2020 ontstane betalingsachterstand van € 8.469,84 afgelost. Daarna zijn opnieuw betalingsachterstanden ontstaan.
3.5.
Bij brief van 25 maart 2020 hebben [eiser 1] c.s. om uitstel van betaling verzocht in verband met de beperkende maatregelen van de overheid voor eet- en drinkgelegenheden in verband met de coronacrisis. [eiser 1] c.s. konden naar eigen zeggen door deze maatregelen hun bedrijf niet exploiteren zodat zij geen inkomsten hadden. In reactie op deze brief heeft Obvion [eiser 1] c.s. op 27 maart 2020 bericht geen uitstel van betaling te zullen verlenen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor het verlenen van uitstel van betaling omdat het dossier van [eiser 1] c.s. al geruime tijd in behandeling was bij Bijzonder Beheer en [eiser 1] c.s. recent ook achterstanden hadden.
3.6.
Op 12 mei 2020 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna ook: het Hoogheemraadschap) executoriaal beslag op de woning gelegd voor € 1.248,00.
3.7.
In juni 2020 hebben [eiser 1] c.s. [restaurant 2] in Zaandam gekocht. Vanwege de beperkende overheidsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis moest het nachtcafé in de periode daarna gesloten blijven. Alleen in juni 2021 is het nachtcafé één weekend open geweest.
3.8.
Op 11 december 2020 heeft Sjopperdepop B.V. executoriaal beslag op de woning gelegd voor € 18.365,00.
3.9.
Bij brief en e-mail van 4 respectievelijk 15 december 2020 heeft Obvion onder verwijzing naar telefoongesprekken met [eiser 1] c.s. aan [eiser 1] c.s. kenbaar gemaakt de woning te zullen laten taxeren, wegens veranderingen in de financiële situatie van [eiser 1] c.s. en de betalingsachterstanden.
3.10.
Op 8 januari 2021 hebben Restaurant Marmara en twee natuurlijke personen conservatoir beslag op de woning gelegd voor € 65.000,00.
3.11.
Bij brief van 27 mei 2021 - per abuis gedateerd 27 mei 2015, hetgeen later is hersteld - heeft Obvion de hypothecaire geldleningsovereenkomst opgezegd. In deze brief staat voor zover van belang:
‘De achterstand bedraagt per 26 mei 2021 € 10.555,91. Wij zeggen hierbij uw lening op. Dit betekent dat u de hele lening in één keer moet terugbetalen.
U krijgt nog tot 4 juni 2021 de tijd om de hele achterstand te betalen op de IBAN rekening
onderaan deze brief. (…)
Als wij uw betaling niet op tijd ontvangen en binnen de gestelde termijn tot 4 juni 2021 geen schriftelijk bericht hebben ontvangen dat de executoriale beslagen zijn opgeheven, dan geven wij Rox Legal Notarissen te Rotterdam opdracht de veiling van uw woning in gang te zetten. De bijkomende kosten moet u zelf betalen.’
3.12.
Op 7 juni 2021 heeft Obvion aan Rox Legal Notarissen opdracht gegeven op grond van artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over te gaan tot openbare executieveiling van de woning.
3.13.
Op 2 juli en 2 augustus 2021 hebben [eiser 1] c.s. € 5.000,00 per keer aan Obvion betaald ter aflossing van de betalingsachterstand.
3.14.
Op 15 juli 2021 is de belastingdeurwaarder in het dossier Hoogheemraadschap / M [eiser 1] akkoord gedaan met een door [eiser 1] c.s. voorgestelde betalingsregeling.
3.15.
Bij exploot van 16 juli 2021 is de executie van de woning van [eiser 1] c.s. aangezegd tegen 8 september 2021.
3.16.
Het Hoogheemraadschap heeft op 24 augustus 2021 nogmaals executoriaal beslag gelegd, ditmaal voor € 1.456,00.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vordert:
I.
primair Obvion te verbieden over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de
aangekondigde openbare veiling van het registergoed van [eiser 1] c.s.;
II.
subsidiair de bevoegdheid van Obvion tot executie te schorsen c.q. te staken
totdat er een onherroepelijk vonnis is gewezen in een bodemzaak tussen partijen, dan wel de executie te schorsen c.q. te staken tot negen maanden na dit vonnis in kort geding;
III.
meer subsidiair een zodanige voorziening te treffen als in goede justitie wordt
vermeend te behoren te worden getroffen;
IV.
Zulks, in alle gevallen (1, II, III) op straffe van verbeurte van een dwangsom van €100,- per dag, ineens opeisbaar, dan wel een ander, in goede justitie te bepalen bedrag;
V.
Obvion te veroordelen in de kosten van het geding;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
[eiser 1] c.s. leggen aan hun vorderingen – samengevat – ten grondslag dat Obvion in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht door de geldleningsovereenkomst op te eisen en ervoor te kiezen de (privé)woning openbaar te verkopen. Obvion maakt volgens [eiser 1] c.s. misbruik van bevoegdheid door het executoriaal verkopen van de woning van [eiser 1] c.s. [eiser 1] c.s. stellen op verschillende momenten te hebben aangetoond in staat te zijn tot het betalen van de maandelijkse kosten en de achterstand vrijwel geheel te hebben ingelost. Zij kampen als horecaondernemers nu met de gevolgen van de coronacrisis en vragen meer tijd om de betalingsachterstanden in te lopen. Van Obvion mag volgens [eiser 1] c.s. in de gegeven omstandigheden van de coronacrisis meer coulance worden verwacht.
4.3.
Obvion betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden of misbruik maakt van haar bevoegdheid als hypotheekhouder. Zij heeft ter inning van haar vordering belang bij openbare verkoop van de woning. Er is, en was ook voor de coronacrisis, sprake van structurele betalingsachterstanden en [eiser 1] c.s. hebben niet aangetoond dat zij blijvend tot volledige betaling kunnen overgaan. Een structurele oplossing voor de telkens stijgende betalingsachterstand ontbreekt. Daarnaast loopt Obvion een executierisico gelet op de beslagen die rusten op de woning.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak; de openbare verkoop van de woning is gepland op 8 september 2021.
5.2.
Uitgangspunt is dat Obvion als hypotheekhouder op grond van artikel 3:268 lid 1 BW bevoegd is om tot executieverkoop van de woning over te gaan indien [eiser 1] c.s. in verzuim zijn met de voldoening van hun hypothecaire verplichtingen. De hypotheekhouder is in beginsel vrij om te bepalen op welk moment hij tot executoriale verkoop overgaat. Dit is slechts anders als de hypotheekhouder door tot uitwinning over te gaan misbruik van recht maakt. Misbruik van recht kan onder meer worden aangenomen als de hypotheekhouder geen redelijk in rechte te respecteren belang heeft bij de parate executie, mede gelet op de belangen aan de zijde van de schuldenaar die door de executie zullen worden geschaad.
5.3.
Niet in geschil is dat [eiser 1] c.s. al geruime tijd in verzuim zijn met de voldoening van hun hypothecaire verplichtingen. Het geschil in dit kort geding ziet dus op de vraag of Obvion misbruik maakt van haar recht als hypotheekhouder door de woning in de gegeven omstandigheden openbaar te gaan verkopen.
5.4.
[eiser 1] c.s. voeren aan dat sprake is van misbruik van recht en hebben ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat zij door de beperkende overheidsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis slechts tijdelijk niet in staat zijn hun betalingsverplichtingen jegens Obvion na te komen. [eiser 1] c.s. stellen dat zij verwachten na versoepeling van de overheidsmaatregelen voldoende inkomsten te zullen genereren met hun onderneming [restaurant 2] (het nachtcafé). Obvion kan in de gegeven (onvoorziene) omstandigheden geen ongewijzigde instandhouding van de geldleningsovereenkomst verwachten en [eiser 1] c.s. verlangen slechts een adempauze. Bovendien hebben [eiser 1] c.s. maatregelen genomen om te voorkomen dat zij volledig afhankelijk zijn van de wisselende inkomsten uit hun horecaonderneming: [eiser 3] is sinds 20 april 2021 in dienst bij een uitzendbureau en [eiser 1] heeft vanaf 6 september 2021 een dienstbetrekking als taxichauffeur, aldus [eiser 1] c.s.
5.5.
Het beeld dat [eiser 1] c.s. schetst – dat slechts sprake is van een tijdelijk probleem dat te wijten is aan de beperkende overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis – strookt niet met beeld dat uit het dossier naar voren komt. Uit het als productie 16 door Obvion overgelegde overzicht en de door Obvion overgelegde correspondentie maakt de voorzieningenrechter namelijk op dat er al lang vóór de uitbraak van de coronacrisis, vanaf in ieder geval december 2017, sprake was van structurele betalingsachterstanden in de maandtermijnen. Door de jaren heen zijn tussen partijen verschillende betalingsregelingen getroffen. Deze betalingsregelingen zijn vaak niet dan wel niet geheel nagekomen. Vanaf oktober 2018 is het dossier van [eiser 1] c.s. structureel in behandeling bij een gerechtsdeurwaarder.
Uit het overzicht van de achterstanden blijkt dat de betalingsachterstand, die vanaf februari 2018 bestaat, vanaf augustus 2019 oploopt en in februari 2020 (dus vlak voor de beperkende overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis) € 8.469,84 bedraagt. Vervolgens lossen [eiser 1] c.s. dit bedrag in maart 2020 af uit de opbrengst van de verkoop van hun horecaonderneming restaurant [restaurant 1] . Vanaf mei 2020 loopt de betalingsachterstand vervolgens weer op tot € 11.757,59 in mei 2021.
Uit gegevens van het Kadaster blijkt bovendien dat er drie executoriale beslagen en één conservatoir beslag op de woning liggen, welke beslagen door verschillende (vermeende) schuldeisers zijn gelegd.
5.6.
Door de jaren heen heeft Obvion [eiser 1] c.s. meermaals gewezen op de risico’s die [eiser 1] c.s. liepen bij het niet voldoen aan hun betalingsverplichtingen. Hierbij heeft Obvion, al in augustus 2018 en verschillende keren daarna, gewezen op het risico van executoriale verkoop.
5.7.
In het licht van deze voorgeschiedenis en de gelegde beslagen had het op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen zich meer transparant en actief op te stellen en een concreet plan te presenteren, onderbouwd met cijfers en stukken. Volgens Obvion hebben [eiser 1] c.s. echter geen inzicht willen geven in hun financiële situatie en hebben [eiser 1] c.s. haar niet kunnen laten zien dat zij in staat zullen zijn tot een structurele oplossing van hun betalingsproblemen te komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [eiser 1] c.s. inderdaad niet, ook niet in dit kort geding, aannemelijk gemaakt dat de betalingsproblemen slechts van tijdelijke aard zijn, noch dat zij enkel aan de beperkende overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis te wijten zijn. De voorzieningenrechter vindt dit laatste te meer ongeloofwaardig nu [eiser 1] c.s. in maart 2020, dus ná de verkoop van [restaurant 1] en vóór de aankoop van [restaurant 2] , om uitstel van betaling hebben verzocht met als argument dat zij hun (horeca)bedrijf niet konden exploiteren in verband met de beperkende maatregelen van de overheid voor eet- en drinkgelegenheden in verband met de coronacrisis. Op dat moment hadden [eiser 1] c.s. immers geen horecaonderneming. [eiser 1] c.s. hebben Obvion in maart 2020 dus geen inzicht gegeven in hun werkelijke inkomenssituatie. Ook hebben zij hun stelling dat zij na versoepelingen van de overheidsmaatregelen in staat zullen zijn voldoende inkomen te genereren om structureel en tijdig aan hun betalingsverplichtingen jegens Obvion te kunnen voldoen niet concreet en overtuigend onderbouwd, bijvoorbeeld met cijfers van de inkomsten gegenereerd in het weekend in juni 2021 dat [restaurant 2] open was. Onduidelijk is verder gebleven wat er met de opbrengst van de in februari 2020 verkochte horecaonderneming is gebeurd en waarom de opbrengst niet geheel, dan wel voor een groter deel is aangewend om de vanaf mei 2020 oplopende achterstanden in te lossen. Kennelijk hebben [eiser 1] c.s. prioriteit gegeven aan andere uitgaven. Verder hebben [eiser 1] c.s. geen inzicht gegeven in de betalingsregelingen en de (lopende) procedures met de beslagleggers. Zij hebben slechts de onder 3.14 aangehaalde betalingsregeling met het Hoogheemraadschap overgelegd en verklaard dat ze het niet eens zijn met de vorderingen van de andere beslagleggers. Ter zitting heeft [eiser 1] bovendien niet kunnen verklaren waarom het Hoogheemraadschap, na op 15 juli 2021 akkoord te zijn gegaan met een betalingsregeling, op 24 augustus 2021 andermaal executoriaal beslag heeft gelegd op de woning. Tot slot hebben [eiser 1] c.s. ook de inkomsten van [eiser 3] uit uitzendwerk en de te verwachten inkomsten van [eiser 1] als taxichauffeur niet concreet onderbouwd. Dit laatste had temeer voor de hand gelegen nu [eiser 1] (volgens Obvion ter terechtzitting en onbetwist door [eiser 1] c.s.) in een telefoongesprek van november 2020 heeft gezegd niet in staat te zijn alternatieve inkomsten te genereren.
5.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was Obvion in de gegeven omstandigheden niet gehouden af te wachten wat er na versoepelingen van de beperkende overheidsmaatregelen zou gebeuren en mocht Obvion de hypothecaire geldlening op grond van de tussen haar en [eiser 1] c.s. gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden opzeggen en de executie aankondigen. Daarmee heeft zij niet in strijd gehandeld met haar zorgplicht jegens [eiser 1] c.s. noch heeft zij misbruik gemaakt van haar recht als hypotheekhouder.
Dat [eiser 1] c.s., in maart 2020 een bedrag van € 8.469,84 en - na de opzegging van de hypothecaire geldlening en zonder dat daar een afspraak tussen partijen aan ten grondslag lag - in juli en augustus 2021 tweemaal een bedrag van € 5.000,00 hebben voldaan doet daar niet aan af. Het gaat hier naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter immers niet om een structurele oplossing. Dit blijkt ook wel uit het feit dat [eiser 1] c.s., ondanks de volgens hen onterechte opzegging van de hypothecaire geldlening, geen termijnbetalingen meer hebben verricht.
5.9.
Het gegeven dat het om de privéwoning van [eiser 1] c.s. en hun kinderen gaat doet in de gegeven omstandigheden niet af aan de bevoegdheid van Obvion om de woning executoriaal te verkopen. Voor [eiser 1] c.s. is een openbare verkoop van hun woning zonder meer ingrijpend, maar dit is nu eenmaal inherent aan de wettelijke bevoegdheid van de hypotheekhouder. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er op dat Obvion [eiser 1] c.s. door de jaren heen al vaak heeft gewezen op het risico dat zij niet in hun woning zouden kunnen blijven wonen bij het niet voldoen van de betalingsverplichtingen. Nu de woning een behoorlijke overwaarde heeft zal er na de verkoop naar verwachting bovendien een behoorlijk bedrag voor [eiser 1] c.s. resteren.
Ook het gegeven dat Obvion volgens [eiser 1] c.s. geen financieel risico loopt - gelet op de marktwaarde van de woning - doet in de gegeven omstandigheden, waarin jarenlang sprake is van terugkerende en oplopende betalingsachterstanden en van vier beslagen op de woning, niet af aan de bevoegdheid van Obvion om de woning executoriaal te verkopen. Tot slot doet ook de verhouding tussen de bestaande achterstand en de totale hoogte van de schuld in de gegeven omstandigheden niet af aan de bevoegdheid van Obvion. Het voorgaande geldt in het bijzonder nu [eiser 1] c.s. deze gevolgen mogelijk had kunnen voorkomen door zich tijdig en voldoende in te spannen om de executieverkoop van de woning af te wenden.
5.10.
De stelling van [eiser 1] c.s. dat de notariskosten onnodig zijn gemaakt snijdt geen hout nu niet aannemelijk is geworden dat Obvion misbruik maakt van haar bevoegdheid de woning openbaar te verkopen. Dat de notariskosten niet redelijk zijn is ook niet aannemelijk geworden. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er op dat Obvion [eiser 1] c.s. er meermaals op heeft gewezen dat dergelijke kosten voor rekening van [eiser 1] c.s. komen en dat dit ook in de geldleningsovereenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden is bepaald.
5.11.
De conclusie uit het bovenstaande is dat Obvion geen misbruik maakt van haar recht om de woning executoriaal te laten verkopen. Ook valt niet in te zien dat Obvion hiermee haar zorgplicht jegens [eiser 1] c.s. schendt. De vorderingen van [eiser 1] c.s. zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.12.
[eiser 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Obvion worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris
1.016,00
Totaal € 1.683,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Obvion tot op heden begroot op € 1.683,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 3 september 2021. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589