ECLI:NL:RBNHO:2021:7910

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
9262349 \ BM VERZ 21-1060 en 9262387 \ BM VERZ 21-1061
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens verbeterde financiële situatie van verzoekers

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend tot opheffing van het bewind dat op 30 juli 2020 was ingesteld vanwege problematische schulden. De verzoekers stellen dat hun financiële situatie is verbeterd en dat zij in staat zijn om hun geldzaken zelf te regelen. De bewindvoerder, H.G. Stuijvenberg, heeft verweer gevoerd en betoogd dat het bewind noodzakelijk blijft zolang er schulden zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2021 hebben verzoekers toegelicht dat zij sinds 25 maart 2020 geen recht meer hebben op de voedselbank en dat [verzoeker 2] geen schulden meer heeft. [verzoeker 1] heeft nog een schuld van ongeveer € 24.000,00 bij de belastingdienst, maar verzoekers willen deze schuld sneller aflossen dan de bewindvoerder mogelijk maakt. De bewindvoerder heeft ook zonder overleg een uitvaartverzekering afgesloten en de zorgverzekering aangepast, wat tot frustratie bij verzoekers heeft geleid.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen verzoekers en de bewindvoerder moeizaam verloopt en dat verzoekers in staat zijn om hun financiële zaken zelf te regelen. Aangezien verzoekers slechts één schuldeiser hebben, de belastingdienst, en zij hebben aangetoond dat de noodzaak voor bewind niet meer bestaat, heeft de kantonrechter besloten het bewind op te heffen. De beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beloning voor de bewindvoerder voor de werkzaamheden betreffende de eindrekening is vastgesteld op € 252,00 (exclusief btw).

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummers: 9262349 \ BM VERZ 21-1060 en 9262387 \ BM VERZ 21-1061 sc
Uitspraakdatum: 6 september 2021

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker 1] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] en
[verzoeker 2] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] ,
van wie beiden het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoekers,
van wie de bewindvoerder is:
H.G. Stuijvenberg h.o.d.n. Bewindvoering aan Zee,
gevestigd te Den Helder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 4 juni 2021;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 23 juni 2021;
  • de reactie van verzoekers op het verweer, ter griffie ingekomen op 12 juli 2021.
Op 17 augustus 2021 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 30 juli 2020 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoekers (zullen) toebehoren op grond van het hebben van problematische schulden.
Verzoekers stellen dat bewind niet voldoet aan hun verwachtingen, dat zij zich nu in een betere financiële situatie bevinden en dat zij hun geldzaken weer zelf kunnen regelen omdat zij nu bewuster kunnen omgaan met geld. Verzoekers stellen ook dat zij sinds 25 maart 2020 geen recht meer hebben op gebruikmaking van de voedselbank omdat hun financiële situatie goed is. [verzoeker 2] heeft geen schulden meer en [verzoeker 1] heeft nog een schuld van ongeveer
€ 24.000,00 bij de belastingdienst waarop maandelijks € 100,00 wordt afgelost. Verzoekers willen sneller van deze schuld af door een hoger bedrag per maand te betalen en extra aflossingen te doen, maar de bewindvoerder voldoet niet aan deze wens. Verzoekers stellen voorts dat de bewindvoerder zonder overleg een uitvaartverzekering heeft afgesloten en de aanvullende zorgverzekering heeft teruggebracht naar een basisverzekering. Ook hebben verzoekers zelf langdurigheidstoeslag aangevraagd bij de gemeente en zij zijn op zoek gegaan naar een goedkopere internetprovider. Tot slot stellen verzoekers dat de bewindvoerder bij de aangifte inkomstenbelasting op nul uitkwam en dat verzoekers van mening zijn dat zij wel recht hebben op teruggave.
De bewindvoerder staat niet achter het verzoek. De bewindvoerder voert aan dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] samenwonen en een gezamenlijke bijstandsuitkering ontvangen. De bewindvoerder lost € 100,00 per maand af aan de belastingdienst op de schuld van [verzoeker 1] en volgens de bewindvoerder is een hoger bedrag aflossen niet mogelijk omdat verzoekers regelmatig extra geld vragen. De bewindvoerder voert daarnaast aan dat zij de schulden van [verzoeker 2] heeft afgelost en een aansprakelijkheids-, inboedel- en uitvaartverzekering voor verzoekers heeft afgesloten. [verzoeker 2] heeft vervolgens zelf de familie verzekerd bij een islamitische uitvaartverzekering. [verzoeker 2] heeft ook de ingediende aangifte inkomstenbelasting 2020 onterecht gewijzigd. [verzoeker 2] is zeer veeleisend, doet alles zonder overleg en probeert de regels van bewind te omzeilen door haar broer dingen voor te laten schieten, aldus de bewindvoerder. Ook voert de bewindvoerder aan dat de communicatie via whatsapp op zeer dringende wijze en op een denigrerende toon verloopt.
De bewindvoerder voert tot slot aan dat de grond voor bewind bestaat zolang er schulden zijn en zij verzoekt dan ook om het opheffingsverzoek af te wijzen.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
Vaststaat dat de communicatie tussen verzoekers en de bewindvoerder moeizaam verloopt. Verzoekers willen dingen zelf regelen en laten zien dat ze dat kunnen, zoals tijdig omzien naar een andere internetprovider op het moment dat ze kunnen overstappen, het aanvragen van langdurigheidstoeslag en het afsluiten van een uitvaartverzekering. Het is frustrerend voor verzoekers dat ze dat niet zelf kunnen regelen en dat het via de bewindvoerder langer duurt om dergelijke zaken te regelen. Over de aangifte inkomstenbelasting stelt de bewindvoerder weliswaar terecht dat verzoekers onterechte aftrekposten hebben opgevoerd, maar verzoekers geven op hun beurt terecht aan dat de belastingdienst al een aantal jaren hun aangifte inclusief deze aftrekposten heeft goedgekeurd en dat zij er daarom in zijn gaan geloven dat het wel terecht was. Op de zitting hebben verzoekers aangegeven dat ze hier in de toekomst rekening mee zullen houden.
Op dit moment hebben verzoekers slechts één schuldeiser: de belastingdienst. Het hebben van één schuldeiser wordt niet als problematisch gezien. Bovendien hebben verzoekers aangegeven dat ze deze schuld zelf willen oplossen en de kantonrechter acht verzoekers hiertoe in staat.
Omdat de verzoekers aannemelijk hebben gemaakt dat de noodzaak voor bewind niet meer bestaat, zal de kantonrechter het bewind over hun goederen opheffen.

beslissing

De kantonrechter:
  • heft op, met ingang van twee weken na heden, het bij beschikking van 30 juli 2020 ingestelde bewind over de goederen toebehorende aan de hiervoor genoemde [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt vast dat de beloning die de bewindvoerder eenmalig voor de werkzaamheden betreffende het opmaken van de eindrekening en verantwoording in rekening mag brengen (thans) € 252,00 (exclusief btw) bedraagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter