ECLI:NL:RBNHO:2021:7919

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
C/15/315810 / FA RK 21-2122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van meerderjarig kind op basis van DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een meerderjarig kind. Het verzoek is ingediend door het kind, dat stelt dat de man die hem in 1985 heeft erkend, niet zijn biologische vader is. Het kind heeft in 2019 ontdekt dat de man mogelijk niet zijn biologische vader is en heeft daarop een DNA-test laten uitvoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het DNA-onderzoek, uitgevoerd door het DNA Diagnostic Center (DDC), rechtsgeldig is en dat de man niet de biologische vader is van het kind. De rechtbank heeft de erkenning uit 1985 vernietigd, waardoor het kind van rechtswege de geslachtsnaam van zijn moeder zal hebben totdat de biologische vader, de heer [B], het kind erkent. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking niet kan worden toegewezen, gezien de aard van de zaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/315810 / FA RK 21-2122
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 13 september 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: het kind,
advocaat: mr. M.E. Groot, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
--tegen--
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
in welke zaak belanghebbende is:
[naam moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van het kind, ingekomen op 26 april 2021.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 september 2021 in aanwezigheid van het kind bijgestaan door mr. M.E. Groot. Met het kind is meegekomen de heer [naam biologische vader] , hierna mede te noemen de heer [B] . De man en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] geboren:
- [kind] .
Het kind is op 11 oktober 1985 erkend door de man, waarbij zijn geslachtsnaam is gewijzigd in “ [geslachtsnaam A] ”. Op [huwelijksdatum] is het kind gewettigd door het huwelijk van de moeder en de man.
Het huwelijk van de moeder en de man is op 10 oktober 2001 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3.Verzoek

3.1.
Het kind verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) de op
11 oktober 1985 door de man gedane erkenning te vernietigen.
3.2.
Het kind stelt dat de man hem tijdens zijn minderjarigheid heeft erkend, maar dat hij niet zijn biologische vader is en dat hij pas in 2019 hiermee bekend is geworden. Het kind heeft al jaren geen contact meer met de man. Het kind wil graag dat zijn biologische vader een juridische positie krijgt. Het kind stelt dat de heer [B] zijn biologische vader is en zij hebben de wens om hun band juridisch tot stand te brengen door middel van erkenning, waarbij tevens de wens bestaat om de geslachtsnaam van de biologische vader aan te nemen. Om die stappen te kunnen nemen, dient echter eerst de erkenning die de man heeft gedaan op 11 oktober 1985 te worden vernietigd. Het kind stelt dat aan de voorwaarden als genoemd in artikel 1:205 lid 4 BW is voldaan, nu hij en [de heer B] een DNA-test hebben laten uitvoeren, waaruit blijkt dat [de heer B] zijn biologische vader is.

4.Verweer

4.1.
De man noch de moeder hebben verweer gevoerd. Ook zijn zij niet ter zitting verschenen.

5.Beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:205, eerste lid, aanhef en sub a, BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
5.2.
In deze zaak dient, alvorens te kunnen beoordelen of het verzoek kan worden toegewezen, te zijn voldaan aan een aantal in artikel 1:205 BW genoemde voorwaarden.
5.3.
In het vierde lid van genoemd artikel is bepaald dat het verzoek door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is en dat, als het kind, gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden kan worden ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van het kind binnen de genoemde termijn is ingediend, nu het kind onweersproken heeft gesteld dat hij eerst in 2019 op de hoogte is geraakt van het feit dat de man mogelijk niet zijn biologische vader is.
5.4.
Vervolgens dient aan de voorwaarde te zijn voldaan dat de erkenning tijdens de minderjarigheid heeft plaatsgevonden, aan welke voorwaarde eveneens is voldaan.
5.5.
Tot slot dient vast te staan dat de man niet de biologische vader is van het kind.
Ten bewijze van laatste voorwaarde heeft het kind een DNA-rapport van het DNA Diagnostic Center (DDC) overgelegd van 31 oktober 2019. Hieruit blijkt dat er een DNAonderzoek is uitgevoerd tussen het kind en de gestelde biologische vader, de heer [B] . De uitslag van het onderzoek is dat de heer [B] niet is uitgesloten als de biologische vader van het kind en dat er een kans is van 99,99996% dat hij de biologische vader is van het kind.
5.6.
Uit het stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de moeder tegenover het kind nog niet al te lang geleden heeft verklaard dat de man niet zijn biologische vader is. Zij heeft daarbij ook verklaard dat zijn vader de heer [B] is. Toen het kind en de heer [B] elkaar eenmaal via Facebook hadden gevonden, hebben zij een rechtsgeldig DNAonderzoek willen laten doen. Zij hebben zich tot DDC gewend. Gelet op de toelichting ter zitting over de wijze waarop het genetisch materiaal bij het kind en de heer [B] is afgenomen door een medewerker van DDC, de wijze waarop hun identiteit is gecontroleerd en dat er foto’s van de afname zijn gemaakt, alsmede de certificering van het DDC, is de rechtbank van oordeel dat het DNA-rapport kan worden aanvaard als rechtsgeldig DNA-onderzoek. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de omstandigheid dat een vals positieve uitslag uitgesloten moet worden geacht.
5.7.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat vaststaat dat de man niet de biologische vader is van het kind. Nu ook aan de overige voorwaarden van artikel 1:205 BW is voldaan, kan het verzoek worden toegewezen.
5.8.
Het rechtsgevolg van de vernietiging van de erkenning is, zoals bepaald in artikel 1:206, eerste lid, BW, dat, nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning wordt geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Dit betekent dat het kind van rechtswege de geslachtsnaam van zijn moeder zal hebben, totdat het kind en de heer [B] , zoals zij wensen, overgaan tot erkenning van het kind door de heer [B] en daarbij kiezen voor de geslachtsnaam van de heer [B] .
5.9.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkend verzoek afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
vernietigt de erkenning door [verweerder] gedaan op 11 oktober 1985 van het kind
- [verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.3.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.