In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Toronto via Frankfurt op 31 juli 2019. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De passagier stelde dat hij met meer dan drie uur vertraging in Toronto is aangekomen, maar heeft nagelaten om voldoende bewijs te leveren van de exacte aankomsttijd en vluchtinformatie. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier niet aan zijn stelplicht had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de passagier onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om zijn claim te onderbouwen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de passagier met een vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming was aangekomen. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten.