Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde] ,
[gedaagde],
- de dagvaarding van 12 augustus 2021, met negen producties;
- een brief van 7 september 2021 van mr. Versteeg, met zeven producties;
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 9 september 2021;
- de pleitnota van de kant van [gedaagde] .
mondeling uitspraak gedaan.
1.Uitgangspunten
2.De gronden van de beslissing2.1. Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als daarbij een spoedeisend belang bestaat.
2.4. Overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van [gedaagde] zwaarder wegen dan die van [eiser] . Voor [gedaagde] , die een relatief kleine achtertuin heeft, is het prettig als zijn twee overgebleven afvalcontainers in de steeg kunnen blijven staan. Dit terwijl - zo heeft de voorzieningenrechter in het bijzijn van partijen ter plaatste geconstateerd - de afstand tussen de schutting van [eiser] en de afvalcontainers zodanig is (ruim twee rijen tegels; dus ongeveer 60 centimeter) dat - zonder nadere toelichting, die ook ter plekke niet is gegeven - niet valt in te zien dat (en in hoeverre) [eiser] last heeft van deze containers. Daarbij is nog in aanmerking genomen dat de containers verrijdbaar zijn en dus zo nodig een stukje opzij kunnen worden gezet.
980,00