ECLI:NL:RBNHO:2021:7970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/15/314363 / HA ZA 21-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in bestuurdersaansprakelijkheidszaak tussen Nederlandse vennootschap en Finse gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een bestuurdersaansprakelijkheidszaak. De eiser, VIVAE IP B.V., een Nederlandse vennootschap, heeft een vordering ingesteld tegen twee Finse gedaagden: een privépersoon en een vennootschap. De kern van de zaak draait om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, zoals bepaald in artikel 7-2 van de herschikte EEX-Vo. Daarnaast is er sprake van verknochtheid van de vorderingen, waardoor de Nederlandse rechter ook bevoegd is ten aanzien van de vorderingen tegen de Finse vennootschap, zoals vermeld in artikel 8 lid 1 van de herschikte EEX-Vo.

De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2021, gevolgd door een tussenvonnis op 21 april 2021. De eiser, VIVAE IP B.V., vordert onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de geleden schade van € 348.925,-. De gedaagden hebben een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de Finse rechter bevoegd is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van VIVAE IP B.V. onrechtmatig handelen betreffen, en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van deze vorderingen kennis te nemen.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagden afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is uitgesproken op 1 september 2021 door mr. A.C. Haverkate.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/314363 / HA ZA 21-143
Vonnis in incident van 1 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIVAE IP B.V.,
gevestigd te Opmeer,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.M.E. van Veen-Oudenaarden te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] , wonende te [woonplaats] , [land] , en

2. [gedaagde 2]
, kantoorhoudende te [plaats] , [land] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaten: mr. K. Harmsen en mr. L. te Linde te Arnhem.
Eisers in het incident zullen hierna afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. Verweerster in het incident zal hierna Vivea Ip genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 januari 2021 met productie 1 – 18,
  • het tussenvonnis van 21 april 2021,
  • de akte overlegging productie van 19 mei 2021 met productie 19 van Vivae Ip,
  • de incidentele conclusie inhoudende een exceptie van onbevoegdheid met producties 1 en 2,
  • de incidentele conclusie van antwoord inzake het onbevoegdheidsincident met productie 20.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is een naar Fins recht opgerichte vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. [gedaagde 2] is gevestigd in Finland. [gedaagde 1] is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 2] .
2.2.
Op 2 juli 2019 is Vivae Ip opgericht. Vivae Ip houdt zich bezig met de ontwikkeling van een technologie die ziet op een ring die onder andere bloeddruk kan meten.
2.3.
Vanaf het moment van oprichting van Vivae Ip tot 27 mei 2020 is [gedaagde 1] statutair en uitvoerend bestuurder geweest van Vivae Ip. In die periode was de heer [xxx] (hierna: [xxx] ) één van de aandeelhouders van Vivae Ip. Vanaf 27 mei 2020 is de heer [xxx] enig bestuurder van Vivae Ip.
2.4.
Bij de oprichting van Vivae Ip was [gedaagde 2] mede-aandeelhouder en hield zij ruim een kwart van de aandelen.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
Vivae Ip vordert dat de rechtbank, in een vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat [gedaagde 2] [1] persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens Vivea Ip, en aansprakelijk is voor de door Vivea Ip geleden schade ad € 348.925,-;
2. zal verklaren voor recht dat de rechtshandelingen strekkende tot betalingen van het bedrag van € 348.925,- nietig zijn, althans de rechtshandelingen strekkende tot betaling van het bedrag van € 348.925,- zal vernietigen;
3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Vivea Ip van € 348.925,-, te vermeerderen met de rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de rente te rekenen vanaf bedoelde termijn en nakosten.
3.2.
Vivae Ip legt aan haar vorderingen – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde 1] , tijdens de periode dat hij bestuurder was van Vivae Ip, opdrachten heeft gegeven om in totaal € 348.925,- over laten maken naar [gedaagde 2] , zonder dat daaraan facturen, overeenkomsten of opdrachten ten grondslag lagen. [gedaagde 1] heeft aldus onrechtmatig gehandeld jegens Vivae Ip. Op grond van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [gedaagde 1] aansprakelijk en gehouden tot vergoeding van de door Vivae Ip geleden schade. Vivae Ip baseert haar vordering tegen [gedaagde 2] op onverschuldigde betaling dan wel bedrog.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
[gedaagden] vordert dat de rechtbank zich bij vonnis onbevoegd zal verklaren van het geschil kennis te nemen, met veroordeling van Vivae Ip in de kosten van het incident, te vermeerderen met de rente.
4.2.
[gedaagden] legt aan deze vordering – kort samengevat – ten grondslag dat artikel 22 van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikte EEX-Vo) van toepassing is. De Finse rechter is op grond van dit artikel bevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. Gedurende de periode dat [gedaagde 1] bestuurder van Vivae Ip was, was de algemene vergadering bevoegd om [gedaagde 1] bindende instructies te geven en om bepaalde besluiten van [gedaagde 1] als bestuurder aan voorafgaande goedkeuring te onderwerpen. [gedaagde 1] had indirect (via [gedaagde 2] ) slechts een minderheidsbelang als aandeelhouder. Daarom kon hij de wil van (de algemene vergadering van) Vivae Ip niet bepalen. Die werd bepaald door twee andere aandeelhouders. Ook ontving [gedaagde 1] een beloning voor zijn werkzaamheden omdat hij profiteerde van door Vivae Ip gegenereerde resultaten en de (ontwikkel-) afspraken met betrekking tot de ring.
4.3.
[gedaagden] stelt dat uit het voorgaande volgt dat de Nederlandse rechter ook niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen [gedaagde 2] . Op grond van artikel 4 herschikte EEX-Vo worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Nu [gedaagde 2] is gevestigd in Finland is overeenkomstig deze hoofdregel voor vorderingen tegen haar de Finse rechter bevoegd. Vanwege het feit dat Vivae Ip haar vordering heeft gegrond op onverschuldigde betaling geldt op grond van de herschikte EEX-Vo volgens [gedaagden] geen alternatieve bevoegdheidsregel.
4.4.
Vivae Ip voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de rente. Vivae Ip stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat [gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Vivae Ip op geen enkele manier ondergeschikt was aan de algemene vergadering. De algemene vergadering heeft weliswaar de wettelijke bevoegdheid om het bestuur instructies te geven, maar het bestuur dient altijd zelfstandig te beoordelen of die in het belang van de vennootschap zijn. Er is dan ook geen sprake van een gezagsverhouding tussen het bestuur en de algemene vergadering in de zin dat de algemene vergadering bepaalt wat de bestuurder doet. Daarnaast heeft [gedaagde 2] ook als minderheidsaandeelhouder van Vivae Ip zelfstandige bevoegdheden.
4.5.
Vivae Ip is van mening dat [gedaagden] onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen samenhang is tussen de vorderingen jegens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Vivae Ip handhaaft het in de dagvaarding ingenomen standpunt dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen tegen [gedaagden] kennis te nemen.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De herschikte EEX-Vo is van toepassing omdat alle partijen gevestigd zijn dan wel woonplaats hebben in een lidstaat waar de herschikte EEX-Vo geldt. Uit artikel 7 lid 2 herschikte EEX-Vo volgt dat (in afwijking van de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdregel) ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad, een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat kan worden opgeroepen, en wel voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
5.2.
De gedragingen die Vivae Ip [gedaagde 1] verwijt zien erop dat [gedaagde 1] opdracht heeft gegeven tot het doen van betalingen aan [gedaagde 2] terwijl daar geen facturen, overeenkomsten of opdrachten aan ten grondslag lagen. Het verweten handelen houdt naar het oordeel van de rechtbank geen verband met de contractuele rechtsverhouding tussen Vivae Ip en [gedaagde 1] als bestuurder. Het gestelde handelen dient te worden beschouwd als onrechtmatig en valt daarmee onder artikel 7 sub 2 herschikte EEX-Vo.
5.3.
Nu de grondslag van de vordering van Vivae Ip tegen [gedaagde 1] onrechtmatig handelen betreft is het aan de rechtbank, aan de hand van de feitelijke omstandigheden van de zaak te bepalen in welk land het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Blijkens de dagvaarding heeft [gedaagde 1] , terwijl hij in Finland verbleef, [xxx] gevraagd om de betaalopdrachten via Internetbankieren uit te voeren. Een deel van deze betalingen werd gedaan vanaf de Nederlandse bankrekening van Vivae Ip. Een ander deel van de betalingen heeft GMC (een Duitse onderneming waarmee [gedaagde 2] in 2017 een samenwerkingsrelatie was aangegaan) gedaan “on behalf of Vivae Ip”. Aangezien Vivae Ip is gevestigd in Opmeer, Nederland, en bij haar de schadelijke gevolgen van het handelen van [gedaagde 1] zijn ingetreden, is de rechtbank van oordeel dat het schade brengende feit zich met name daar heeft voorgedaan, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
5.4.
De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen [gedaagden] naar voren heeft gebracht over de toepasselijkheid van artikel 22 herschikte EEX-Vo omdat de “gezagsverhouding” tussen een bestuurder en de algemene vergadering van een vennootschap niet te vergelijken is met de gezagsverhouding tussen een werknemer en een werkgever in het kader van een arbeidsovereenkomst. Ook de omstandigheid dat [gedaagde 1] volgens eigen stellingen geen loon of salaris, maar een managementvergoeding ontving duidt eerder op de af- dan op de aanwezigheid van een reguliere arbeidsovereenkomst. Bewijsstukken met betrekking tot het bestaan van een dergelijke overeenkomst heeft [gedaagde 1] overigens niet overgelegd.
5.5.
Wat betreft de vorderingen van Vivae Ip tegen [gedaagde 2] geldt dat deze dusdanig zijn verknocht met de vorderingen jegens [gedaagde 1] dat de Nederlandse rechter als gevolg daarvan en op grond van artikel 8 lid 1 herschikte EEX-Vo ook bevoegd is om van deze vorderingen kennis te nemen.
5.6.
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de incidentele vordering van [gedaagden] zal worden afgewezen. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld.

6.De verdere procedure in de hoofdzaak

6.1.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst de incidentele vordering af,
7.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van Vivae Ip B.V. tot op heden begroot op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling,
7.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
7.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 oktober 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021. [2]

Voetnoten

1.Naar de rechtbank begrijpt bedoelt Vivae Ip hier [gedaagde 1] .
2.type: IK